ECLI:NL:RBUTR:2010:BO4419
Rechtbank Utrecht
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter in faillissementszaak UPEX B.V.
In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 18 november 2010 uitspraak gedaan over een wrakingsverzoek van verzoeker, die middellijk bestuurder was van de failliete besloten vennootschap UPEX B.V. Verzoeker diende op 29 oktober 2010 een wrakingsverzoek in tegen mr. [A], de rechter die hem eerder had gehoord in het kader van zijn inbewaringstelling. Verzoeker stelde dat mr. [A] de schijn van partijdigheid had gewekt door een kort gesprek te voeren met de curator, wat volgens hem de onafhankelijkheid van de rechter in gevaar bracht. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden rondom het wrakingsverzoek beoordeeld aan de hand van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende feiten waren die duidden op persoonlijke vooringenomenheid van mr. [A]. De rechtbank oordeelde dat de afspraken die op 10 september 2010 waren gemaakt tussen verzoeker en de curator niet de schending van het rechtsbeginsel van hoor en wederhoor met zich meebrachten. De rechtbank wees het wrakingsverzoek af, omdat er geen objectieve gronden waren voor de vrees dat mr. [A] niet onpartijdig zou zijn. De beslissing werd openbaar uitgesproken en de griffier werd opgedragen om de beslissing aan de betrokken partijen toe te zenden.