ECLI:NL:RBUTR:2010:BO2784

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
21 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/511638-10
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijke geweldpleging en schoolverzuim door minderjarige

Op 21 september 2010 heeft de Rechtbank Utrecht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, die samen met een medeverdachte openlijk geweld heeft gepleegd tegen een aangever op 8 februari 2010 in Benschop. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en de medeverdachte kort voor en na het feit in de nabijheid van de plaats delict zijn gezien. De aangever heeft verklaard dat hij door de verdachte en de medeverdachte is geslagen, wat heeft geleid tot letsel aan zijn gezicht. Getuigen hebben de verdachte herkend en bevestigd dat hij en zijn medeverdachte betrokken waren bij het geweld. De rechtbank oordeelt dat wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging. Daarnaast is de verdachte ook schuldig bevonden aan schoolverzuim, omdat hij in de periode van 29 oktober 2009 tot en met 7 januari 2010 niet aan zijn leerplicht heeft voldaan. De rechtbank heeft rekening gehouden met het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming, dat geen zorgen over de leefgebieden van de verdachte aangaf en geen kans op recidive constateerde. De rechtbank heeft een werkstraf van 60 uren opgelegd, met de mogelijkheid van vervangende jeugddetentie indien de werkstraf niet naar behoren wordt verricht. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de voorzitter tevens kinderrechter was. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van andere ten laste gelegde feiten.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummers: 16/511638-10 en 16/511651-10 (gev. ttz. van 2 juni 2010) [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 21 september 2010
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1993] te [geboorteplaats],
wonende aan de [adres], [woonplaats].
Raadsman: mr. M.H.H. Meulemeesters, advocaat te Utrecht.
1. Onderzoek van de zaak
Ter terechtzitting van 2 juni 2010 zijn overeenkomstig artikel 285 van het Wetboek van Strafvordering de zaken onder voormelde parketnummers door de kinderrechter gevoegd. Overeenkomstig artikel 495 van het Wetboek van Strafvordering heeft de kinderrechter de zaken op de terechtzitting van 2 juni 2010 naar deze kamer verwezen.
De zaken zijn inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 7 september 2010, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2. De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
ten aanzien van het parketnummer 16/511638-10:
op 8 februari 2010 samen met een ander openlijk geweld heeft gepleegd tegen [aangever 1];
ten aanzien van het parketnummer 16/511651-10:
zich in de periode van 29 oktober 2009 tot en met 7 januari 2010 meermalen aan schoolverzuim heeft schuldig gemaakt.
3. De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaken, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. De beoordeling van het bewijs
4.1. Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich samen met een ander schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde openlijke geweldpleging, met dien verstande dat niet bewezen kan worden verklaard dat verdachte en/of de medeverdachte [aangever 1] heeft/hebben gestompt. Ten aanzien van dat gedeelte heeft de officier van justitie vrijspraak gevorderd.
Tevens acht de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich in de ten laste gelegde periode meermalen aan schoolverzuim heeft schuldig gemaakt.
4.2. Het standpunt van de verdediging
Met betrekking tot de ten laste gelegde openlijke geweldpleging heeft de verdediging vrijspraak bepleit. Verdachte ontkent immers zijn betrokkenheid bij het ten laste gelegde feit en de verschillen in de getuigenverklaringen leiden tot te veel onduidelijkheid en twijfel.
De verdediging heeft aangevoerd dat de rechtbank ten aanzien van het ten laste gelegde schoolverzuim tot een bewezenverklaring kan komen.
4.3. Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van het parketnummer 16/511638-10:
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte zich samen met een ander schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging en acht de navolgende feiten en omstandigheden daartoe redengevend.
Aangever [aangever 1] ([aangever 1]) heeft verklaard dat hij op 8 februari 2010 rond 21.15 uur de kantine van de sporthal in Benschop verliet. Hij pakte zijn fiets en zag dat [verdachte] en [medeverdachte] naar hem toe liepen. [verdachte] vroeg aan [aangever 1] of hij even mee wilde lopen. [aangever 1] gaf hieraan gevolg. Na ongeveer twintig meter stopten [verdachte] en [medeverdachte] met lopen. Gelijk hierop hief [verdachte] zijn rechterarm op en sloeg hij meermalen met gebalde vuist aan de linkerzijde van het gezicht van [aangever 1]. Ook [medeverdachte] stompte [aangever 1] meerdere keren tegen het gezicht. [aangever 1] heeft voorts ter zitting verklaard dat hij de beide verdachten heeft herkend als [verdachte] en [medeverdachte], de jongens die hem gestompt hebben. Uit de aangifte blijkt dat het feit werd gepleegd op de [adres] te Benschop, gemeente Lopik.
