parketnummer: 16-711203-09 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 2 juli 2010
[verdachte],
geboren op [1962] te [plaats],
wonende te [woonplaats][plaats], [adres].
Raadsman: mr. W.J. Ausma, advocaat te Utrecht.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzittingen van 9 juni 2010, 15 juni 2010 en 18 juni 2010, waarbij de officier van justitie, mr. A.S. Bijleveld, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1: heeft deelgenomen aan een criminele organisatie met het oogmerk van oplichting van banken en/of hypotheekverstrekkers en/of personen;
Feit 2: in vereniging diverse banken en/of hypotheekverstrekkers heeft opgelicht;
Feit 3: in vereniging diverse malen valsheid in geschrift heeft gepleegd;
Feit 4: twee wurgstokken voorhanden heeft gehad;
Feit 5: een gasbusje, een geweer, diverse patroonhouders en diverse scherpe patronen voorhanden heeft gehad;
Feit 6: in vereniging in twee panden hennep heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt dan wel opzettelijk aanwezig heeft gehad.
3.1 De geldigheid van de dagvaarding
De rechtbank zal de dagvaarding partieel nietig verklaren ten aanzien van de volgende onder feit 2 ten laste gelegde zinsnede:
“(zaak 10) op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 20 november 2006 tot en met 7 augustus 2008 Fortis heeft/hebben bewogen tot het aangaan van een hypothecaire lening (inclusief bouwdepot) (op het pand aan de [adres] te [plaats][woonplaats] met [medeverdachte 1], middels oplichtingsmiddelen V en W als hieronder nader omschreven”.
De rechtbank zal dit onderdeel van de dagvaarding nietig verklaren omdat het middel/de middelen waarmee de ten laste gelegde oplichting van Fortis met betrekking tot het pand aan de [adres] te [plaats] zou zijn begaan niet feitelijk wordt/worden omschreven. Het is aldus niet duidelijk welk verwijt de rechtbank in zoverre dient te onderzoeken en tegen welk verwijt de verdachte zich moet verdedigen.
3.2 De overige voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 tot en met 6 ten laste gelegde feiten.
Verdachte dient volgens de officier van justitie wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs partieel te worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde tweede liggende streepje, inhoudende: “oplichting van personen (door hen onder valse voorwendselen te bewegen geld over te maken aan verdachte en/of zijn mededaders)”.
Ten aanzien van feit 2 heeft zij met betrekking tot het pand aan de [adres] te [plaats] (zaak 3) partiële vrijspraak gevorderd ten aanzien van de oplichtingsmiddelen:
- C en D (betreffen een dienstverband van [medeverdachte 2]);
- F (de rechtbank begrijpt: E, betreft een taxatierapport);
- F, G en H (betreffen [bedrijf 4]-facturen).
Voorts heeft de officier van justitie met betrekking tot feit 2 ten aanzien van het pand aan de [adres] te [plaats] (zaak 4) partiële vrijspraak gevorderd voor wat betreft de oplichtingsmiddelen:
- I, J, K (betreffen [bedrijf 4]-facturen);
- K (de rechtbank begrijpt: L, betreft een taxatierapport).
Ten aanzien van feit 3 acht de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in vereniging stukken valselijk heeft opgemaakt zodat de rechtbank niet toekomt aan beoordeling van het impliciet subsidiair ten laste gelegde gebruikmaken van valse stukken dan wel het voorhanden hebben daarvan.
Met betrekking tot de ten laste gelegde hennepkwekerij in het pand aan de [adres] te [plaats] (feit 6) moet verdachte volgens de officier van justitie worden gekwalificeerd als medepleger en niet als medeplichtige. Ten aanzien van de hennepkwekerij in het pand aan de [adres] te [plaats] (de rechtbank begrijpt: [plaats]) heeft de officier van justitie vrijspraak gevorderd.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gesteld dat de feiten 1, 2 en 3 wettig en overtuigend bewezen kunnen worden met dien verstande dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de door de officier van justitie gevorderde partiële vrijspraken.
