ECLI:NL:RBUTR:2010:BN7456

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
3 augustus 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/600427-10 en 16/073715-09
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontoerekeningsvatbaarheid en plaatsing in psychiatrisch ziekenhuis na bedreiging met geweld

In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 3 augustus 2010 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van meerdere bedreigingen en vernielingen. De rechtbank heeft de adviezen van deskundigen overgenomen en de verdachte geheel ontoerekeningsvatbaar verklaard. Dit betekent dat de bewezenverklaarde feiten niet aan hem kunnen worden toegerekend. De rechtbank heeft de maatregel tot plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis opgelegd voor de duur van maximaal één jaar, conform artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht.

De zaak betreft twee parketnummers: 16/600427-10 en 16/073715-09. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreigingen met de dood en zware mishandeling, alsook aan vernielingen van eigendommen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, die lijdt aan schizofrenie, tijdens de feiten niet in staat was om zijn gedragingen te beheersen. De gedragsdeskundigen hebben geconcludeerd dat de verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis die zijn gedragskeuzes volledig beïnvloedde.

De rechtbank heeft de officier van justitie ontvankelijk verklaard in zijn vervolging en de dagvaarding geldig bevonden. De verdachte is vrijgesproken van hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De rechtbank heeft de maatregel tot plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis als enige passende reactie op de bewezenverklaarde feiten gezien, met het oog op de bescherming van de maatschappij en de behandeling van de verdachte. De rechtbank heeft daarbij ook rekening gehouden met het feit dat eerdere behandelingen in een instelling niet succesvol waren en dat de verdachte een nieuwe start nodig heeft in een andere behandelsetting.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/600427-10 en 16/073715-09 (ter terechtzitting gevoegd) [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 03 augustus 2010
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1972] te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats]
thans verblijvende in de penitentiaire inrichting Utrecht,
Huis van Bewaring locatie Nieuwegein
raadsman mr. A.M.P.M. Adank, advocaat te Utrecht
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 03 augustus 2010, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter terechtzitting zijn overeenkomstig artikel 285 van het wetboek van strafvordering de zaken onder voormelde parketnummers gevoegd.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Dagvaarding 16/600427-10:
Feiten 1, 3 en 4: personen heeft bedreigd met de dood;
Feit 2: stoelen, een bank en een gordijn heeft vernield;
Dagvaarding 16/073715-09:
personen heeft bedreigd met zware mishandeling, respectievelijk de dood.
De officier van justitie heeft aangegeven dat de tenlastelegging op de dagvaarding met parketnummer 16/073715-09 een kennelijke verschrijving bevat, in die zin dat achter [aangever X] de achternaam [aangever X] dient te worden toegevoegd.
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig en de rechtbank is bevoegd.
Voor wat betreft feit 4 op de dagvaarding met parketnummer 16/600427-10 heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de officier van justitie niet-ontvankelijk is in zijn vervolging. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de redelijke vervolgingstermijn is overschreden. Na het plaatsvinden van dit feit is zijn cliënt reeds voor andere feiten veroordeeld, aldus de raadsman.
De officier van justitie heeft zich tegen de niet-ontvankelijkheidverklaring verzet. Volgens hem betreft het een zaak die eerder geseponeerd is geweest. Aangezien verdachte binnen de proeftijd de sepot-voorwaarden heeft overschreden door te recidiveren, is de zaak weer voor vervolging in aanmerking gekomen. Er is dan ook geen sprake van een overschrijding van de redelijke termijn.
De rechtbank verklaart de officier van justitie ontvankelijk in zijn vervolging, gelet op hetgeen door hem naar voren is gebracht.
Er is ook geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de aan hem ten laste gelegde feiten heeft begaan.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich niet tegen een bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten verzet.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de dagvaarding met parketnummer 16/600427-10.
De rechtbank acht feit 1 wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte zoals afgelegd bij de politie ;
- de aangifte van [aangever Y], mede namens [getuige 2], [aangever Z] en
[getuige 1] .
- de verklaring van getuige [getuige 1] .
- de verklaring van getuige [getuige 2] .
