parketnummer: 16-600281-10 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 12 oktober 2010
[verdachte],
geboren op [1968] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
Raadsman: mr. A.C.J. Nettenbreijers, advocaat te [woonplaats].
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 28 september 2010, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1: in vereniging een hypotheekverstrekker heeft opgelicht;
Feit 2: in vereniging valsheid in geschrift heeft gepleegd;
Feit 3: in vereniging de geldbedragen van € 246.442,50 en/of € 232.437,67 heeft witgewassen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de onder 1 en 3 ten laste gelegde feiten en vordert vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman is het met de officier van justitie eens dat de feiten 1 en 3 wettig en overtuigend bewezen kunnen worden en dat verdachte van feit 2 dient te worden vrijgesproken.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
4.3.1 Vrijspraak
De rechtbank zal verdachte van het onder 2 ten laste gelegde feit vrijspreken aangezien zij niet wettig en overtuigend bewezen acht dat verdachte betrokken is geweest bij het valselijk opmaken van de volgende geschriften:
- een werkgeversverklaring ten aanzien van [bedrijfsleider] met een dienstverband als bedrijfsleider sinds 1 januari 2007 bij [bedrijf 1] met een bruto jaarsalaris van € 79.080,-;
- een loonafrekening van [bedrijf 1] voor januari 2007 betreffende het salaris van [bedrijfsleider];
- een arbeidsovereenkomst tussen [bedrijf 1] en [bedrijfsleider].
Door de rechtbank worden de volgende bewijsmiddelen gebruikt waarbij ieder bewijsmiddel, ook in onderdelen, telkens slechts wordt gebezigd voor het bewijs van het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Feit 1: oplichting
Feit 3: witwassen
Zaaksdossier 9: [adres] te [woonplaats]
Nationale Nederlanden Nederland B.V. (hierna te noemen: Nationale Nederlanden) heeft op 30 maart 2007 een hypothecaire geldlening aan [verdachte] en [medeverdachte] verstrekt ten aanzien van het pand aan de [adres] te [woonplaats]. De hypotheek bedroeg € 880.000,- inclusief een bouwdepot van € 300.000,- . In het hypotheekdossier dat door Nationale Nederlanden ter beschikking is gesteld aan de politie bevinden zich de volgende documenten:
- een werkgeversverklaring ten aanzien van [verdachte] met een dienstverband als bedrijfsleider sinds 15 november 2006 bij Zalencentrum Lombok met een bruto jaarsalaris € 87.000,- van en € 6.960,- vakantietoeslag ;
- een loonstrook van Zalencentrum Lombok van de maand februari 2007 betreffende een inkomen van [verdachte] van € 7.250,- bruto per maand ;
- een werkgeversverklaring ten aanzien van [medeverdachte] met een dienstverband als recruiter sinds 8 januari 2007 bij I-People Consultancy met een bruto jaarsalaris van
- € 71.400 en € 5.712,- vakantietoeslag ;
- een loonstrook van I-People Consultancy van de maand februari 2007 betreffende een inkomen van [medeverdachte] van € 5.950,- bruto per maand ;
- een factuur van [naam] met de factuurdatum 20 april 2007, betreffende aan- en verbouwingswerkzaamheden [adres] te [woonplaats] met een totaal factuurbedrag van € 108.499,44 ;
- een factuur van [naam] met de factuurdatum 1 mei 2007, betreffende aan- en verbouwingswerkzaamheden [adres] te [woonplaats] met een totaal factuurbedrag van € 61.880,-
- een factuur van [naam] met de factuurdatum 21 mei 2007, betreffende aan- en verbouwingswerkzaamheden [adres] te [woonplaats] met een totaal factuurbedrag van € 53.550,- ;
- een factuur van [naam] met de factuurdatum 27 augustus 2007, betreffende aan- en verbouwingswerkzaamheden [adres] te [woonplaats] met een totaal factuurbedrag van € 79.693,11 .
Op 20 april 2007 is een ondertekende aanvraag gedaan bij Nationale Nederlanden tot betaling van een bedrag van € 108.506,24 uit het bouwdepot, over te maken op rekeningnummer [rekeningnummer] ten name van [verdachte] te [woonplaats] . In een brief van Nationale Nederlanden aan [verdachte] en [medeverdachte] van 25 april 2007 staat vermeld dat het bedrag van € 108.506,24 uit het depot telefonisch naar rekening [rekeningnummer] zal worden overgemaakt . Op 26 april 2007 is voormeld geldbedrag op girorekening [rekeningnummer] ten name van [verdachte] en [verdachte] bijgeschreven .
Op 7 mei 2007 is een ondertekende aanvraag gedaan bij Nationale Nederlanden tot betaling van een bedrag van € 61.880,- uit het bouwdepot, over te maken op rekeningnummer [rekeningnummer] ten name van [verdachte] te [woonplaats] . In een brief van Nationale Nederlanden aan [verdachte] en [medeverdachte] van 9 mei 2007 staat vermeld dat het bedrag van € 61.887,50 uit het depot telefonisch naar rekening [rekeningnummer] zal worden overgemaakt . Op 10 mei 2007 is voormeld geldbedrag op girorekening [rekeningnummer] ten name van [verdachte] en [verdachte] bijgeschreven .
