ECLI:NL:RBUTR:2010:BN8441

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
6 oktober 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
283306 / HA ZA 10-569
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in vrijwaring met strijdigheid tegen goede procesorde en nodeloos veroorzaakte kosten

In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 6 oktober 2010 uitspraak gedaan in een vrijwaringsprocedure. De eiser in vrijwaring, [eiser], heeft zijn oorspronkelijke vordering ter comparitie geheel verlaten en een nieuwe vordering ingesteld. Deze wijziging van eis leidde tot de vraag of er nog sprake was van een rechtsverhouding die de gedaagde in vrijwaring, [gedaagde], verplichtte tot betaling. De rechtbank oordeelde dat de nieuwe vordering niet kenbaar was uit de dagvaarding, waardoor [gedaagde] niet had kunnen anticiperen op deze wijziging. Dit leidde tot de conclusie dat de wijziging van eis in strijd was met de goede procesorde. De rechtbank verklaarde [eiser] niet-ontvankelijk in zijn vordering en veroordeelde hem in de proceskosten, die nodeloos waren veroorzaakt door de wijziging van eis. De kosten aan de zijde van [gedaagde] werden begroot op EUR 714,00. De zaak had betrekking op een geldleningsovereenkomst en een huurkoopovereenkomst met betrekking tot een Saab, waarbij de eiser in de hoofdzaak door Volkswagen Bank GmbH was gedagvaard voor betaling van een restant van de geleende geldsom. De rechtbank concludeerde dat de voorwaarde waaronder de reconventionele vordering van [gedaagde] was ingesteld, niet was vervuld, waardoor deze vordering niet aan de orde kwam.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK UTRECHT
Sector kanton
zaaknummer / rolnummer: 283306 / HA ZA 10-569
Vonnis in vrijwaring van 6 oktober 2010
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser in conventie,
verweerder in voorwaardelijke reconventie,
advocaat: mr. A.A. Bart te Veenendaal,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde in conventie,
eiser in voorwaardelijke reconventie,
advocaat: mr. E. Osinga te Arnhem.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 12 mei 2010;
- het proces-verbaal van comparitie van 25 augustus 2010.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [eiser] heeft een geldleningsovereenkomst gesloten met Volkswagen Bank GmbH teneinde een Saab te kopen.
2.2. [eiser] en [gedaagde] hebben op 11 december 2008 een huurkoopovereenkomst gesloten met betrekking tot de onder 2.1 genoemde Saab. [gedaagde] heeft op grond van deze huurkoopovereenkomst de Saab in gebruik genomen. De tekst van de huurkoopovereenkomst tussen [eiser] en [gedaagde] luidt – voor zover van belang – als volgt:
“(…)
CONTRACT miv 6 dec 2008-tot einde aflossing.
(…)
Per maand :
300,00 euro Volkswagenbank rek nr (…)
100,00 wegenbelasting rek nr (…)
80,00 verzekering rek nr (…)
afbetaling volkswagenbank
per 1 dec 2008 totaal 10.000 euro
bij totale afbetaling staat de auto op naam van Dhr [gedaagde].
(…)”
2.3. Volkswagen Bank GmbH, gevestigd te Amersfoort, heeft [eiser] gedagvaard voor deze rechtbank. Deze procedure is bekend onder rolnummer 275058, zaaknummer 09-2303 (hierna: de hoofdzaak). Volkswagen Bank GmbH vordert in de hoofdzaak van [eiser] betaling van het restant van de geleende geldsom.
2.4. [eiser] heeft in de hoofdzaak een incidentele vordering tot vrijwaring ingesteld. Bij vonnis in het incident van 30 december 2009 heeft de rechtbank de vordering toegewezen en heeft toegestaan dat [eiser] [gedaagde] in vrijwaring zou dagvaarden, hetgeen [eiser] in de onderhavige procedure heeft gedaan.
3. Het geschil
in conventie
3.1. Aanvankelijk heeft [eiser] in conventie gevorderd - samengevat - dat [gedaagde] wordt veroordeeld om aan [eiser] te betalen al hetgeen waartoe [eiser] in de hoofdzaak mocht worden veroordeeld, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van het geding in vrijwaring.
[eiser] heeft ter gelegenheid van de comparitie op 25 augustus 2010 verklaard dat hij zijn oorspronkelijke eis in het geding in vrijwaring niet langer handhaaft en dat hij zijn eis wijzigt in die zin dat thans veroordeling van [gedaagde] wordt gevorderd tot betaling van tweemaal verzekeringspremie en tweemaal wegenbelasting voor een bedrag van totaal € 360,00, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van het geding.
