ECLI:NL:RBUTR:2010:BN2683

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
2 juli 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16-711770-09 [P]
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hypotheekfraude en valsheid in geschrift door verdachte met mededaders

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Utrecht op 2 juli 2010 uitspraak gedaan in een zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van hypotheekfraude en valsheid in geschrift. De verdachte heeft samen met mededaders hypothecaire leningen verkregen door gebruik te maken van valse documenten, waaronder werkgeversverklaringen en salarisspecificaties. De officier van justitie stelde dat de verdachte gedurende de periode van oktober 2008 tot en met mei 2009 deel uitmaakte van een criminele organisatie en dat hij opzettelijk valse geschriften heeft gebruikt om hypotheekverstrekkers te misleiden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte valse werkgeversverklaringen heeft overgelegd om hypotheken te verkrijgen, terwijl hij wist dat hij als langdurig arbeidsongeschikte geen recht had op een hypotheek. De verdediging voerde aan dat de verdachte niet op de hoogte was van de criminele activiteiten en dat hij slechts handtekeningen heeft gezet op verzoek van een medeverdachte. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van deelname aan een criminele organisatie, maar heeft hem wel schuldig bevonden aan het medeplegen van oplichting en valsheid in geschrift. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand met een proeftijd van twee jaar en een werkstraf van 120 uren. De benadeelde partij, Aegon Levensverzekering N.V., werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, die bij de burgerlijke rechter kan worden ingediend.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16-711770-09 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 2 juli 2010
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1958] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres].
Raadsman: mr. L.C. de Jong, advocaat te Woerden.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzittingen van 15 juni 2010 en 18 juni 2010, waarbij de officier van justitie, mr. A.S. Bijleveld, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1: heeft deelgenomen aan een criminele organisatie met het oogmerk van oplichting van banken en/of hypotheekverstrekkers en/of personen;
Feit 2: in vereniging diverse banken en/of hypotheekverstrekkers heeft opgelicht;
Feit 3: in vereniging diverse malen valsheid in geschrift heeft gepleegd;
Feit 4: medeplegen van witwassen van een totaalbedrag van € 61.700,-.
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de onder 1 tot en met 4 ten laste gelegde feiten.
De officier van justitie heeft ten aanzien van feit 1 gesteld dat verdachte gedurende de periode van oktober 2008 tot en met mei 2009 heeft deelgenomen aan een criminele organisatie. Hij heeft twee panden op zijn naam laten zetten, stapels met formulieren ondertekend en bijeenkomsten bijgewoond teneinde hypotheekfraude te bewerkstelligen.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde heeft de officier van justitie aangevoerd dat verdachte binnen een korte periode twee woningen heeft gekocht waarbij gebruik is gemaakt van een valse werkgeversverklaring en valse loonstroken, terwijl verdachte wist dat dit voor hem als langdurig arbeidsongeschikte niet mogelijk was.
Verdachte heeft de valse facturen van [bedrijf 2] die onder 3 in de tenlastelegging worden genoemd authenticiteit verschaft door deze te ondertekenen. Ten aanzien van de werkgeversverklaring en de salarisspecificatie dient het onder 3 impliciet subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen te worden verklaard, te weten het gebruiken van deze valse geschriften bij het aangaan van de hypotheken.
Met betrekking tot het onder 4 ten laste gelegde wist verdachte dat een bedrag van ruim
€ 60.000,- dat hij in november 2008 op zijn bankrekening heeft gehad frauduleus verkregen geld betrof.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat verdachte van de feiten 1 tot en met 4 dient te worden vrijgesproken.
Met betrekking tot feit 1 staat volgens de raadsman niet vast dat sprake was van een criminele organisatie aangezien niet is gebleken van enige structuur van een dergelijke organisatie. Volgens de raadsman is misbruik gemaakt van verdachte.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit heeft verdachte erop vertrouwd dat [medeverdachte] alles zou regelen met betrekking tot de panden aan de [adres] te [plaats] en de [adres] te [plaats]. Verdachte moest van [medeverdachte] stapels met formulieren ondertekenen. Verdachte heeft geen hypotheekverstrekkers willen oplichten. Hij heeft de panden willen kopen om erin te gaan wonen en om geld te verdienen met de verhuur van een pand.
