ECLI:NL:RBUTR:2010:BN6248

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
17 augustus 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16-442881-09
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie in vervolging

In deze zaak heeft de rechtbank Utrecht op 17 augustus 2010 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de vervolging van de verdachte. De raadsman van de verdachte heeft ter zitting aangevoerd dat de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard dient te worden, omdat er een gesprek heeft plaatsgevonden op 1 september 2009 waarin de toenmalige officier van justitie heeft aangegeven dat vervolging niet langer opportuun werd geacht. Dit gesprek vond plaats kort voor een zitting waarbij de verdachte gedagvaard was. De officier van justitie heeft echter ontkend dat er een dergelijk gesprek heeft plaatsgevonden, wat leidde tot de oproep van de rechtbank aan de toenmalige officier van justitie om als getuige te verschijnen.

Tijdens de zitting heeft de officier van justitie verklaard dat het woord 'opportuun' wel is gebruikt, maar niet in de context van een sepot-beslissing. De rechtbank heeft de keuze van de officier van justitie om niet als getuige te verschijnen als problematisch ervaren, omdat dit de verdediging belemmerde in het stellen van nadere vragen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het verweer van de raadsman niet onaannemelijk is en dat de officier van justitie in zijn vervolging niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.

De rechtbank heeft uiteindelijk geoordeeld dat de officier van justitie niet-ontvankelijk is in de vervolging van de verdachte, waarmee de rechtbank de argumenten van de verdediging heeft gevolgd. Dit vonnis is uitgesproken door de meervoudige kamer van de rechtbank Utrecht, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en is openbaar gemaakt op dezelfde datum.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/442881-09
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 17 augustus 2010
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1989] te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats]
verblijvende in de Van der Hoeven Kliniek, locatie [adres], [woonplaats]
raadsman mr. E.W.B. van Twist, advocaat te Dordrecht
1. Onderzoek van de zaak
De zaak is behandeld op de terechtzitting van 17 augustus 2010, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2. De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte in vereniging met één of meer anderen in het openbaar geweld heeft gepleegd tegen [aangever 1], door het duwen, slaan of schoppen van voornoemde [aangever 1] en het op de keel zetten van een mes en met het heft van een mes slaan op het gezicht van voornoemde [aangever 1].
3. De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De ontvankelijkheid van de officier van justitie.
De raadsman heeft ter zitting het verweer gevoerd dat de officier van justitie niet- ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn vervolging. De raadsman voert hiertoe aan dat verdachte ook gedagvaard was voor deze zaak op de zitting van 1 september 2009. Kort voor de zitting heeft de raadsman gesproken met de toenmalige officier van justitie waarbij hem is medegedeeld dat zij vervolging niet langer opportuun acht omdat aan verdachte bij vonnis van de rechtbank Dordrecht d.d. 17 februari 2009 naast een langdurige gevangenisstraf TBS is opgelegd. De dagvaarding is ingetrokken.
De officier van justitie heeft ter zitting aangevoerd dat hem niets bekend is over een dergelijk gesprek tussen de toenmalige officier van justitie en de raadsman.
De rechtbank heeft vervolgens de toenmalige officier van justitie opgeroepen om ter zitting te verschijnen om als getuige te worden gehoord en de behandeling kort onderbroken.
Na deze onderbreking heeft de officier van justitie de rechtbank medegedeeld dat de toenmalige officier van justitie tijdens de onderbreking in de zittingszaal is verschenen. Zij heeft hem daarbij verteld dat tijdens het gesprek op 1 september 2009 het woord “opportuun” wel is gebezigd, maar niet in de zin van een sepot-beslissing, maar in het kader van hardop nadenken. Tevens heeft de toenmalige officier van justitie hem aangegeven dat zij geen gevolg zal geven aan de oproep van de rechtbank als getuige ter zitting te verschijnen en zij heeft de zittingszaal weer verlaten.
De rechtbank overweegt als volgt.
De rechtbank heeft het, in het kader van het door de verdediging gevoerde verweer, noodzakelijk geoordeeld om de toenmalige officier van justitie als getuige te horen. Zij heeft er echter voor gekozen om aan deze oproep geen gehoor te geven.
Het verweer dat aan de raadsman op 1 september 2009 is medegedeeld dat vervolging van verdachte niet langer opportuun wordt geacht komt de rechtbank op zichzelf niet onaannemelijk voor. Enerzijds omdat het niet onwaarschijnlijk is dat een dergelijke beslissing is genomen, gezien de genoemde veroordeling van de rechtbank te Dordrecht waarbij aan verdachte naast een langdurige gevangenisstraf TBS is opgelegd. Anderzijds omdat door de officier van justitie wordt erkend dat het woord “opportuun” door de toenmalige officier van justitie is gebruikt tijdens het gesprek met de raadsman.
De officier van justitie heeft gesteld dat het woord “opportuun” is gebezigd in het kader van hardop nadenken. De raadsman heeft dit uitdrukkelijk betwist. Door de keuze van de toenmalige officier van justitie om niet als getuige ter zitting te verschijnen, is de verdediging niet in staat haar daaromtrent nadere vragen te stellen en is ook rechtbank niet in staat nader te onderzoeken in welke context het woord opportuun is gebezigd. Nu het verweer van de raadsman op zichzelf niet onaannemelijk is gaat de rechtbank daarom uit van de door de raadsman gestelde inhoud van het gesprek op 1 september 2009.
Dit betekent dat het verweer van de verdediging slaagt. De officier van justitie dient in zijn vervolging niet-ontvankelijk te worden verklaard.
4. De beslissing
De rechtbank:
- verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vervolging van verdachte.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. van Maanen, voorzitter, mr. L.M.G. de Weerd en
mr. S. Wijna, rechters, in tegenwoordigheid van mr. P.A.B. Kleemans, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 17 augustus 2010.
Mr. Wijna is niet in de gelegenheid dit vonnis mee te ondertekenen.