ECLI:NL:RBUTR:2010:BO0463

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
12 oktober 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16-711767-09 [P
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplichting en valsheid in geschrift bij hypothecaire lening

In deze strafzaak heeft de rechtbank Utrecht op 12 oktober 2010 uitspraak gedaan in een zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van oplichting en valsheid in geschrift. De verdachte heeft samen met haar echtgenoot een hypotheekverstrekker opgelicht door valse documenten in te dienen voor een hypothecaire lening. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte valse werkgeversverklaringen en loonstroken heeft opgemaakt, terwijl de betrokken personen nooit bij de genoemde bedrijven hebben gewerkt. De verdachte heeft op deze manier een hypothecaire lening van € 880.000,- verkregen, inclusief een bouwdepot van € 300.000,-. De rechtbank heeft de zaak inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 28 september 2010, waar de officier van justitie en de verdediging hun standpunten hebben gepresenteerd.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De verdachte is vrijgesproken van enkele specifieke onderdelen van de tenlastelegging, waaronder het valselijk opmaken van een loonafrekening en een arbeidsovereenkomst. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan valsheid in geschrift en oplichting door het indienen van valse documenten bij de hypotheekverstrekker, wat heeft geleid tot het verkrijgen van aanzienlijke geldbedragen uit het bouwdepot.

De rechtbank heeft de ernst van de feiten in overweging genomen en heeft besloten om de verdachte een werkstraf van 70 uren op te leggen, subsidiair 35 dagen hechtenis. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met het feit dat de verdachte niet eerder strafrechtelijk is veroordeeld voor soortgelijke feiten. De uitspraak benadrukt het belang van integriteit in financiële transacties en de gevolgen van het misbruik maken van vertrouwen in dergelijke situaties.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16-711767-09 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 12 oktober 2010
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1969] te [woonplaats],
wonende te [woonplaats], [adres].
Raadsman: mr. A.C.J. Nettenbreijers, advocaat te [woonplaats].
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 28 september 2010, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1: in vereniging valsheid in geschrift heeft gepleegd;
Feit 2: in vereniging een hypotheekverstrekker heeft opgelicht;
Feit 3: in vereniging de geldbedragen van € 246.442,50 en/of € 232.437,67 heeft witgewassen.
3 De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de onder 1 tot en met 3 ten laste gelegde feiten.
Volgens de officier van justitie dient verdachte ten aanzien van feit 1 partieel te worden vrijgesproken van het valselijk opmaken van:
- een loonafrekening van [bedrijf 1] voor januari 2007 betreffende het salaris van [X] en
- een arbeidsovereenkomst tussen [bedrijf 1] en [X].
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gesteld dat de feiten 1, 2 en 3 wettig en overtuigend bewezen kunnen worden met dien verstande dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de door de officier van justitie gevorderde partiële vrijspraken.
De raadsman heeft ter terechtzitting meegedeeld dat de verdediging ermee akkoord gaat indien de onder 1 ten laste gelegde periode van 30 februari tot en met 3 september 2007 wordt gelezen als de periode van 1 maart 2007 tot en met 3 september 2007.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
4.3.1 Partiële vrijspraken
Feit 1: valsheid in geschrift
Zaaksdossier 12: [adres] te [woonplaats]
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte betrokken is geweest bij het valselijk opmaken van een loonafrekening van [bedrijf 1] voor januari 2007 betreffende het salaris van [X] en een arbeidsovereenkomst tussen [bedrijf 1] en [X], zodat de rechtbank verdachte hiervan zal vrijspreken.
4.3.2 De bewijsmiddelen
Door de rechtbank worden de volgende bewijsmiddelen gebruikt waarbij ieder bewijsmiddel, ook in onderdelen, telkens slechts wordt gebezigd voor het bewijs van het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Feit 2: oplichting
Feit 3: witwassen
Zaaksdossier 9: [adres] te [woonplaats]
Nationale Nederlanden heeft op 30 maart 2007 een hypothecaire geldlening aan [bedrijfsleider] en [verdachte] verstrekt ten aanzien van het pand aan de [adres] te [woonplaats]. De hypotheek bedroeg € 880.000,- inclusief een bouwdepot van € 300.000,- . In het hypotheekdossier dat door Nationale Nederlanden ter beschikking is gesteld aan de politie bevinden zich de volgende documenten.