Op 21 mei 2007 is een ondertekende aanvraag gedaan bij Nationale Nederlanden tot betaling van een bedrag van € 53.550,- uit het bouwdepot, over te maken op rekeningnummer [rekeningnummer] ten name van [naam] . In een brief van Nationale Nederlanden aan [verdachte] en [medeverdachte] van 24 mei 2007 staat vermeld dat het bedrag van € 53.557,50 uit het depot telefonisch naar rekening [rekeningnummer] zal worden overgemaakt . Op 25 mei 2007 is voormeld geldbedrag op rekening [rekeningnummer] ten name van [naam] bijgeschreven .
Op 31 augustus 2007 is een ondertekende aanvraag gedaan tot betaling van een bedrag van € 76.048,76 uit het bouwdepot, over te maken op rekeningnummer [rekeningnummer] ten name van [verdachte] te [woonplaats] . In een brief van Nationale Nederlanden aan [verdachte] en [medeverdachte] van 3 september 2007 staat vermeld dat het bedrag van € 76.048,76 uit het depot telefonisch naar rekening [rekeningnummer] zal worden overgemaakt .
Gelet op het voorgaande is aldus een totaalbedrag van € 246.442,50 (€ 108.506,24 +
€ 61.887,50 + € 76.048,76) ontvangen op de privé rekening met nummer 6631637 ten name van [verdachte] en [medeverdachte]. Voorts werd op 2 april 2007 een bedrag van
€ 232.437,67 ontvangen op rekeningnummer [rekeningnummer] afkomstig van rekeningnummer [rekeningnummer] ten name van Notariskantoor V.D. onder vermelding van “uw akte d.d. 30 maart 2007” . Dit bedrag resteerde van het hypotheekbedrag na aflossing van de eerder afgesloten hypotheek, storting van het bouwdepot en betaling van alle kosten.
De woning van [X] aan de [adres] te [woonplaats] is op 27 mei 2009 doorzocht . Hierbij is een e-mailbericht aangetroffen waarin [X] [Y] verzoekt om een bouw- en aannemingsovereenkomst op te stellen voor de familie [verdachte], [adres] te [woonplaats] . Tevens is een e-mailbericht aangetroffen van [X] (de rechtbank begrijpt: [X] [X]) aan [Z] (de rechtbank begrijpt: [Z]) met het verzoek om een werkgeversverklaring en salarisstroken op te maken voor [medeverdachte] bij I-People en [verdachte] bij Zalencentrum Lombok .
[Z] heeft ten aanzien van het pand aan de [adres] te [woonplaats] verklaard dat hij de werkgeversverklaring van I-People en de salarisstroken heeft opgemaakt. [Z] deed gewoon wat hem per e-mail werd opgedragen. [X] vroeg hem altijd om stukken te regelen .
[Y] heeft verklaard dat zijn bedrijf genaamd [naam] alleen maar op papier bestond, dat hij geen werknemers had en dat door [naam] nimmer werkzaamheden zijn verricht . [Y] heeft met betrekking tot de [adres] te [woonplaats] verklaard dat [X] hem de opdracht gaf om vier bouwnota’s voor de familie [verdachte] op te maken. [Y] heeft een e-mailbericht tussen hem en [X] herkend en heeft hierover verklaard dat [X] hem hierin de opdracht geeft tot het opmaken van de facturen. In dit e-mailbericht staat eveneens de tekst die [Y] op de factuur moest verwerken . [Y] moest van [X] vier valse facturen opmaken zodat de familie [verdachte] een bouwdepot konden leeghalen .
Volgens [medeverdachte] is ten aanzien van de [adres] te [woonplaats] een hypotheek van € 880.000,- is afgesloten. Van dit geld hebben zij en [verdachte] een pand aan de [adres] gekocht, enkele verbouwingen gedaan en een machine gekocht . De werkgeversverklaringen zijn door [X] geregeld. Het privé rekeningnummer van [medeverdachte] is 6631637. Ze is nimmer werkzaam geweest bij I-People en heeft nooit salaris ontvangen van dit bedrijf . Het gehele bouwdepot ten bedrage van € 300.000,- werd op grond van valselijk opgemaakte verbouwingsrekeningen ontvangen. [medeverdachte] heeft deze rekeningen van [X] gekregen. Ze heeft deze vervolgens naar de hypotheekverstrekker gestuurd om geld uit het bouwdepot te verkrijgen, aldus [medeverdachte] .