De rechtbank overweegt dat over de exacte bewoordingen van de bedreiging enigszins wisselende verklaringen zijn afgelegd, doch dat de aard en strekking steeds voldoende overeenkomen om tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde te komen.
De rechtbank acht feit 2 wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte zoals afgelegd tijdens de terechtzitting van
03 augustus 2010;
- de verklaring van aangever [aangever A] .
De rechtbank acht feit 3 wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte zoals afgelegd bij de politie ;
- de aangiftes van [aangever B] , [aangever C] en [aangever D] .
Verdachte heeft weliswaar ontkend dat hij tijdens zijn bedreiging met de messen ook bedreigende woorden heeft geuit, doch gelet op voornoemde aangiftes acht de rechtbank de tenlastelegging ook op dit punt wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank acht feit 4 wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting;
- de aangifte van [aangever E] ;
- de verklaring van getuige [getuige 3] .
De bekennende verklaring van verdachte houdt in dat hij op de desbetreffende dag bedreigingen heeft geuit jegens aangeefster. De exacte bewoordingen zoals in de tenlastelegging vermeld ontkent hij weliswaar, doch mede gelet op de verklaring van getuige [getuige 3] acht de rechtbank ook voor wat betreft dit feit wettig en overtuigend bewezen dat de aard en strekking van de bedreiging door verdachte overeenkomen met hetgeen ten laste is gelegd.
Ten aanzien het feit zoals ten laste gelegd op de dagvaarding met parketnummer
16/073715-09 overweegt de rechtbank als volgt:
Aangever [aangever X] heeft verklaard dat hij zich op 25 september 2009 samen met zijn collega [naam] bij de dagopvang van patiënten te Utrecht bevond. Hij zag dat verdachte naar hem toekwam met een fietsslot in zijn hand. Daarbij zei hij: “Als je niet doorfietst, sla ik je helemaal in elkaar”. Vervolgens gaf verdachte nog een schop tegen zijn fiets, aldus aangever. Tegen zijn collega [naam] zei verdachte vervolgens: “Stop de rechterlijke machtiging, anders weet ik je te vinden en maak ik je af. Dan schiet ik een kogel door je kop”. Hij zag dat verdachte daarbij een vinger in het gezicht van zijn collega [naam] prikte .
Aangeefster [naam] heeft het voorgaande in overwegende mate bevestigd. De bedreiging die verdachte jegens haar heeft geuit bestond volgens aangeefster [naam] uit de woorden: “Als je er niet mee stopt, jaag ik een kogel door je kop”. Hij prikte daarbij met zijn vinger in haar wang .
Verdachte heeft zowel bij de politie als ter terechtzitting een ontkennende verklaring afgelegd, behalve voor wat betreft het vasthouden van het kettingslot en het schoppen tegen de fiets van [aangever X]. Aangezien de aangiftes van [aangever X] en [naam] elkaar in grote lijnen bevestigen, acht de rechtbank echter wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich ook aan dit feit schuldig heeft gemaakt.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte,
zoals ten laste gelegd op de dagvaarding met parketnummer 16/600427-10,
1.
op 25 april 2010 te Den Dolder [aangever Y] en/of [getuige 2]
en/of [aangever Z] en/of [getuige 1] heeft bedreigd met enig misdrijf
tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde
[aangever Y] en/of [getuige 2] en/of [aangever Z] en/of [getuige 1] dreigend de
woorden toegevoegd:
- "als ik de volgende keer niet op de computer mag, dan maak ik je kapot",
en/of
- "ik laat me niet door jullie zeggen dat ik niet of wel op de computer mag,
de volgende keer maak ik jullie kapot" en/of
- "ik kan zo een pistool halen en dan schiet ik jullie allemaal neer"
althans telkens woorden van dergelijke dreigende aard of strekking;
2.
op 25 april 2010 te Den Dolder, gemeente Zeist, opzettelijk en wederrechtelijk
twee stoelen en een gordijn en een bank, toebehorende aan Altrecht, heeft
vernield door toen aldaar opzettelijk en wederrechtelijk
- de leuningen van voornoemde stoelen met een mes stuk te snijden en
- in voornoemd gordijn een gat te branden en
- de bekleding van voornoemde bank stuk te snijden;
3.