-een werkgeversverklaring ten aanzien van [bedrijfsleider] met een dienstverband als bedrijfsleider sinds 15 november 2006 bij Zalencentrum Lombok met een bruto jaarsalaris € 87.000,- van en € 6.960,- vakantietoeslag ;
-een loonstrook van Zalencentrum Lombok van de maand februari 2007 betreffende een inkomen van [bedrijfsleider] van € 7.250,- bruto per maand ;
-een werkgeversverklaring ten aanzien van [verdachte] met een dienstverband als recruiter sinds 8 januari 2007 bij I-People Consultancy met een bruto jaarsalaris van € 71.400 en € 5.712,- vakantietoeslag ;
-een loonstrook van I-People Consultancy van de maand februari 2007 betreffende een inkomen van [verdachte] van € 5.950,- bruto per maand ;
-een factuur van [naam] met de factuurdatum 20 april 2007, betreffende aan- en verbouwingswerkzaamheden [adres] te [woonplaats] met een totaal factuurbedrag van € 108.499,44 ;
-een factuur van [naam] met de factuurdatum 1 mei 2007, betreffende aan- en verbouwingswerkzaamheden [adres] te [woonplaats] met een totaal factuurbedrag van € 61.880,-
-een factuur van [naam] met de factuurdatum 21 mei 2007, betreffende aan- en verbouwingswerkzaamheden [adres] te [woonplaats] met een totaal factuurbedrag van € 53.550,- ;
-een factuur van [naam] met de factuurdatum 27 augustus 2007, betreffende aan- en verbouwingswerkzaamheden [adres] te [woonplaats] met een totaal factuurbedrag van € 79.693,11 .
Op 20 april 2007 is een ondertekende aanvraag gedaan bij Nationale Nederlanden tot betaling van een bedrag van € 108.506,24 uit het bouwdepot, over te maken op rekeningnummer [rekeningnummer] ten name van [bedrijf 1] te [woonplaats] . In een brief van Nationale Nederlanden aan [bedrijfsleider] en [verdachte] van 25 april 2007 staat vermeld dat het bedrag van € 108.506,24 uit het depot telefonisch naar rekening [rekeningnummer] zal worden overgemaakt . Op 26 april 2007 is voormeld geldbedrag op girorekening [rekeningnummer] ten name van [verdachte] en [bedrijfsleider] bijgeschreven .
Op 7 mei 2007 is een ondertekende aanvraag gedaan bij Nationale Nederlanden tot betaling van een bedrag van € 61.880,- uit het bouwdepot, over te maken op rekeningnummer [rekeningnummer] ten name van [bedrijf 1] te [woonplaats] . In een brief van Nationale Nederlanden aan [bedrijfsleider] en [verdachte] van 9 mei 2007 staat vermeld dat het bedrag van
€ 61.887,50 uit het depot telefonisch naar rekening [rekeningnummer] zal worden overgemaakt . Op 10 mei 2007 is voormeld geldbedrag op girorekening [rekeningnummer] ten name van [verdachte] en [bedrijfsleider] bijgeschreven .
Op 21 mei 2007 is een ondertekende aanvraag gedaan bij Nationale Nederlanden tot betaling van een bedrag van € 53.550,- uit het bouwdepot, over te maken op rekeningnummer [rekeningnummer] ten name van [naam] . In een brief van Nationale Nederlanden aan [bedrijfsleider] en [verdachte] van 24 mei 2007 staat vermeld dat het bedrag van € 53.557,50 uit het depot telefonisch naar rekening [rekeningnummer] zal worden overgemaakt . Op 25 mei 2007 is voormeld geldbedrag op rekening [rekeningnummer] ten name van [naam] bijgeschreven .
Op 31 augustus 2007 is een ondertekende aanvraag gedaan bij Nationale Nederlanden tot betaling van een bedrag van € 76.048,76 uit het bouwdepot, over te maken op rekeningnummer [rekeningnummer] ten name van [verdachte] te [woonplaats] . In een brief van Nationale Nederlanden aan [bedrijfsleider] en [verdachte] van 3 september 2007 staat vermeld dat het bedrag van € 76.048,76 uit het depot telefonisch naar rekening [rekeningnummer] zal worden overgemaakt .