Voorts heeft de raadsman gesteld dat de feiten 4 en 5 wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.
Ten aanzien van het onder 6 ten laste gelegde heeft de raadsman betoogd dat verdachte weliswaar op de hoogte was van de aanwezigheid van hennep in het pand aan de [adres] te [plaats] maar dat hij niets te maken heeft gehad met de aanleg en oogst hiervan. Verdachte was ten tijde van de doorzoeking van deze woning per toeval in de woonkamer aanwezig om spullen te bewaken en niet om voor een mogelijke komst van de politie te waarschuwen, aldus de raadsman.
Voorts heeft de verdediging met betrekking tot dit feit aangevoerd dat verdachte niets van de hennepkwekerij in het pand aan de [adres] te [plaats] afwist.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
4.3.1 De bewijsmiddelen
Feit 1: criminele organisatie
Feit 2: oplichting
Feit 3: valsheid in geschrift
Zaaksdossier 3 ([adres] te [plaats])
Zaaksdossier 4 ([adres] te [plaats])
In het dossier bevinden zich de volgende documenten:
- een werkgeversverklaring ten aanzien van [medeverdachte 3] met een dienstverband als Sales Manager Verkoop sinds 1 juni 2008 bij [bedrijf 3] met een bruto jaarsalaris van € 58.632,- ;
- een salarisspecificatie van [bedrijf 3] van de maand juli 2008, betreffende inkomen van [medeverdachte 3] van € 4.200,- bruto per maand ;
- een nota van [bedrijf 4], rekeningnummer [rekeningnummer], voor een bedrag van € 22.610,- met betalingskenmerk [betalingskenmerk] ;
- een nota van [bedrijf 4], rekeningnummer [rekeningnummer], voor een bedrag van € 42.840,- met betalingskenmerk [betalingskenmerk] ;
- een nota van [bedrijf 4], rekeningnummer [rekeningnummer], voor een bedrag van € 56.822,50 met betalingskenmerk [betalingskenmerk] ;
- een nota van [bedrijf 4], rekeningnummer [rekeningnummer], voor een bedrag van € 13.685,- met betalingskenmerk [betalingskenmerk] ;
- een nota van [bedrijf 4], rekeningnummer [rekeningnummer], voor een bedrag van € 43.435,- met betalingskenmerk [betalingskenmerk] ;
- een nota van [bedrijf 4], rekeningnummer [rekeningnummer], voor een bedrag van € 26.775,- met betalingskenmerk [betalingskenmerk] .
In de aangifte van [aangever] namens de ABN-Amro bank staat vermeld dat bij de hypotheekaanvraag voor het pand aan de [adres] te [plaats] een werkgeversverklaring is overgelegd van een dienstverband van [medeverdachte 3] bij [bedrijf 3] te [plaats]. In de werkgeversverklaring staat vermeld dat [medeverdachte 3] sinds 1 juni 2008 als Sales Manager Verkoop bij dit bedrijf werkzaam is en een bruto salaris inclusief vakantiegeld verdient van € 58.632,-. Na beoordeling van de aangeleverde stukken is de hypotheekakte voor de hypothecaire geldlening gepasseerd op 22 oktober 2008 ten overstaan van notaris mr. T.J. van der Veer. Op 11 september 2008 is door [A], werkzaam bij [bedrijf 1] bij het label Florius een aanvraag voor een hypothecaire lening ingediend voor een bedrag van € 450.000,-. De hypothecaire lening is verstrekt aan [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2]. In het hypotheekbedrag ten behoeve van de aankoop van het pand aan de [adres] te [plaats], groot € 450.000,-, is een bedrag van € 120.000,- gereserveerd voor een verbouwing. Op grond van ontvangen bouwnota’s is door de ABN-Amro bank via Florius een bedrag van in totaal € 97.861,76 uitbetaald aan [bedrijf 4] te [plaats] .