op 10 februari 2010 te Den Dolder, gemeente Zeist, [aangever B] en/of
[aangever C] en/of [aangever D] (alle drie werkzaam bij Altrecht) heeft
bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte
opzettelijk dreigend
- twee messen in zijn handen genomen en
- die messen aan die [aangever B] en/of die [aangever C] en/of die [aangever D] getoond en
- met één van die messen een snijdende beweging gemaakt langs zijn
keel en
- daarbij die [aangever B] en/of die [aangever C] en/of die [aangever D] dreigend de
woorden toegevoegd: "Ik maak je af" en/of "Ik vind je wel en schiet je neer"
en/of "Ik steek jullie neer" en/of "Ik krijg je nog wel, ik weet je te vinden
en ik pak een pistool" en/of "Ik maak je dood", althans woorden en/of gebaren
van gelijke dreigende aard en/of strekking;
4.
op 05 okt 2007 te Utrecht, [aangever E] heeft bedreigd met enig
misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde
[aangever E] dreigend de woorden toegevoegd: "kankerwijf" en/of "Ik ga een pistool
kopen, jullie denken dat ik het niet doe, die kleine ziet ze niet meer!", althans
woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Voorts acht de rechtbank op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen
wettig en overtuigend bewezen dat verdachte,
zoals ten laste gelegd op de dagvaarding met parketnummer 16/073715-09,
op 25 september 2009 te Utrecht, [aangever X] heeft bedreigd
met zware mishandeling, immers is verdachte opzettelijk dreigend met een
fietskettingslot in de hand zijn richting opgelopen en heeft hij vervolgens tegen
zijn fiets getrapt en daarbij deze dreigend de woorden toegevoegd:
"Als je niet doorfietst dan sla ik je helemaal in elkaar", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking
en
op 25 september 2009 te Utrecht, [naam] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen
het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een vinger in haar wang geprikt en vervolgens tegen haar fiets getrapt en daarbij deze dreigend de woorden toegevoegd : "Als je niet stopt, dan jaag ik een kogel door je kop", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De bewezenverklaarde feiten 1 en 3 op de dagvaarding met parketnummer 16/600427-10 leveren telkens het navolgende strafbare feit op:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
Het bewezenverklaarde feit 2 op de dagvaarding met parketnummer 16/600427-10 levert het navolgende strafbare feit op:
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen
Het bewezenverklaarde feit 4 op de dagvaarding met parketnummer 16/600427-10 levert het navolgende strafbare feit op:
Bedreiging met zware mishandeling
Het bewezenverklaarde feit op de dagvaarding met parketnummer 16/073715-09 levert het navolgende strafbare feit op:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Bij de stukken van het dossier bevinden zich twee gedragskundige rapporten, te weten een psychologische rapportage d.d. 09 juli 2010, opgemaakt door D.J. Burck, GZ-psycholoog, alsmede een rapport van een psychiatrisch onderzoek, opgemaakt door de psychiater H.E.M. van Beek.
Beide gedragskundigen komen op grond van hun onderzoek tot een eensluidende conclusie over de mogelijke (on)toerekeningsvatbaarheid van de verdachte ten tijde van de tenlastegelegde feiten. Deze conclusie luidt, kort weergegeven, dat:
- verdachte lijdende is aan de ziekelijke stoornis in de vorm van schizofrenie van het paranoïde type;
- dat dit ten tijde van de ten laste gelegde feiten ook het geval was;
- deze ziekelijke stoornis zijn gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van de tenlastegelegde feiten volledig beïnvloedde.
Beide rapporteurs adviseren op grond hiervan verdachte ten aanzien van de tenlastegelegde feiten volledig ontoerekeningsvatbaar te achten.
De rechtbank neemt deze conclusie over en volgt dit advies.
Nu het bewezenverklaarde niet aan verdachte kan worden toegerekend, is hij niet strafbaar en dient hij te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
6. Plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis
De officier van justitie heeft, conform het advies van de gedragsdeskundigen, gevorderd aan verdachte de maatregel tot plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis ex artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht op te leggen voor de duur van maximaal één jaar.