Gelet op het voorgaande is aldus een totaalbedrag van € 246.442,50 (€ 108.506,24 +
€ 61.887,50 + € 76.048,76) ontvangen op de privé rekening met nummer [rekeningnummer] ten name van [bedrijfsleider] en [verdachte]. Voorts werd op 2 april 2007 een bedrag van
€ 232.437,67 ontvangen op rekeningnummer [rekeningnummer] afkomstig van rekeningnummer [rekeningnummer] ten name van Notariskantoor V.D. onder vermelding van “uw akte d.d. 30 maart 2007” . Dit bedrag resteerde van het hypotheekbedrag na aflossing van de eerder afgesloten hypotheek, storting van het bouwdepot en betaling van alle kosten.
De woning van [A] aan de [adres] te [woonplaats] is op 27 mei 2009 doorzocht . Hierbij is een e-mailbericht aangetroffen waarin [A] [B] verzoekt om een bouw- en aannemingsovereenkomst op te stellen voor de familie [bedrijf 1], [adres] te [woonplaats] . Tevens is een e-mailbericht aangetroffen van [A] (de rechtbank begrijpt: [A] [A]) aan [Z] (de rechtbank begrijpt: [Z]) met het verzoek om een werkgeversverklaring en salarisstroken op te maken voor [verdachte] bij I-People en [bedrijfsleider] bij Zalencentrum Lombok .
[Z] heeft ten aanzien van het pand aan de [adres] te [woonplaats] verklaard dat hij de werkgeversverklaring van I-People en de salarisstroken heeft opgemaakt. [Z] deed gewoon wat hem per e-mail werd opgedragen. [A] vroeg hem altijd om stukken te regelen .
[B] heeft verklaard dat zijn bedrijf genaamd [naam] alleen maar op papier bestond, dat hij geen werknemers had en dat door [naam] nimmer werkzaamheden zijn verricht . [B] heeft met betrekking tot de [adres] te [woonplaats] verklaard dat [A] hem de opdracht gaf om vier bouwnota’s voor de familie [bedrijf 1] op te maken. [B] heeft een e-mailbericht tussen hem en [A] herkend en heeft hierover verklaard dat [A] hem hierin de opdracht geeft tot het opmaken van de facturen. In dit e-mailbericht staat eveneens de tekst die [B] op de factuur moest verwerken . [B] moest van [A] vier valse facturen opmaken zodat de familie [bedrijf 1] een bouwdepot konden leeghalen .
[bedrijfsleider] heeft bij de politie verklaard dat [A] op 30 maart 2007 de hypotheek bij Nationale Nederlanden heeft geregeld . Hij heeft nooit salaris ontvangen van Zalencentrum Lombok . [bedrijf 1] heeft de keuken verbouwd, een schuur gebouwd en een zwembad aangelegd. De zwager van [bedrijf 1] heeft de schuur gebouwd. [bedrijf 1] heeft een keuken via internet gekocht voor een bedrag van € 10.000,-. Daarnaast heeft hij zelf het zwembad geplaatst, hetgeen € 30.000,- à € 40.000,- heeft gekost. Al deze geldbedragen waren afkomstig uit het bouwdepot. Ze hebben ook een woning aan de [adres] te [woonplaats] van het geld uit het bouwdepot gekocht. Zijn echtgenote heeft geregeld dat zij het geld ontvingen van de bank met facturen voor het bouwdepot .
Volgens [verdachte] is ten aanzien van de [adres] te [woonplaats] een hypotheek van € 880.000,- is afgesloten. Van dit geld hebben zij en [bedrijfsleider] een pand aan de [adres] gekocht, enkele verbouwingen gedaan en een machine gekocht . De werkgeversverklaringen zijn door [A] geregeld. Het privé rekeningnummer van [verdachte] is [rekeningnummer] . Het gehele bouwdepot ten bedrage van € 300.000,- werd op grond van valselijk opgemaakte verbouwingsrekeningen ontvangen. [verdachte] heeft deze rekeningen van [A] gekregen. Ze heeft deze vervolgens naar de hypotheekverstrekker gestuurd om geld uit het bouwdepot te verkrijgen, aldus [verdachte] .
[verdachte] heeft ter terechtzitting verklaard dat zij nimmer bij I-People heeft gewerkt en dat zij geen salaris van dit bedrijf heeft ontvangen. Haar echtgenoot [bedrijfsleider] heeft nooit bij Zalencentrum Lombok gewerkt en ook geen loon van dit bedrijf gekregen. Volgens [verdachte] was sprake van fictieve dienstverbanden bij voormelde werkgevers die zijn gebruikt bij de aanvraag voor een hypothecaire lening voor het pand [adres] te [woonplaats]. [verdachte] was hier ten tijde van het afsluiten van de hypotheek van op de hoogte.
