ECLI:NL:RBUTR:2010:BN7789

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
30 juli 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16-130678-99
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de terbeschikkingstelling van een verdachte met een diagnose pedofilie

In de zaak met parketnummer 16/130678-99 heeft de rechtbank Utrecht op 30 juli 2010 uitspraak gedaan over de verlenging van de terbeschikkingstelling van de verdachte, die in 2000 ter beschikking was gesteld na het plegen van ontucht met een minderjarige. De officier van justitie had gevorderd om de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege met één jaar te verlengen. Tijdens de zitting op 16 juli 2010 zijn de officier van justitie en de getuige-deskundige R.E.J. Ziel gehoord. De rechtbank oordeelde dat de veiligheid van anderen eist dat de terbeschikkingstelling wordt verlengd, gezien de emotionele labielheid en sociale incompetentie van de verdachte, die ook een verleden van middelenmisbruik heeft. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een risico bestaat wanneer de verdachte weer een relatie aangaat met een vrouw die kinderen heeft. De getuige-deskundige heeft de resocialisatie van de verdachte toegelicht en aangegeven dat er mogelijkheden zijn voor plaatsing in Zwolle, maar dat de verdachte zelf vasthoudt aan deze locatie. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verdachte op dit moment niet zelfstandig kan functioneren en dat beëindiging van de terbeschikkingstelling zou leiden tot een verhoogd recidiverisico. De rechtbank heeft daarom besloten de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege met één jaar te verlengen.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Parketnummer: 16/130678-99
Beslissing verlenging terbeschikkingstelling
In de zaak van de officier van justitie onder het hierboven genoemde parketnummer tegen
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats], op [1954],
verblijvende te FPC Veldzicht, locatie De Loena te Balkbrug
heeft de officier van justitie de verlenging van de terbeschikkingstelling gevorderd. Op deze vordering heeft de rechtbank de volgende beslissing gegeven.
1 De procedure.
De procedure blijkt onder meer uit het volgende:
- een afschrift van het vonnis van deze rechtbank van 18 mei 2000, waarbij [verdachte] onder meer ter beschikking is gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege voor het plegen van ontucht met een aan zijn zorg toevertrouwde minderjarige, welke terbeschikkingstelling is ingegaan op 15 juli 2000;
- de beslissing van deze rechtbank van 27 juli 2009, waarbij de termijn van terbeschikkingstelling laatstelijk is verlengd voor de duur van één jaar;
- de vordering van de officier van justitie d.d. 10 juni 2010, die strekt tot verlenging van de terbeschikkingstelling van [verdachte] met één jaar;
- de wettelijke aantekeningen omtrent de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van [verdachte] over de periode van 27 mei 2009 tot en met 15 december 2009;
- het adviesrapport van FPC Veldzicht, opgemaakt door P.J.C. Bakx, waarnemend 1ste geneeskundige en J.B. Blekkink, hoofd van de inrichting/algemeen directeur, d.d. 07 mei 2010, strekkende tot verlenging van de terbeschikkingstelling met dwangverpleging voor de duur van één jaar.
Tijdens het onderzoek ter terechtzitting d.d. 16 juli 2010 is de officier van justitie gehoord.
Tevens is de terbeschikkinggestelde gehoord, bijgestaan door zijn raadsman mr. A.P. van
Stralen, advocaat te Utrecht.
Voorts is de getuige-deskundige R.E.J. Ziel, psycholoog, verbonden aan FPC Veldzicht, gehoord.
2 Het standpunt van de inrichting
Het standpunt van de inrichting blijkt uit het onder 1 genoemde rapport d.d. 07 mei 2010. Het standpunt van de inrichting is, zakelijk weergegeven, als volgt:
De diagnose
Betrokkene komt naar voren als emotioneel labiel en sociaal incompetent. Betrokkene staat wantrouwend en kritisch in het leven. De pedofilie doet een ‘harde’ diagnose vermoeden, maar betrokkene is niet exclusief pedofiel.