Uit de medische informatie volgt dat [aangever 1] door het geweld een bloeding in het oogwit van het linkeroog, een zwelling aan de linkerzijde van het gezicht, de wang en de bovenlip en kleine bloeduitstortingen op de linkerwang en de neus heeft opgelopen. Ook werden door de huisarts tekenen van kneuzingen waargenomen.
Getuige [getuige 1] ([getuige 1]/[getuige 1]) heeft verklaard dat hij op 8 februari 2010 rond 21.10 uur samen met [getuige 2] de sporthal verliet om bij zijn tante zijn scooter op te halen. Op de heenweg naar zijn tante zag hij op de [adres] te Benschop twee jongens staan. Eén van hen herkende hij als [verdachte]. Nadat hij zijn scooter had opgehaald, is [getuige 1] direct met [getuige 2] terug gegaan richting de sporthal. Op de [adres] zag hij weer [verdachte] en dezelfde jongen lopen. Zij liepen in de richting van de [adres]. Op de [adres] zag hij [aangever 1] staan, een beetje wankel op zijn benen. Hij zag dat zijn oog helemaal rood was, dat zijn gezicht dik was en dat zijn oog een beetje hing. Ook zag hij een sneetje bij zijn neus.
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat hij op 8 februari 2010 rond 21.10 uur samen met [getuige 1] is weggegaan uit de kantine van de sporthal om bij de tante van [getuige 1] de scooter van [getuige 1] op te halen. Onderweg zag [getuige 2] [verdachte] en een andere jongen staan langs de [adres]. Nadat zij de scooter hadden opgehaald, zijn [getuige 2] en [getuige 1] samen teruggereden richting de sporthal. Op de [adres] zag [getuige 2] dat de fiets van [aangever 1] aan de rechterkant van de straat lag. Ongeveer vijftien meter verderop zag hij [verdachte] en [medeverdachte] lopen in de richting van de [adres]. Hij weet dat [medeverdachte] de oudere broer is van [verdachte]. Hij is ze gepasseerd en zag toen [aangever 1] staan net na de kruising [adres] met de Oranje Nassaustraat. Hij zag dat [aangever 1] er dizzy uitzag en dat zijn linkeroog rood was en hing. Hij zag aan de andere kant langs [aangever 1] neus een sneetje van ongeveer 2 centimeter en een scheur in zijn onderlip.
Uit voornoemde getuigenverklaringen blijkt dat verdachte en de medeverdachte kort voor én kort na het tijdstip van het ten laste gelegde feit in de nabijheid van de plaats delict zijn gezien. Bovendien heeft geen van de ter zitting op verzoek van de verdediging gehoorde getuigen, te weten [naam], [naam], [naam] en [naam], een zo nauwgezette verklaring gegeven, ook niet in onderling verband bezien, dat uitgesloten is dat [verdachte] en [medeverdachte] op het tijdstip van de openlijke geweldpleging op de [adres] te Benschop kunnen zijn geweest. Gelet hierop en voorts in aanmerking genomen dat de verklaring van verdachte dat hij die avond kort voor het tijdstip van de openlijke geweldpleging niet in de sporthal is geweest, wordt weersproken door de verklaringen van [aangever 1], [getuige 3], [getuige 1] en [getuige 4], acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het hem ten laste gelegde feit.
Ten aanzien van het parketnummer 16/511651-10:
De rechtbank acht het ten laste gelegde schoolverzuim wettig en overtuigend bewezen gelet op de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 7 september 2010 en het proces-verbaal van de leerplichtambtenaar .