Op 29 oktober 2008 is de hypotheekakte van de [adres] te [plaats] bij notariskantoor Ottens gepasseerd . In de aangifte van [B] namens Aegon Levensverzekeringen N.V. tegen [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] staat vermeld dat bij de hypotheekaanvraag voor het pand aan de [adres] te [plaats] onder meer de volgende inkomensbescheiden zijn aangeleverd:
- een werkgeversverklaring van [medeverdachte 3], ondertekend door [eigenaar bedrijf 3] namens [bedrijf 3];
- een salarisspecificatie van [medeverdachte 3] van juli 2008 van [bedrijf 3].
Door Aegon is een hypothecaire lening verstrekt ten bedrage van € 410.000,- met daarin opgenomen een bouwdepot voor het bedrag van € 80.000,-. Uit onderzoek bleek dat de gedeclareerde bouwwerkzaamheden niet of niet geheel zijn uitgevoerd. [bedrijf 4] Onderhoudsbedrijf is het bouwbedrijf dat de nota’s voor de verbouwing heeft opgemaakt .
[verdachte] heeft ter terechtzitting van 15 juni 2010 verklaard dat de werkzaamheden die staan vermeld op de nota’s van [bedrijf 4] gericht aan [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] met de bedragen € 22.610,-, € 41.039,26 en € 56.822,50 niet zijn verricht. [verdachte] heeft deze nota’s ingediend bij de ABN-Amro bank en heeft [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] hiervoor laten tekenen zodat de rekeningen aan [bedrijf 4] konden worden betaald.
Voorts heeft [verdachte] ter zitting verklaard dat [medeverdachte 3] niet heeft gewerkt bij [bedrijf 3] te [plaats]. [verdachte] heeft [medeverdachte 4] gevraagd of hij bereid was om bouwnota’s op te maken en hoeveel hij hiermee wilde verdienen. [medeverdachte 4] wilde hier
€ 5.000,- voor hebben. [verdachte] ging hiermee akkoord en zo is het geregeld, aldus [verdachte] ter zitting.
[mede-eigenaar van bedrijf 3] is mede-eigenaar van het bedrijf [bedrijf 3]. [mede-eigenaar van bedrijf 3] heeft bij de politie verklaard dat het handschrift op de werkgeversverklaring van [bedrijf 3] ten name van [medeverdachte 3], waarop een dienstverband als Sales Manager Verkoop sinds 1 juni 2008 met een bruto jaarsalaris van € 58.632,- staat vermeld niet van hem is. De handtekening op deze werkgeversverklaring is ook niet van [mede-eigenaar van bedrijf 3].
Met betrekking tot de [adres] te [plaats] hebben verbalisanten [mede-eigenaar van bedrijf 3] een werkgeversverklaring van [bedrijf 3] getoond die uit het hypotheekdossier is gekopieerd. [mede-eigenaar van bedrijf 3] heeft verklaard dat dit een kopie lijkt van de werkgeversverklaring die hem eerder is getoond en dat zijn stempel erop staat. Volgens [mede-eigenaar van bedrijf 3] zijn het beide valse werkgeversverklaringen. Het pand aan de [adres] zegt [mede-eigenaar van bedrijf 3] niets .