Er is sprake van een risico wanneer betrokkene weer een relatie krijgt met een vrouw die kinderen heeft. Het middelengebruik heeft in het verleden grote vormen aangenomen. Verder wordt betrokkene beschouwd als een getraumatiseerd man. Er is geen sprake van een uitgekristalliseerde persoonlijkheidsstoornis, zichtbaar zijn enkele antisociale en dwangmatige trekken.
De behandeldoelen en het effect van de behandeling
Ondanks dat patiënt altijd zijn best doet is hij niet altijd even gemakkelijk in de omgang en heeft hij de neiging zich te onttrekken aan zijn begeleiders. Sinds hij op de HAT-eenheid woont is hij opgebloeid en opener in contact. Zijn gezondheid en conditie blijven echter zorgelijk. Delictgevaar doet zich momenteel niet voor, waardoor een vervolgstap realiseerbaar blijft. Het delictscenario is tot in detail in kaart gebracht en goed te bewaken. Verdere resocialisatie van betrokkene valt of staat met toekomstige structuur, controle en begeleiding. Uitermate grondig onderzoek naar de aard van de toekomstige structuur is geïndiceerd. Betrokkene wil vanwege zijn werk graag in Zwolle wonen. Hoewel de RIBW eerder had aangegeven pedofielen te weigeren heeft inmiddels een intake met betrokkene plaatsgevonden. De RIBW staat ervoor open om betrokkene te begeleiden in samenspraak met het transmurale team. Het delictscenario van betrokkene staat het wonen via de RIBW in Zwolle in samenspraak met het transmurale team van de dependance in Zwolle toe: het delictgevaar is gerelateerd aan relaties die betrokkene aangaat met een vrouw met kinderen en hier kan voldoende op gecontroleerd worden. De kliniek streeft naar het beëindigen van de terbeschikkingstelling, maar dit is nog niet het moment om tot een dergelijke stap over te gaan.
Het recidiverisico
De meest recente risicotaxatie dateert van 14 december 2009. Zowel de HCR-20 als de SVR-20 is afgenomen.
HCR-20
De kern van de problematiek bij betrokkene is aan bod gekomen in de behandeling, maar toch zijn er geen grote vorderingen bereikt. Het daadwerkelijke behandelingsresultaat blijft beperkt, wat vermoedelijk is toe te schrijven aan het onvermogen van betrokkene. Betrokkene blijft een getraumatiseerde man met beperkte coping- en sociale vaardigheden, een beperkt zelfinzicht, neiging tot zelfoverschatting en een sterke mate van ervaren stress. Daarbij is het sociale netwerk klein te noemen. Structuur, begeleiding en controle zullen voor betrokkene belangrijke facetten blijven. De kans op seksueel gewelddadig gedrag zonder deze facetten kan dan ook als groot worden beschouwd. De risicofactoren zijn met name toe te schrijven aan de eigen beperkingen van betrokkene.
Wat betreft het transmurale verlof blijkt dat betrokkene, nu hij sinds een half jaar op de Loena verblijft, een duidelijke opleving heeft doorgemaakt. De kans op een seksueel delict tijdens transmuraal verlof wordt op de korte en langere termijn als gering ingeschat. Voorwaarde is wel dat betrokkene stabiel functioneert en dat er vanuit de behandeling rekening wordt gehouden met zijn beperkte draagkracht. Voor transmuraal verlof in Zwolle, waarbij betrokkene begeleiding krijgt, wordt de kans op seksueel gewelddadig gedrag eveneens als gering ingeschat. Een voorwaarde is hierbij dat betrokkene in contact blijft met zijn behandelaars en dat hij in de toekomst langdurig wordt begeleid en gecontroleerd op diverse gebieden.