De wijziging van eis is opgenomen in het proces-verbaal van de comparitie.
3.2. [gedaagde] heeft ter comparitie bezwaar gemaakt tegen de eiswijziging. [gedaagde] voert bij zijn bezwaar aan dat de gewijzigde eis een volledig andere is dan de eis als verwoord in de dagvaarding in vrijwaring. Volgens hem komt een dergelijke eiswijziging in strijd met de goede procesorde.
3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in voorwaardelijke reconventie
3.4. [gedaagde] vordert samengevat – een verklaring voor recht dat de overeenkomst tussen partijen wordt ontbonden dan wel vernietigd per de datum van het vonnis, met veroordeling van [eiser] in de kosten van het geding.
3.5. [eiser] voert hiertegen geen verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
in conventie
4.1. Als gevolg van de wijziging van eis ligt de vordering als verwoord in het petitum van de dagvaarding thans niet meer ter beoordeling voor.
4.2. Thans ligt ter beoordeling nog wel voor de vraag of er in de vrijwaringzaak plaats is voor een andere vordering dan de vordering tot vrijwaring. De kantonrechter overweegt het volgende.
4.3. De vrijwaringzaak verloopt na dagvaarding overeenkomstig de gewone regels omtrent het verloop van het geding. De eiser tot vrijwaring is, op grond van het bepaalde in artikel 130 lid 1 Rv, in beginsel bevoegd zijn eis te vermeerderen zolang geen eindvonnis is gewezen. De rechter kan, indien die vermeerdering bestaat uit een andere vordering (naast de eis tot vrijwaring), deze vermeerdering slechts tegenhouden indien zij in strijd is met de eisen van een goede procesorde. Tevens kan de gedaagde partij in de vrijwaringzaak zich onder omstandigheden verzetten tegen een eis die meer omvat dan een eis tot vrijwaring, namelijk indien de eiser misbruik maakt van zijn processuele bevoegdheid, of de eis anderszins in strijd met de eisen van een goede procesorde komt.
4.4. In onderhavige zaak is echter geen sprake van een eisvermeerdering naast de eis tot vrijwaring, maar heeft [eiser] de vordering tot vrijwaring, waarvoor hem door de rechtbank was toegestaan [gedaagde] te dagvaarden, verlaten en is sprake van een geheel nieuwe vordering die niets meer van doen heeft met het karakter van een vrijwaringsprocedure. Aan de vordering tot betaling van € 360,00 ligt immers geen rechtsverhouding ten grondslag op grond waarvan [gedaagde] als waarborg gehouden zou zijn tot betaling aan [eiser] als gewaarborgde. Daar komt nog bij dat de nieuwe vordering niet uit de dagvaarding kenbaar was voor [eiser], zodat hij hierop niet heeft kunnen anticiperen. De aldus voorgestane wijziging komt in strijd met de goede procesorde zodat [eiser] hierin niet kan worden ontvangen.
4.5. Nu [eiser] zijn oorspronkelijke vordering niet handhaaft en de gewijzigde eis buiten beschouwing wordt gelaten, zal [eiser] op de voet van artikel 237 Rv in de proceskosten worden veroordeeld omdat hij deze kosten nodeloos heeft veroorzaakt. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op:
- vast recht EUR 314,00
- salaris advocaat 400,00 (2,0 punten × tarief EUR 200,00)
Totaal EUR 714,00
in voorwaardelijke reconventie
4.6. Zoals door [gedaagde] ter comparitie nader is gespecificeerd is de voorwaardelijke reconventionele vordering ingesteld onder de voorwaarde dat [gedaagde] in conventie zou worden veroordeeld. Nu uit hetgeen in conventie is overwogen volgt dat geen toewijzing van de vordering van [eiser] plaats zal vinden, is de voorwaarde waaronder de reconventionele vordering van [gedaagde] is ingesteld, niet in vervulling gegaan. De vordering in reconventie wordt dan ook geacht niet te zijn ingesteld zodat de kantonrechter niet toekomt aan een beoordeling daarvan.
5. De beslissing
De kantonrechter
in conventie
5.1. verklaart [eiser] niet ontvankelijk in zijn vordering,
5.2. veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op EUR 714,00,
in reconventie
5.3. verstaat dat de vordering in reconventie niet is ingesteld.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.A.C. de Vaan en in het openbaar uitgesproken op 6 oktober 2010.