[medeverdachte 3] heeft tegenover de politie verklaard dat [verdachte] op een gegeven moment tegen hem zei: “Je staat vanaf nu op de loonlijst bij [bedrijf 3]”. [medeverdachte 3] heeft niet bij [bedrijf 3] gewerkt. Het arbeidscontract bestond alleen op papier zodat hij het pand aan de [adres] te [plaats] kon kopen. [verdachte] regelde alles, zoals de notaris, de werkgeversverklaring en dergelijke. Er hebben geen verbouwingswerkzaamheden plaatsgevonden in het pand aan de [adres] te [plaats], aldus [medeverdachte 3]. Parallel aan de aankoop van de [adres] liep ook de [adres]. [verdachte] zei dat hij dat zou regelen . Toen zij bezig waren met de tweede woning wist [medeverdachte 3] dat [verdachte] niet op een eerlijke manier bezig was met het verkrijgen van een hypotheek, aldus [medeverdachte 3] bij de politie . [medeverdachte 3] heeft bij de politie verklaard dat hij een door [bedrijf 3] betaald bedrag – dat een salarisbetaling moest voorstellen – in meerdere gedeelten van zijn rekening heeft opgenomen en één of meerdere van die bedragen aan [medeverdachte 1] heeft gegeven. Van het op zijn rekening gestorte bouwdepot heeft [medeverdachte 3] in opdracht van [medeverdachte 1] een betaling ten behoeve van [medeverdachte 1] gedaan en het resterende bedrag aan [medeverdachte 1] overgemaakt .
Het bedrijf van [medeverdachte 4] heet [bedrijf 4] . Verbalisanten hebben [medeverdachte 4] voorgehouden dat op 13 en 17 november 2008 bedragen op de bedrijfsrekening van [bedrijf 4] zijn gestort van respectievelijk € 22.610,- en € 97.176,76 in verband met het vrijkomen van een bouwdepot ten aanzien van de panden aan de [adres] te [plaats] en de [adres] te [plaats]. Volgens [medeverdachte 4] werd op initiatief van [verdachte] de hele constructie van rekeningen en facturen besproken. [medeverdachte 4] had de nota al gemaakt voordat de hypotheek rond was. Dit was niet iets dat hij normaliter deed. Hij heeft daarvoor nooit aan een klant een nota gegeven voordat hij het werk had verricht. Hij erkent hierin fout te zijn geweest .
Nadat verbalisanten [medeverdachte 4] hebben voorgehouden dat hij in de periode van 13 oktober 2008 tot en met 10 november 2008 drie facturen naar [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] heeft verzonden naar het adres [adres] te [plaats], heeft [medeverdachte 4] verklaard dat hij deze nota’s heeft opgemaakt en dat hij zijn handtekening erop herkent.
Volgens [medeverdachte 4] was het hetzelfde verhaal als bij de [adres] te [plaats]. Op de [adres] heeft [medeverdachte 4] geen verbouwingswerkzaamheden verricht. Het geheel werd besproken met [verdachte] .
Zaaksdossier 5 ([adres] te [plaats])
In het dossier bevinden zich de volgende documenten:
- een werkgeversverklaring ten aanzien van [verdachte] als Consultant Human Resources bij [bedrijf 5] per 1 november 2006 met een bruto jaarsalaris van € 97.500,- en een vakantietoeslag van € 7.800,- ;
- een bankafschrift waarop een betaling van salaris van november 2006 staat vermeld, betreft Rabobankrekening [rekeningnummer] ;
- een hypotheekaanvraag van 13 november 2006 betreffende een oversluiting waarbij verbouwingskosten van € 75.000,- aan het pand gelegen aan de [adres] te [plaats] worden vermeld .
De bankrekening met nummer [rekeningnummer] staat op naam van [verdachte] .
Op 8 december 2006 is door de Goudse Hypotheken een offerte uitgebracht voor een lening van € 595.000,-. De geldgever betreft Bank of Scotland . Op 7 februari 2007 is de hypotheekakte van de [adres] te [plaats] bij notariskantoor Oude Luttikhuis & Zwaan gepasseerd . Er is een bouwdepot van € 60.000,- verstrekt dat middels (ver)bouw(ings)facturen is uitbetaald .