Voorts heeft de raadsman ten aanzien van feit 3 betoogd dat verdachte vindt dat niet hij maar [medeverdachte] zich heeft schuldig gemaakt aan valsheid in geschrift. Verdachte heeft zelf geen stukken vervalst of opzettelijk gebruik gemaakt van een vervalst geschrift. Hij heeft ook geen vervalst stuk afgeleverd.
De raadsman heeft met betrekking tot feit 4 aangevoerd dat verdachte niet wist dat de gelden die op zijn bankrekening werden bijgeschreven uit misdrijf afkomstig waren. Evenmin is gebleken dat verdachte redelijkerwijs moest vermoeden dat dit het geval was. Bovendien heeft verdachte het geldbedrag van € 10.000,- niet voorhanden gehad, aldus de raadsman.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
4.3.1 De bewijsmiddelen
Feit 1: criminele organisatie
Feit 2: oplichtingen
Feit 3: valsheid in geschrift
Zaaksdossier 3 ([adres] te [plaats])
Zaaksdossier 4 ([adres] te [plaats])
In het dossier bevinden zich de volgende documenten:
- een werkgeversverklaring ten aanzien van [verdachte] met een dienstverband als Sales Manager Verkoop sinds 1 juni 2008 bij [bedrijf 3] met een bruto jaarsalaris van € 58.632,- ;
- een salarisspecificatie van [bedrijf 3] van de maand juli 2008, betreffende inkomen van [verdachte] van € 4.200,- bruto per maand ;
- een nota van [bedrijf 2], rekeningnummer [rekeningnummer], voor een bedrag van € 22.610,- met betalingskenmerk [betalingskenmerk] ;
- een nota van [bedrijf 2], rekeningnummer [rekeningnummer], voor een bedrag van € 42.840 met betalingskenmerk [betalingskenmerk] ;
- een nota van [bedrijf 2], rekeningnummer [rekeningnummer], voor een bedrag van € 56.822,50 met betalingskenmerk [betalingskenmerk] ;
- een nota van [bedrijf 2], rekeningnummer [rekeningnummer], voor een bedrag van € 13.685,- met betalingskenmerk [betalingskenmerk] ;
- een nota van [bedrijf 2], rekeningnummer [rekeningnummer], voor een bedrag van € 43.435,- met betalingskenmerk [betalingskenmerk] ;
- een nota van [bedrijf 2], rekeningnummer [rekeningnummer], voor een bedrag van € 26.775,- met betalingskenmerk [betalingskenmerk] .
In de aangifte van [B] namens de ABN-Amro bank staat vermeld dat bij de hypotheekaanvraag voor het pand aan de [adres] te [plaats] een werkgeversverklaring is overgelegd van een dienstverband van [verdachte] bij [bedrijf 3] te [plaats]. In de werkgeversverklaring staat vermeld dat [verdachte] sinds 1 juni 2008 als Sales Manager Verkoop bij dit bedrijf werkzaam is en een bruto salaris inclusief vakantiegeld verdient van € 58.632,-. Na beoordeling van de aangeleverde stukken is de hypotheekakte voor de hypothecaire geldlening gepasseerd op 22 oktober 2008 ten overstaan van notaris mr. T.J. van der Veer. Op 11 september 2008 is door [A], werkzaam bij [bedrijf 1] bij het label Florius een aanvraag voor een hypothecaire lening ingediend voor een bedrag van € 450.000,-. De hypothecaire lening is lening is verstrekt aan [verdachte] en [C]. In het hypotheekbedrag ten behoeve van de aankoop van het pand aan de [adres] te [plaats], groot € 450.000,-, is een bedrag van € 120.000,- gereserveerd voor een verbouwing. Op grond van ontvangen bouwnota’s is door de ABN-Amro bank via Florius bedrag van in totaal € 97.861,76 uitbetaald aan [bedrijf 2] te [plaats] .