4.4. De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
ten aanzien van het parketnummer 16/511638-10:
op 8 februari 2010 te Benschop, gemeente Lopik met een ander op de openbare weg, de [adres], openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen
[aangever 1], welk geweld bestond uit het meermalen stompen tegen het gezicht van die [aangever 1].
ten aanzien van het parketnummer 16/511651-10:
in de periode van 29 oktober 2009 tot en met 7 januari 2010 in het arrondissement Utrecht meermalen, terwijl hij, verdachte, de leeftijd van 12 jaren had bereikt, niet heeft voldaan aan de verplichting om overeenkomstig de bepalingen van de Leerplichtwet 1969 te zorgen dat hij, terwijl hij als leerling van een school, te weten "het Schoonhovens college" was ingeschreven, die school na inschrijving geregeld bezocht.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5. De strafbaarheid
5.1. De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op:
ten aanzien van het parketnummer 16/511638-10:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
ten aanzien van het parketnummer 16/511651-10:
als leerplichtige jongere die de leeftijd van 12 jaren heeft bereikt de verplichting tot geregeld volgen van het onderwijs niet nakomen.
5.2. De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6. De strafoplegging
6.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een werkstraf voor de duur van 60 uren subsidiair 30 dagen hechtenis met aftrek van de dag die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
6.2. Het standpunt van de verdediging
Primair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat verdachte vrijgesproken dient te worden van de ten laste gelegde openlijke geweldpleging en dat ten aanzien van het bewezenverklaarde schoolverzuim artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht toepassing dient te vinden.
Subsidiair heeft de verdediging verzocht om aan verdachte een geheel voorwaardelijke werkstraf op te leggen.
Meer subsidiair heeft de verdediging bepleit de gevorderde werkstraf fors te matigen.
6.3. Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft zich zonder enig kenbare aanleiding samen met een ander schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging tegen [aangever 1]. Het door hen gebruikte geweld bestond uit het meermalen stompen tegen het gezicht van die [aangever 1] die als gevolg hiervan letsel heeft opgelopen. De rechtbank acht dergelijk agressief handelen ontoelaatbaar. Het is een feit van algemene bekendheid dat een slachtoffer van dergelijk geweld nog geruime tijd (psychische) gevolgen daarvan kan ondervinden. Daarnaast brengt een dergelijk geweldsdelict gevoelens van onveiligheid teweeg in de samenleving.
Verder is bewezen verklaard dat verdachte zich aan schoolverzuim schuldig heeft gemaakt.
De rechtbank heeft kennis genomen van een de verdachte betreffend rapport van de Raad voor de Kinderbescherming, gedateerd 27 april 2010. Uit het rapport volgt dat er op de leefgebieden van verdachte geen zorgen zijn geconstateerd en dat er geen kans is op recidive. Oplegging van een leerstraf of hulpverlening is volgens de Raad daarom niet geïndiceerd. De Raad adviseert een werkstraf op te leggen.
Bij het bepalen van de hoogte van de straf heeft de rechtbank in het voordeel van verdachte rekening gehouden met de omstandigheid dat hij niet eerder is veroordeeld wegens het plegen van strafbare feiten.
De ernst van de gepleegde feiten rechtvaardigt in beginsel alleen een onvoorwaardelijke werkstraf. Aangezien verdachte geen verantwoording heeft willen afleggen voor het door hem gepleegde openlijk geweld ziet de rechtbank geen reden om de door de officier van justitie gevorderde werkstraf (deels) voorwaardelijk op te leggen dan wel te matigen, zoals door de raadsman is verzocht. De rechtbank heeft bij het bepalen van de hoogte van de werkstraf mede gelet op de straf die aan de medeverdachte wordt opgelegd.
Alles afwegende komt de rechtbank dan ook tot het oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf voldoende recht doet aan de ernst van de feiten en de persoon van de verdachte.
7. De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 77a, 77g, 77h, 77m, 77n, 77gg en 141 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 26 van de Leerplichtwet 1969 zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
8. De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
ten aanzien van het parketnummer 16/511638-10:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
ten aanzien van het parketnummer 16/511651-10:
als leerplichtige jongere die de leeftijd van 12 jaren heeft bereikt de verplichting tot geregeld volgen van het onderwijs niet nakomen;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een werkstraf van 60 uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast van 30 dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de uitvoering van de werkstraf naar rato van twee uur per dag.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.E. Verschoor-Bergsma, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. J.P. Killian en mr. S. Wijna, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. van der Landen, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 21 september 2010.
Mr. J.P. Killian en mr. S. Wijna zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mee te ondertekenen.