SVR
Verwacht wordt dat de kans op seksueel gewelddadig gedrag in de toekomst in de maatschappij op de korte termijn gering zal zijn en op de langere termijn matig, op voorwaarde dat betrokkene zijn behandeling verder afrondt en in de maatschappij langdurige begeleiding en toezicht krijgt. Als hiervan geen sprake is of kan zijn dan wordt de kans op recidive groter ingeschat. Het feit dat betrokkene tijdens de behandeling voor zijn seksuele delicten is teruggevallen in soortgelijk delictgedrag maakt dat de kans op toekomstig seksueel gewelddadig gedrag wellicht hoger ingeschat moet worden.
De kans op seksueel gewelddadig gedrag voor de situatie van transmuraal verlof in de Loena of in Zwolle wordt als gering beoordeeld. Betrokkene wordt dan begeleid en hij heeft geen relatie met een vrouw met kinderen.
3 Het standpunt van de getuige-deskundige
De getuige-deskundige Ziel heeft het rapport en het advies van de inrichting ter zitting toegelicht.
De getuige-deskundige heeft ter zitting aangegeven dat er wordt gewerkt aan de resocialisatie van betrokkene. Er was een geschikte plek voor betrokkene in Groningen gevonden, maar betrokkene wilde in Zwolle blijven in verband met zijn werk op de sociale werkplaats bij Weso in Zwolle. Een RIBW-plaatsing in Zwolle was lastig gelet op de diagnose pedofilie. Dit is destijds ook aan betrokkene medegedeeld. Er heeft bij wijze van uitzondering toch een intake bij de RIBW in Zwolle plaatsgevonden, waarin een beperkte aanpassing van de diagnose wellicht ook een bijdrage heeft gehad. Naar aanleiding van die intake is een positief advies voor plaatsing afgegeven. Het management beslist echter over de daadwerkelijke plaatsing. Op die beslissing wordt nu gewacht. Wanneer deze beslissing verwacht kan worden, is de getuige-deskundige niet bekend. Wel wordt met enige regelmaat gepolst, maar de kliniek verkeert niet in de positie om druk op het nemen van die beslissing uit te oefenen.
Door een incident op de sociale werkplaats, waarbij bleek dat betrokkene contact had met een jonge en kwetsbare vrouw (net wel of net niet minderjarig), is betrokkene door Weso geschorst. Betrokkene mag bij Weso terugkomen, maar dan wel op een andere werkplek. Naar die plek wordt nu gezocht. Het incident moest wel bij de RIBW worden gemeld. Hierdoor lijkt de deur die op een kier was gezet door de RIBW in Zwolle weer dicht te klappen. Toch moet een definitieve beslissing nog door het management van de RIBW worden genomen.
De getuige-deskundige heeft aangegeven dat er alternatieven zijn voor de plaatsing bij de RIBW in Zwolle. Zo kan alsnog gekeken worden naar plaatsing in Groningen als de beslissing van het management van de RIBW in Zwolle te lang op zich laat wachten, als de RIBW- plaatsing in Zwolle niet doorgaat of als betrokkene aangeeft daar geplaatst te willen worden. De kliniek ziet ook andere plaatsingsmogelijkheden en is bereid die te onderzoeken. Als verdachte aangeeft wel naar een andere plaats dan Zwolle te willen is de kliniek bereid om daarmee aan de slag te gaan. De getuige-deskundige heeft aangegeven dat betrokkene zelf echter alleen naar Zwolle wil.
Naast het feit dat de uitplaatsing dus nog niet is gerealiseerd, heeft de getuige-deskundige aangegeven dat betrokkene geen huisvesting, werk of sociale contacten heeft. Ook daarom wordt een beëindiging van de maatregel tot terbeschikkingstelling (hierna: TBS) niet wenselijk geacht. Betrokkene is onvoldoende zelfstandig om zich nu zelf te kunnen redden.
4 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie persisteert bij haar vordering om de TBS met één jaar te verlengen. De officier van justitie heeft daarbij aangegeven dat uit het verhandelde ter zitting volgt dat betrokkene geen huis en geen werk heeft en dat hij niet in staat is om nu zelfstandig te functioneren.