[verdachte] heeft ter terechtzitting van 15 juni 2010 verklaard dat de werkgeversverklaring die [medeverdachte 6] namens [bedrijf 5] voor hem heeft ingevuld en zijn loonstrook bij [bedrijf 5] niet kloppen. [verdachte] had geen loondienstbetrekking bij [bedrijf 5]. De loonstrook is niet reëel, aldus [verdachte]. De (ver)bouwwerkzaamheden die in het pand aan de [adres] te [plaats] zijn uitgevoerd, zijn niet verricht door [bedrijf 6]. De facturen van [bedrijf 6] waren opgemaakt teneinde een uitkering uit het bouwdepot te verkrijgen. De hypotheek is [verdachte] verstrekt op grond van stukken die niet klopten, te weten een werkgeversverklaring van [bedrijf 5] en een loonstrook van [bedrijf 5], aldus [verdachte] ter terechtzitting.
Zaaksdossier 7 ([adres] te [plaats])
In het dossier bevinden zich de volgende documenten:
- een werkgeversverklaring ten aanzien van [C] met een dienstverband als chauffeur transporteur sinds 1 december 2006 bij [bedrijf 10] met een bruto jaarsalaris van € 44.712,- inclusief vakantiegeld ;
- een loonstrook van [bedrijf 10] van de maand januari 2007 betreffende een inkomen van [C] van € 2.297,59 per maand ;
- een factuur van [bedrijf 6], factuurdatum 20 april 2007, betreffende diverse verbouwingswerkzaamheden [adres] te [plaats], factuurbedrag € 42.800,- inclusief btw, over te maken op rekening [rekeningnummer] ;
- een declaratieformulier voor het bouwdepot dat op 21 april 2007 is ondertekend door [C] en [D] waarop is vermeld dat de (ver)bouwing volledig gereed is .
[C] en [D] hebben op 10 april 2007 voor het pand [adres] te [plaats] een hypotheek afgesloten bij de ABN-Amro bank van € 307.500,- waarvan
€ 40.000,- in een bouwdepot .
[verdachte] heeft ter terechtzitting van 15 juni 2010 verklaard dat hij de familie [C] heeft verteld dat, als ze een hypotheek met een bouwdepot zouden afsluiten, ze met geld uit het bouwdepot hun krediet zouden kunnen afbetalen. [C] en [D] hebben vervolgens een hypotheek verkregen. Ze hebben hun leningen afgelost met geld uit het bouwdepot, aldus [verdachte]. [medeverdachte 6] heeft een fictieve werkgeversverklaring en fictieve loonstroken ten name van [C] opgemaakt. [verdachte] heeft [medeverdachte 6] via een e-mailbericht instructies gegeven voor het opmaken van salarisspecificaties, aldus [verdachte], ter zitting.
Met betrekking tot het pand aan de [adres] te [plaats] heeft [medeverdachte 6] verklaard dat hij door [verdachte] werd benaderd om mensen op zijn loonlijst te zetten. [verdachte] gaf [medeverdachte 6] de gegevens door van die mensen, zoals personalia, hoogte van salarissen enzovoort. [medeverdachte 6] heeft de door hem opgemaakte fictieve salarisstroken en werkgeversverklaringen naar [verdachte] verstuurd. [medeverdachte 6] heeft een fictieve loonstrook van [bedrijf 10] van de maand januari 2007 betreffende een inkomen van [C] van € 2.297,59 per maand opgemaakt .
[eigenaar van bedrijf 10] van [bedrijf 10] heeft verklaard dat hij de hem getoonde arbeidsovereenkomst tussen [bedrijf 10] en [C] nooit heeft gezien en dat het fictieve salarisstroken moeten zijn .
[medeverdachte 5] heeft verklaard dat [verdachte] hem circa zes keer heeft benaderd om valse facturen op te maken uit hoofden van het aannemersbedrijf [bedrijf 6]. Dit betrof telkens facturen voor verbouwingen met een kostenpost tussen de € 40.000,- en € 200.000,-. [medeverdachte 5] stuurde de door hem vals opgemaakte facturen naar [verdachte] of gaf ze hem in persoon wanneer hij hem zag .