Op 29 oktober 2008 is de hypotheekakte van de [adres] te [plaats] bij notariskantoor Ottens gepasseerd . In de aangifte van [D] namens Aegon Levensverzekeringen N.V. tegen [verdachte] en [C] staat vermeld dat bij de hypotheekaanvraag voor het pand aan de [adres] te [plaats] onder meer de volgende inkomensbescheiden zijn aangeleverd:
- een werkgeversverklaring van [verdachte], ondertekend door [verbalisant 1] namens [bedrijf 3];
- een salarisspecificatie van [verdachte] van juli 2008 van [bedrijf 3].
Door Aegon is een hypothecaire lening verstrekt ten bedrage van € 410.000,- met daarin opgenomen een bouwdepot voor het bedrag van € 80.000,-. [bedrijf 2] is het bouwbedrijf dat de nota’s voor de verbouwing heeft opgemaakt .
[verbalisant 2] is mede-eigenaar van het bedrijf [bedrijf 3]. [verbalisant 2] heeft bij de politie verklaard dat het handschrift op de werkgeversverklaring van [bedrijf 3] ten name van [verdachte], waarop een dienstverband als Sales Manager Verkoop sinds 1 juni 2008 met een bruto jaarsalaris van € 58.632,- staat vermeld niet van hem is. De handtekening op deze werkgeversverklaring is ook niet van [verbalisant 2].
Met betrekking tot de [adres] te [plaats] hebben verbalisanten [verbalisant 2] een werkgeversverklaring van [bedrijf 3] getoond die uit het hypotheekdossier is gekopieerd. [verbalisant 2] heeft verklaard dat dit een kopie lijkt van de werkgeversverklaring die hem eerder is getoond en dat zijn stempel erop staat. Volgens [verbalisant 2] zijn het beide valse werkgeversverklaringen. Het pand aan de [adres] zegt [verbalisant 2] niets .
[verdachte] heeft tegenover de politie verklaard dat [medeverdachte] op een gegeven moment tegen hem zei: “Je staat vanaf nu op de loonlijst bij [naam]”. [verdachte] heeft niet bij [bedrijf 3] gewerkt. Het arbeidscontract bestond alleen op papier zodat hij het pand aan de [adres] te [plaats] kon kopen. [medeverdachte] regelde alles, zoals de notaris, de werkgeversverklaring en dergelijke. Er hebben geen verbouwingswerkzaamheden plaatsgevonden in het pand aan de [adres] te [plaats], aldus [verdachte]. Parallel aan de aankoop van de [adres] liep ook de [adres]. [medeverdachte] zei dat hij dat zou regelen . Toen zij bezig waren met de tweede woning wist [verdachte] dat [medeverdachte] niet op een eerlijke manier bezig was met het verkrijgen van een hypotheek, aldus [verdachte] bij de politie .
Ter terechtzitting heeft verdachte zijn verklaring bij de politie bevestigd. Daarnaast heeft hij toen verklaard dat hij bij de afsluiting van de hypotheek van [medeverdachte] moest zeggen dat hij bij [bedrijf 3] werkte. Verdachte wist dat hij met zijn WAO-uitkering geen hypotheek kon verkrijgen, aldus [verdachte] ter zitting.
[bedrijf 2] is het bedrijf van [verbalisant 3] . Verbalisanten hebben [verbalisant 3] voorgehouden dat op 13 en 17 november 2008 bedragen op de bedrijfsrekening van [bedrijf 2] zijn gestort van respectievelijk € 22.610,- en € 97.176,76 in verband met het vrijkomen van het bouwdepot ten aanzien van het pand aan de [adres] te [plaats] en op 11 en 14 november respectievelijk € 70.210 en € 9.790,- in verband met het vrijkomen van het bouwdepot ten aanzien van het pand aan de [adres] te [plaats]. Volgens [verbalisant 3] werd op initiatief van [medeverdachte] de hele constructie van rekeningen en facturen besproken. [verbalisant 3] had de nota al gemaakt voordat de hypotheek rond was. Dit was niet iets dat hij normaliter deed. Hij had daarvoor nooit aan een klant een nota gegeven voordat hij het werk had verricht. Hij erkent hierin fout te zijn geweest .