Structuur, begeleiding en het transmurale traject zijn cruciaal voor een goed verloop van de resocialisatie. De officier van justitie is daarom van mening dat de overgang naar een beëindiging van de TBS op dit moment niet reëel is.
5 Het standpunt van de terbeschikkinggestelde en zijn raadsman
De terbeschikkinggestelde heeft ter zitting aangegeven dat hij alle behandelingen in FPC Veldzicht heeft doorlopen. De terbeschikkinggestelde wil verder met zijn leven. Er worden toezeggingen en beloftes gedaan, maar daar komt niets van terecht. Hij zit nog steeds niet in de RIBW en dat kan nog wel een paar maanden duren. De terbeschikkinggestelde is van mening dat hij zijn tijd beter kan besteden om te resocialiseren.
De raadsman heeft daarbij aangegeven dat FPC Veldzicht onvoldoende heeft gedaan om betrokkene uit te plaatsen en te resocialiseren. Verzocht wordt dan ook om de vordering van de officier van justitie af te wijzen en de TBS te beëindigen.
6 De beoordeling
De rechtbank overweegt dat uit het verhandelde ter terechtzitting is gebleken dat structuur, begeleiding en controle nodig zijn om de resocialisatie goed te laten verlopen en om te voorkomen dat de terbeschikkinggestelde wederom tot seksueel gewelddadig gedrag overgaat. De terbeschikkinggestelde heeft geen huis en geen werk en is op dit moment niet voldoende zelfstandig om zichzelf te kunnen redden. Een beëindiging van de TBS op dit moment zou naar het oordeel van de rechtbank betekenen dat de terbeschikkinggestelde in een zwart gat valt met als gevolg dat de kans op recidive toeneemt.
Het is de rechtbank gebleken dat het transmurale traject een noodzakelijk traject is, voordat overgegaan kan worden tot beëindiging van de TBS. De terbeschikkinggestelde wil in dat kader in de RIBW in Zwolle geplaatst worden. De beslissing van het management van de RIBW in Zwolle wordt daarom op dit moment nog afgewacht. Er zijn echter alternatieven voor de uitplaatsing, anders dan bij de RIBW in Zwolle. De rechtbank heeft op grond van de verklaring van de getuige-deskundige en de houding van de terbeschikkinggestelde ter zitting echter de indruk gekregen dat de terbeschikkinggestelde daar niet aan wil meewerken en vast blijft houden aan een plaatsing bij de RIBW in Zwolle.
De rechtbank is van oordeel dat de kliniek ten aanzien van de uitplaatsing van de terbeschikkinggestelde de nodige - en voldoende - voortvarendheid heeft betracht, ondanks het feit dat de diagnose pedofilie bij veel instanties een belemmering vormt voor het bieden van een plaatsing aan de terbeschikkinggestelde. Terbeschikkinggestelde lijkt echter zelf de stap vooruit te blokkeren door aan iedere andere plaatsing dan bij de RIBW in Zwolle niet mee te (willen) werken. De rechtbank is van oordeel dat de terbeschikkinggestelde de kansen moet grijpen die hij aangeboden krijgt en voor alternatieven in dat verband ook open dient te staan. Nu de terbeschikkinggestelde dat nalaat belemmert hij zelf de voortgang van het noodzakelijke resocialisatieproces.
Gelet op hetgeen hierboven is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen, eist dat de terbeschikkingstelling met verpleging van [verdachte] wordt verlengd met één jaar.
7 De beslissing.
De rechtbank verlengt de termijn van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege van [verdachte] met één jaar.
Deze beslissing is gegeven door mr. A.G. van Doorn, voorzitter, mr. D.A.C. Koster en
mr. J.D.E. Brouwer-Poederbach, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier mr. K.F. van Dam en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 30 juli 2010.
Mr. Brouwer-Poederbach is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.