Verbalisanten hebben [medeverdachte 5] een factuur getoond gericht aan [C] met factuurdatum 20 april 2007, betreffende diverse verbouwingswerkzaamheden [adres] te [plaats], met het bedrag van € 42.800,- dat dient te worden overgemaakt op rekening nummer [rekeningnummer]. De factuur is aangetroffen op de harde schijf van de laptop van [medeverdachte 5] . Volgens [medeverdachte 5] zou het goed kunnen dat hij deze factuur in opdracht van [verdachte] heeft opgemaakt. Het bouwbedrijf [bedrijf 6] bestond alleen op papier. [medeverdachte 5] had geen werknemers. Door [bedrijf 6] werd nimmer arbeid verricht .
Zaaksdossier 8 ([adres]-[adres] te [plaats])
In het dossier bevinden zich de volgende documenten:
- een werkgeversverklaring ten aanzien van [medeverdachte 1] met een dienstverband als interim manager sinds 1 juli 2007 bij [bedrijf 7] met een bruto jaarsalaris van € 71.280,- inclusief vakantiegeld ;
- drie salarisspecificaties van [bedrijf 7] (hierna te noemen: [bedrijf 7]) van de maanden juli 2007, augustus 2007 en september 2007, betreffende een inkomen van [medeverdachte 1] .
Op 18 januari 2008 is de hypotheekakte van de [adres] te [plaats] bij notaris mr. T.J. van der Veer gepasseerd . De geldlening bij de ABN-Amro bank bedraagt
€ 370.000,- inclusief bouwdepot van € 85.000,- .
[verdachte] heeft ter terechtzitting verklaard dat [medeverdachte 1] het pand aan de [adres] te [plaats] heeft gekocht. Bij de hypotheek voor deze woning zat een bouwdepot om de woning te verbouwen tot appartementen. Volgens [verdachte] is de boel geflest. De werkgeversverklaring en salarisspecificatie van zijn bedrijf [bedrijf 7] waren fictief, aldus [verdachte].
Ten aanzien van het pand aan de [adres] te [plaats] heeft [medeverdachte 6] tegenover de politie verklaard dat hij de salarisstroken van [bedrijf 7] van de maanden juli 2007, augustus 2007 en september 2007, betreffende een inkomen van [medeverdachte 1] in opdracht van [verdachte] valselijk heeft opgemaakt. [medeverdachte 6] heeft met betrekking tot voornoemd pand ook een werkgeversverklaring opgemaakt. [verdachte] heeft hem hiertoe de gegevens geleverd . [medeverdachte 4] heeft bij de politie verklaard dat hij nooit in het pand [adres] is geweest .
Zaaksdossier 9 ([adres] te [plaats])
In het dossier bevinden zich de volgende documenten:
- een werkgeversverklaring ten aanzien van [F] met een dienstverband als bedrijfsleider sinds 15 november 2006 bij [bedrijf 8] met een bruto jaarsalaris van € 87.000,- en € 6.960,- vakantiegeld ;
- een werkgeversverklaring ten aanzien van [G] met een dienstverband als recruiter sinds 8 januari 2007 bij [bedrijf 5] met een bruto jaarsalaris van
- € 71.400,- en € 5.712,- vakantietoeslag ;
- vier facturen van [bedrijf 6], factuurdata 20 april 2007, 1 mei 2007, 21 mei 2007 en 27 augustus 2007, betreffende diverse verbouwingswerkzaamheden aan [adres] te [plaats] .
Op 30 maart 2007 is door Nationale Nederlanden een hypotheek verstrekt aan [G] en [F] met betrekking tot het pand aan de [adres] te [plaats] voor een bedrag van € 880.000,- inclusief bouwdepot van € 300.000,- .