Nadat verbalisanten [verbalisant 3] hebben voorgehouden dat hij in de periode van 13 oktober 2008 tot en met 10 november 2008 drie facturen naar [verdachte] en [C] heeft verzonden naar het adres [adres] te [plaats], heeft [verbalisant 3] verklaard dat hij deze nota’s heeft opgemaakt en dat hij zijn handtekening erop herkent.
Volgens [verbalisant 3] was het hetzelfde verhaal als bij de [adres] te [plaats]. Op de [adres] heeft [verbalisant 3] geen verbouwingswerkzaamheden verricht. Het geheel werd besproken met [medeverdachte] .
Aanvullend ten aanzien van feit 4: witwassen
Op 24 november 2008 is via [bedrijf 2] uit het bouwdepot voor een pand van [verdachte] een bedrag € 51.700 naar zijn rekening overgemaakt . Verdachte moest naar het oordeel van de rechtbank redelijkerwijs vermoeden dat dit bedrag afkomstig was uit misdrijf. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte ook een auto ter waarde van € 10.000,- voor handen heeft gehad. De rechtbank stelt echter vast dat niet ten laste is gelegd dat hij een auto voorhanden heeft gehad, maar een geldbedrag van € 10.000,-. Niet wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte over een bedrag van € 10.000,- een zodanige zeggenschap heeft gehad dat geoordeeld kan worden dat hij dit bedrag heeft witgewassen.
4.3.2 Vrijspraak
Feit 1: criminele organisatie
De rechtbank zal verdachte van feit 1 vrijspreken nu de rechtbank van oordeel is dat de strafbare handelingen die verdachte heeft verricht en die de rechtbank wettig en overtuigend bewezen acht van te incidentele aard zijn om van deelneming aan een criminele organisatie te kunnen spreken.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
2.
hij op tijdstippen in omstreeks de periode van 1 januari 2008 tot en met 29 september 2009 in Nederland tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk om zich en / of (een) ander (en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en / of door listige kunstgrepen en / of door een samenweefsel van verdichtsels,
(zaak 3) op tijdstippen in de periode van 11 september 2008 tot en met 2 juni 2009 Florius en/of ABN-Amro heeft bewogen tot het aangaan van een hypothecaire lening inclusief bouwdepot met de heer [verdachte] en de heer [C] betreffende het pand aan de [adres] te [plaats] en het afgeven van een goed, te weten het betalen van geldbedragen uit het bouwdepot, middels de oplichtingsmiddelen A, B, C, D en E als hieronder nader omschreven
en
(zaak 4) op tijdstippen in de periode van 18 september 2008 tot en met 14 mei 2009 Aegon heeft bewogen tot het aangaan van een schuld, te weten een hypothecaire lening inclusief bouwdepot met [verdachte] en [C] betreffende het pand aan de [adres] te [plaats] en het afgeven van een goed, te weten het betalen van geldbedragen uit het bouwdepot, middels de oplichtingsmiddelen A, B, F, G en H als hieronder nader omschreven
hebbende verdachte en / of zijn mededader(s) toen aldaar telkens met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk en / of listiglijk en / of in strijd met de waarheid aan Florius en/of ABN-Amro en Aegon valse documenten overgelegd, te weten;
A) een werkgeversverklaring ten aanzien van [verdachte] met een dienstverband als Sales Manager Verkoop sinds 1 juni 2008 bij [bedrijf 3] met een bruto jaarsalaris van 58.632,00 euro inclusief vakantiegeld en
B) een salarisspecificatie van [bedrijf 3] van de maand juli 2008 betreffende een inkomen van [verdachte] van 4.200,00 euro bruto per maand en
C) een nota van [bedrijf 2] voor een bedrag van 22.610,00 euro betreffende het pand [adres] [plaats] en
D) een nota van [bedrijf 2] voor een bedrag van 41.039,26 euro betreffende het pand [adres] [plaats] en
E) een nota van [bedrijf 2] voor een bedrag van 56.822,50 euro betreffende het pand [adres] [plaats] en
F) een nota van [bedrijf 2] voor een bedrag van 13.685,00 euro betreffende het pand [adres] [plaats] en
G) een nota van [bedrijf 2] voor een bedrag van 43.435,00 euro betreffende het pand [adres] [plaats] en
H) een nota van [bedrijf 2] voor een bedrag van 26.775,00 euro betreffende het pand [adres] [plaats],
waardoor de ABN AMRO en Aegon en/of Florius telkens werden bewogen tot het aangaan van bovenomschreven hypothecaire leningen en het afgeven van geldbedragen;
3.