Feit 1: valsheid in geschrift
Zaaksdossier 12: [adres] te [woonplaats]
In het dossier bevindt zich een werkgeversverklaring ten aanzien van [X] met een dienstverband als bedrijfsleider bij [bedrijf 1] met een bruto jaarsalaris van € 79.080,- ;
Nationale Nederlanden Nederland B.V. (hierna te noemen: Nationale Nederlanden) heeft op 26 april 2007 een hypothecaire lening verstrekt aan [X] voor een bedrag van
€ 475.000,- inclusief een bouwdepot van € 48.000,-, betreffende het pand aan de [adres] te [woonplaats] .
[X] weet niet welke werkgeversverklaringen zijn gebruikt voor het afsluiten van zijn hypotheek op 26 april 2007. Hij heeft de werkgeversverklaringen nooit gezien. [X] heeft nooit bij [bedrijf 1] gewerkt en heeft nimmer salaris ontvangen van dit bedrijf. Het bankrekeningnummer van [X] is 4885.99725 . Op de bankafschriften ten name van [X] met rekeningnummer [rekeningnummer] staan geen bijschrijvingen vermeld die afkomstig zijn van [bedrijf 1] .
Volgens [bedrijfsleider] en [verdachte] heeft [X] nooit voor [bedrijf 1] gewerkt en heeft [X] ook nooit salaris van deze B.V. ontvangen .
[verdachte] heeft ter terechtzitting verklaard dat zij de werkgeversverklaring ten aanzien van [X] met een dienstverband als bedrijfsleider sinds 1 januari 2007 bij [bedrijf 1] met een bruto jaarsalaris van € 79.080,- heeft ingevuld en ondertekend. Zij moest van [A] de gegevens op deze werkgeversverklaring overschrijven terwijl ze wist dat [X] niet bij [bedrijf 1] werkte. [verdachte] heeft ook de bedrijfsstempel van [bedrijf 1] op deze werkgeversverklaring geplaatst.
bewijsoverweging
[verdachte] heeft ter terechtzitting bekend dat zij op 30 maart 2007 een werkgeversverklaring ten behoeve van [X] bij [bedrijf 1] heeft opgemaakt, terwijl [X] niet bij dit bedrijf heeft gewerkt.
Uit de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen ten aanzien van de feiten 2 en 3 blijkt dat Nationale Nederlanden op 30 maart 2007 een hypothecaire geldlening heeft verstrekt aan [verdachte] en [bedrijfsleider]. De rechtbank leidt uit een brief van Nationale Nederlanden aan [bedrijfsleider] en [verdachte] af dat de aanvraag van deze hypotheek in ieder geval voor 7 maart 2007 heeft plaatsgevonden . [verdachte] wist ten tijde van de aanvraag van deze hypotheek dat ten behoeve van deze aanvraag gebruik werd gemaakt van de fictieve dienstverbanden van [verdachte] bij I-People en [bedrijfsleider] bij Zalencentrum Lombok. Verdachte heeft aldus gebruik gemaakt van valse werkgeversverklaringen ten behoeve van haar eigen hypotheekaanvraag alvorens zij de valse werkgeversverklaring ten name van [X] heeft opgemaakt.
Gelet op voornoemde omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat verdachte door het valselijk opmaken van voormelde werkgeversverklaring de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat deze werkgeversverklaring zou worden gebruikt om een hypothecaire geldlening te verkrijgen.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
op tijdstippen in de periode van 1 maart 2007 tot en met 3 september 2007 te [woonplaats], gemeente[woonplaats] en/of te [woonplaats] tezamen en in vereniging met een ander het hierna genoemde geschrift, zijnde een geschrift bestemd om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt, immers hebben verdachte en haar mededader valselijk opgemaakt en ondertekend,
- een werkgeversverklaring ten aanzien van [X] met een dienstverband als bedrijfsleider sinds 1 januari 2007 bij [bedrijf 1] met een bruto jaarsalaris van 79.080,00 euro, terwijl geen sprake was van een dergelijk dienstverband,
zulks met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst door anderen te doen gebruiken;
2.