De raadsman heeft zich niet tegen de oplegging van voornoemde maatregel verzet.
De rechtbank overweegt in dit kader als volgt.
Verdachte is eerder, in 2008, opgenomen in een psychiatrisch ziekenhuis op grond van artikel 37 Wetboek van Strafrecht. Hij verbleef toen op de FPA Roosenburg van Altrecht te Den Dolder. Na zijn ontslag is hij met een rechterlijke machtiging opnieuw opgenomen bij Altrecht. Gedurende zijn verblijf aldaar hebben de verschillende bedreiging plaatsgevonden. Verdachte heeft met zijn bedreigingen veel angst losgemaakt bij de medewerkers van Altrecht. Door de indringende wijze waarop hij zijn bedreigingen uitte, bestond de angst dat verdachte zijn bedreigingen daadwerkelijk ten uitvoer zou brengen. Hij werd dan ook als een gevaarlijke patiënt beschouwd, die onberekenbaar was in zijn handelen.
De gedragsdeskundigen hebben in hun rapporten vermeld dat verdachte steeds onder invloed van zijn ziekelijke stoornis heeft gehandeld. Als gevolg van zijn schizofrenie traden zogenaamde paranoïde wanen op. Als spanning optrad, kon verdachte niet anders dan vanuit zijn waandenkbeelden handelen, aldus de gedragsdeskundigen. Zijn angst ging daarbij over in agressie.
De gedragskundigen vermelden voorts dat bij verdachte een gebrekkig ziekte-inzicht bestaat en dat hij niet meewerkt aan zijn behandeling. Het risico op recidive is hierdoor reëel aanwezig. Daarom adviseren beide deskundigen de rechtbank om bij een bewezenverklaring en ontslag van alle rechtsvervolging te bevelen dat verdachte opnieuw zal worden opgenomen in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van maximaal één jaar op grond van artikel 37 Wetboek van Strafrecht. Daarbij dringen zij aan op een andere behandellocatie dan Altrecht, zodat verdachte een ‘nieuwe start’ kan maken.
De rechtbank is met de gedragsdeskundigen van oordeel dat de maatregel tot plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis de enige passende reactie is op de bewezenverklaarde feiten en dat deze maatregel voor de duur van een jaar dient te worden opgelegd. Zij ziet dit als de enige mogelijkheid om de maatschappij tegen verdachte te beschermen, terwijl verdachte baat zal hebben bij een behandelsetting. Voorts deelt de rechtbank de opvatting van de gedragsdeskundigen dat het niet gewenst is verdachte te plaatsen in de FPA Roosenburg dan wel in een andere instelling ressorterende onder Altrecht, gelet op het feit dat de bewezenverklaarde feiten in het kader van zijn behandeling aldaar hebben plaatsgevonden. De rechtbank zal aldus beslissen. Daarbij heeft zij in aanmerking genomen dat voldaan is aan de eisen die de wet aan de maatregel tot plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis stelt, te weten:
- het strafbare feit kan aan verdachte wegens de ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens niet worden toegerekend;
- de veiligheid van verdachte, van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen eist die maatregel.
6 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 37, 39, 57, 63, 285 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
7 De beslissing
De rechtbank:
Voorvragen
- verklaart de officier van justitie ontvankelijk in de vervolging van verdachte;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
De bewezenverklaarde feiten 1 en 3 op de dagvaarding met parketnummer 16/600427-10 leveren telkens:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
Het bewezenverklaarde feit 2 op de dagvaarding met parketnummer 16/600427-10:
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen
Het bewezenverklaarde feit 2 op de dagvaarding met parketnummer 16/600427-10:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
Het bewezenverklaarde feit op de dagvaarding met parketnummer 16/073715-09:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd
- verklaart dat verdachte niet strafbaar is en ontslaat hem van alle rechtsvervolging;
Maatregel
- gelast de plaatsing van verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis voor de termijn van maximaal één jaar.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y.M.J.I. Baauw-de Bruijn, voorzitter, mr. A. Wassing en mr. S. Wijna rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.W.M. Maase-Raedts, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 03 augustus 2010.
Mr. Wijna is niet in staat dit
vonnis mede te ondertekenen.