hij op tijdstippen in de periode van 1 juli 2008 tot en met 2 juni 2009 in Nederland tezamen en in vereniging met anderen telkens hierna genoemde valse geschriften, elk zijnde een geschrift bestemd om tot bewijs van enig feit te dienen, heeft gebruikt als ware deze echt en onvervalst bij het aangaan van hypotheekleningsovereenkomsten en/of het claimen van geldbedragen uit de bouwdepots behorende bij die hypotheekleningsovereenkomsten,
- een werkgeversverklaring ten aanzien van [verdachte] met een dienstverband als Sales Manager Verkoop sinds 01 juni 2008 bij [bedrijf 3] met een bruto jaarsalaris van 58.632,00 euro inclusief vakantiegeld, terwijl er geen sprake was van een dergelijk dienstverband en
- een salarisspecificatie van [bedrijf 3] van de maand juli 2008 betreffende een inkomen van [verdachte] van 4.200,00 euro bruto per maand, terwijl er geen werkzaamheden waren verricht en er geen sprake was van een dergelijk dienstverband en
- een nota van [bedrijf 2], rekeningnummer [rekeningnummer], voor een bedrag van 22.610,00 euro met betalingskenmerk [betalingskenmerk], terwijl de werkzaamheden verbandhoudende met de nota niet waren verricht en
- een nota van [bedrijf 2], rekeningnummer [rekeningnummer], voor een bedrag van 42.840,00 euro met betalingskenmerk [betalingskenmerk], terwijl de werkzaamheden verbandhoudende met de nota niet waren verricht en
- een nota van [bedrijf 2], rekeningnummer [rekeningnummer], voor een bedrag van 56.822,50 euro met betalingskenmerk [betalingskenmerk], terwijl de werkzaamheden verbandhoudende met de nota niet waren verricht en
- een nota van [bedrijf 2], rekeningnummer [rekeningnummer], voor een bedrag van 13.685,00 euro met betalingskenmerk [betalingskenmerk], terwijl de werkzaamheden verbandhoudende met de nota niet waren verricht en
- een nota van [bedrijf 2], rekeningnummer [rekeningnummer], voor een bedrag van 43.435,00 euro met betalingskenmerk [betalingskenmerk], terwijl de werkzaamheden verbandhoudende met de nota niet waren verricht en
- een nota van [bedrijf 2], rekeningnummer [rekeningnummer], voor een bedrag van 26.775,00 euro met betalingskenmerk [betalingskenmerk], terwijl de werkzaamheden verbandhoudende met de nota niet waren verricht,
4.
hij op tijdstippen in de periode van 1 januari 2008 tot en met 29 september 2009 in Nederland tezamen en in vereniging met anderen, voorwerpen, te weten het navolgende geldbedrag van 51.700,00 euro heeft voorhanden gehad en heeft overgedragen, terwijl hij redelijkerwijs moest vermoeden, dat bovenomschreven voorwerpen - onmiddelijk of middelijk- afkomstig waren uit enig misdrijf.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
Feit 2: Medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd;
Feit 3: Medeplegen van het opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, meermalen gepleegd;
Feit 4: Medeplegen van witwassen.