op tijdstippen in de periode van 1 maart 2007 tot en met 31 maart 2007 te [woonplaats], gemeente [woonplaats], en/of te [woonplaats], tezamen en in vereniging met anderen, telkens met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen telkens door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels, Nationale Nederlanden heeft bewogen tot het aangaan van een schuld te weten een hypothecaire lening inclusief bouwdepot met [verdachte] en [bedrijfsleider], betreffende het pand aan de [adres] te [woonplaats], en het afgeven van een goed, te weten het betalen van geldbedragen uit het bouwdepot, hebbende verdachte en / of haar mededader(s) toen aldaar met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk listiglijk en / of in strijd met de waarheid aan Nationale Nederlanden valse documenten overgelegd, te weten:
- een werkgeversverklaring ten aanzien van [bedrijfsleider] met een dienstverband als bedrijfsleider sinds 15 november 2006 bij Zalencentrum Lombok met een bruto jaarsalaris van 87.000,00 euro en 6.960,00 euro vakantietoeslag en/of
- een loonstrook van Zalencentrum Lombok van de maand februari 2007 betreffende een inkomen van [bedrijfsleider] van 7.250,00 euro bruto per maand en
- een werkgeversverklaring ten aanzien van [verdachte] met een dienstverband als recruiter sinds 8 januari 2007 bij I-people met een bruto jaarsalaris van 71.400,00 euro en 5.712,00 euro vakantietoeslag en
- een loonstrook van I-people Consultancy van de maand februari 2007 betreffende een inkomen van [verdachte] van 5.950,00 euro bruto per maand en
- vier facturen van [naam], factuurdatum 20 april 2007 en 1 mei 2007 en 21 mei 2007 en 27 augustus 2007, betreffende diverse verbouwingswerkzaamheden aan [adres] te [woonplaats],
waardoor Nationale Nederlanden werd bewogen tot het aangaan van bovenomschreven hypothecaire lening en het afgeven van geldbedragen;
3.
op tijdstippen in de periode van 30 maart 2007 tot en met 8 februari 2010, te [woonplaats], gemeente [woonplaats] en/of te [woonplaats], tezamen en in vereniging met een ander, voorwerpen, te weten navolgende geldbedragen: 246.442,50 en 232.437,67 euro, voorhanden heeft gehad terwijl zij en/of haar mededader wisten dat bovenomschreven voorwerpen - onmiddelijk of middelijk- afkomstig waren uit enig misdrijf.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
Feit 1: Medeplegen van valsheid in geschrift;
Feit 2: Medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd;
Feit 3: Medeplegen van witwassen, meermalen gepleegd.
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die haar strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een werkstraf van 70 uren subsidiair 35 dagen hechtenis.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ter terechtzitting betoogd dat de op te leggen straf in ieder geval niet hoger dan 70 uren werkstraf dient te zijn.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Wat betreft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft een hypotheekverstrekker opgelicht door op grond van valse stukken een hypothecaire lening aan te gaan en gelden te onttrekken uit het hierbij behorende bouwdepot. Namens verdachte en haar echtgenoot zijn hiertoe valse werkgeversverklaringen, valse loonstroken en valse bouwdeclaraties bij de hypotheekverstrekker ingediend. Verdachte heeft daarnaast valsheid in geschrift gepleegd door valselijk een werkgeversverklaring op te maken terwijl zij wist dat dit schriftelijke stuk zou worden gebruikt om een hypothecaire geldlening aan te vragen.
Door aldus te handelen heeft verdachte misbruik gemaakt van het vertrouwen dat de hypotheekverstrekker in dergelijke stukken mag stellen.
Ten slotte heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het witwassen van een totaalbedrag van € 478.880,17. Het witwassen van gelden heeft een ontwrichtende werking op het economische verkeer.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op de inhoud van een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 14 juli 2010, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder strafrechtelijk is veroordeeld wegens soortgelijke feiten.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat met oplegging van een werkstraf van 70 uren subsidiair 35 dagen hechtenis kan worden volstaan.
7 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 22c, 22d, 47, 57, 225, 326 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
8 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van de onder 1 ten laste gelegde zinsneden:
o “een loonafrekening van [bedrijf 1] voor januari 2007 betreffende het salaris van [X], terwijl geen werkzaamheden waren verricht en geen sprake was van een dergelijk salaris”;
o een arbeidsovereenkomst tussen [bedrijf 1] en [X], terwijl geen arbeid conform die overeenkomst werd verricht;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Feit 1: Medeplegen van valsheid in geschrift;
Feit 2: Medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd;
Feit 3: Medeplegen van witwassen, meermalen gepleegd.
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een werkstraf van 70 uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 35 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P. den Otter, voorzitter, mr. G. Perrick en mr. S. Wijna, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.M.T. Bouwman-Everhardus, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 12 oktober 2010.