[verdachte] heeft bij de politie verklaard dat [X] op 30 maart 2007 de hypotheek bij Nationale Nederlanden heeft geregeld . Hij heeft nooit salaris ontvangen van Zalencentrum Lombok . [verdachte] heeft de keuken verbouwd, een schuur gebouwd en een zwembad aangelegd. De zwager van [verdachte] heeft de schuur gebouwd. [verdachte] heeft een keuken via internet gekocht voor een bedrag van € 10.000,-. Daarnaast heeft hij zelf het zwembad geplaatst, hetgeen € 30.000,- à € 40.000,- heeft gekost. Al deze geldbedragen waren afkomstig uit het bouwdepot. Ze hebben ook een woning aan de [adres] te [woonplaats] van het geld uit het bouwdepot gekocht. Zijn echtgenote heeft geregeld dat zij het geld ontvingen van de bank met facturen voor het bouwdepot .
[verdachte] heeft ter terechtzitting verklaard dat hij nooit bij Zalencentrum Lombok heeft gewerkt. [verdachte] en [medeverdachte] hebben op grond van valse bouwnota’s geldbedragen uit het bouwdepot ontvangen, aldus [verdachte] ter zitting.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
op tijdstippen in de periode van 1 maart 2007 tot en met 8 februari 2010 te [woonplaats], gemeente[woonplaats], en/of te [woonplaats], tezamen en in vereniging met anderen telkens met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen telkens door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels, Nationale Nederlanden heeft bewogen tot het aangaan van een schuld te weten een hypothecaire lening inclusief bouwdepot met [medeverdachte] en [verdachte], betreffende het pand aan de [adres] te [woonplaats], en het afgeven van een goed, te weten het betalen van geldbedragen uit het bouwdepot, middels de oplichtingsmiddelen als hieronder nader omschreven,
hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) toen aldaar met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk listiglijk en/of in strijd met de waarheid aan Nationale Nederlanden valse documenten overgelegd, te weten:
- een werkgeversverklaring ten aanzien van [verdachte] met een dienstverband als bedrijfsleider sinds 15 november 2006 bij Zalencentrum Lombok met een bruto jaarsalaris van 87.000,00 euro en 6.960,00 euro vakantietoeslag en
- een loonstrook van Zalencentrum Lombok van de maand februari 2007 betreffende een inkomen van [verdachte] van 7.250,00 euro bruto per maand en
- een werkgeversverklaring ten aanzien van [medeverdachte] met een dienstverband als recruiter sinds 8 januari 2007 bij I-people met een bruto jaarsalaris van 71.400,00 euro en 5.712,00 euro vakantietoeslag en
- een loonstrook van I-people Consultancy van de maand februari 2007 betreffende een inkomen van [medeverdachte] van 5.950,00 euro bruto per maand en
- vier facturen van [naam], factuurdatum 20 april 2007 en 1 mei 2007 en 21 mei 2007 en 27 augustus 2007, betreffende diverse verbouwingswerkzaamheden aan [adres] te [woonplaats],
waardoor Nationale Nederlanden werd bewogen tot het aangaan van bovenomschreven hypothecaire leningen en het afgeven van geldbedragen;
3.
op tijdstippen in de periode van 30 maart 2007 tot en met 8 februari 2010, te [woonplaats], gemeente[woonplaats] en/of te [woonplaats], tezamen en in vereniging met een ander, voorwerpen, te weten de navolgende geldbedragen: 246.442,50 en 232.437,67 euro voorhanden heeft gehad terwijl hij en/of zijn mededader wisten dat bovenomschreven voorwerpen - onmiddelijk of middelijk- afkomstig waren uit enig misdrijf.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5.1 De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
Feit 1: Medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd;
Feit 3: Medeplegen van witwassen, meermalen gepleegd.
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een werkstraf van 70 uren subsidiair 35 dagen hechtenis.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ter terechtzitting betoogd dat de op te leggen straf in ieder geval niet hoger dan 70 uren werkstraf dient te zijn.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Wat betreft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft een hypotheekverstrekker opgelicht door op grond van valse stukken een hypothecaire lening aan te gaan en gelden te onttrekken uit het hierbij behorende bouwdepot. Namens verdachte en zijn echtgenote zijn hiertoe valse werkgeversverklaringen, valse loonstroken en valse bouwdeclaraties bij de hypotheekverstrekker ingediend. Door aldus te handelen heeft verdachte misbruik gemaakt van het vertrouwen dat de hypotheekverstrekker in dergelijke stukken mag stellen.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het witwassen van een totaalbedrag van € 478.880,17. Het witwassen van gelden heeft een ontwrichtende werking op het economische verkeer.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op de inhoud van een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 14 juli 2010, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder strafrechtelijk is veroordeeld wegens soortgelijke feiten.
Nu de rechtbank verdachte van het onder 2 ten laste gelegde feit zal vrijspreken is de rechtbank van oordeel dat met oplegging van een werkstraf van 60 uren subsidiair 30 dagen hechtenis kan worden volstaan.
7 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 22c, 22d, 47, 57, 326 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het onder 2 ten laste gelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Feit 1: Medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd;
Feit 3: Medeplegen van witwassen, meermalen gepleegd.
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een werkstraf van 60 uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 30 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P. den Otter, voorzitter, mr. G. Perrick en mr. S. Wijna, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.M.T. Bouwman-Everhardus, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 12 oktober 2010.