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 4 maanden waarvan 1 maand voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met de aantekening dat op verdachte bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de gevangenisstraf elektronische detentie zou kunnen worden toegepast. Voorts heeft de officier van justitie toewijzing van de vordering van de benadeelde partij gevorderd tot een bedrag van € 230.000,- met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ter terechtzitting betoogd dat bij de strafoplegging rekening dient te worden gehouden met de volgende omstandigheden. Verdachte is niet eerder strafrechtelijk veroordeeld wegens soortgelijke feiten. Hij verkeert in slechte gezondheid. Daarnaast is te verwachten dat de financiële situatie van verdachte zal verslechteren als gevolg van deze strafzaak en mogelijke civiele vorderingen. Verdachte is ondanks zijn fysieke beperkingen bereid om een (aangepaste) werkstraf te verrichten.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straffen heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft hypotheekverstrekkers opgelicht door met zijn mededaders op grond van valse stukken hypothecaire leningen aan te gaan en gelden te onttrekken uit de hierbij behorende bouwdepots. Namens verdachte zijn hiertoe een valse werkgeversverklaring en valse salarisspecificaties en valse bouwdeclaraties bij de hypotheekverstrekkers ingediend. Door aldus te handelen heeft verdachte misbruik gemaakt van het vertrouwen dat hypotheekverstrekkers in dergelijke stukken mogen stellen en deze instellingen telkens voor enorm grote bedragen benadeeld.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het witwassen van een totaalbedrag van € 51.700,-. Het witwassen van gelden heeft een ontwrichtende werking op het economische verkeer.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op de inhoud van een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 23 februari 2010, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder strafrechtelijk is veroordeeld.
Voorts heeft de rechtbank bij de strafoplegging in aanmerking genomen dat uit het verhandelde ter terechtzitting niet is gebleken dat verdachte niet in staat is om een werkstraf uit te voeren. De raadsman heeft zelfs gesteld dat verdachte bereid is om een werkstraf te verrichten.
Ten slotte houdt de rechtbank bij de straftoemeting rekening met de omstandigheid dat verdachte in grote financiële problemen is geraakt.
Alles afwegende is de rechtbank, anders dan de officier van justitie, van oordeel dat met oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand met een proeftijd van 2 jaren en een werkstraf van 120 uren subsidiair 60 dagen hechtenis kan worden volstaan.
7 De benadeelde partij Aegon Levensverzekering N.V.
Beweerdelijk namens de benadeelde partij heeft [D], werkzaam als fraudecoördinator bij Aegon Levensverzekering N.V., overeenkomstig het bepaalde in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering. De vordering strekt tot vergoeding van geleden schade ten gevolge van de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten.
Naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting is niet komen vast te staan dat [D], voornoemd, bijzonder gevolmachtigd is om voormelde vordering in te dienen, zodat de rechtbank de vordering niet-ontvankelijk zal verklaren met bepaling dat de vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
8 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47, 57, 225, 326 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
9 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van
- het onder 1 ten laste gelegde feit;
- het onder 4 ten laste gelegde geldbedrag van € 10.000,-;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Feit 2: Medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd;
Feit 3: Medeplegen van het opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, meermalen gepleegd;
Feit 4: Medeplegen van witwassen.
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 1 maand, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren;
- bepaalt dat de voorwaardelijke straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt verdachte tot een werkstraf van 120 uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 60 dagen;
Benadeelde partij
- bepaalt dat de benadeelde partij Aegon Levensverzekering N.V. niet ontvankelijk is in de vordering en dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- verwijst de benadeelde partij in de tot op heden door verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakte kosten, vastgesteld op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. G. Perrick, voorzitter, mr. S. Wijna en mr. R.P. den Otter, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.M.T. Bouwman-Everhardus, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 2 juli 2010.