Ter terechtzitting van 15 juni 2010 heeft [verdachte] ten aanzien van het pand [adres] te [plaats] verklaard dat hem tijdens een bespreking met [F], [G] en [medeverdachte 1] werd gevraagd naar financiële mogelijkheden voor een verbouwing en het wegwerken van de financiële problemen.
[H] was ervan op de hoogte dat [F] fictief werkzaam was bij zijn onderneming [bedrijf 8], aldus [verdachte].
[F] heeft verklaard dat hij nooit werkzaam is geweest bij [bedrijf 8] . Volgens [G] is zij nooit werkzaam geweest bij [bedrijf 5] .
[medeverdachte 5] heeft verklaard dat [verdachte] hem circa zes keer heeft benaderd om valse facturen op te maken uit hoofden van het aannemersbedrijf [bedrijf 6]. Dit betrof telkens facturen voor verbouwingen. [medeverdachte 5] stuurde de door hem vals opgemaakte facturen naar [verdachte] of gaf ze hem in persoon wanneer hij hem zag . Het aannemersbedrijf [bedrijf 6] bestond alleen maar op papier. [medeverdachte 5] had geen werknemers en er werden geen werkzaamheden door [bedrijf 6] verricht . [medeverdachte 5] heeft met betrekking tot het pand aan de [adres] te [plaats] vier bouwnota’s opgemaakt voor de familie [F] .
Aanvullende overweging ten aanzien van feit 1: criminele organistatie
In het dossier bevindt zich een e-mailbericht van vrijdag 14 september 2007 van [verdachte], verzonden en gericht aan [medeverdachte 6] en [medeverdachte 5] waarin het volgende staat vermeld. [verdachte] vraagt aan [medeverdachte 5] of hij een werkgeversverklaring en arbeidscontract opmaakt. Tevens vraagt [verdachte] aan [medeverdachte 5] om het nettosalaris aanstaande maandag over te maken op de rekening van [medeverdachte 4]. Zodra [medeverdachte 6] het nettosalaris aan [verdachte] doorgeeft, geeft [verdachte] dit aan [medeverdachte 5] door. Voorts vermeldt [verdachte] gegevens als de datum van indiensttreding, de functie, het tijdvak van de salarisstrook, het salarisbedrag, de persoonsgegevens van werknemer [medeverdachte 4] en de gegevens van werkgever [bedrijf 6] .
[medeverdachte 6] heeft [medeverdachte 5] via [verdachte] ontmoet, aldus [medeverdachte 6] bij de politie. [medeverdachte 5] heeft een werkgeversverklaring voor [medeverdachte 6] geregeld ten behoeve van het verkrijgen van een hypotheek door [medeverdachte 6]. [medeverdachte 5] heeft [bedrijf 5], het bedrijf van [medeverdachte 6], twee maanden op zijn naam gehad zodat [medeverdachte 6] een hypotheek kon verkrijgen. Volgens [medeverdachte 6] kwam dit idee van [verdachte] .
[medeverdachte 5] heeft eveneens verklaard dat hij met [medeverdachte 6] en [verdachte] zijn overname van [bedrijf 5] van [medeverdachte 6] bij de Kamer van Koophandel heeft geregeld. [medeverdachte 5] heeft een werkgeversverklaring van [bedrijf 5] ten name van [medeverdachte 6] opgemaakt en aan [verdachte] verstrekt. [medeverdachte 6] maakte van zijn privé rekening een bedrag van ongeveer € 2.500,- over naar de privé rekening van [medeverdachte 5]. Voorts maakte [medeverdachte 5] dit bedrag over naar de bankrekening van [bedrijf 5], waarna hij het geldbedrag als salaris overmaakte naar [medeverdachte 6]. [medeverdachte 5] heeft zo twee keer salaris aan [medeverdachte 6] overgemaakt. Vervolgens is [bedrijf 5] bij de Kamer van Koophandel overgeschreven op naam van de vrouw van [medeverdachte 6]. [medeverdachte 5] is hiervoor met [verdachte], [medeverdachte 6] en de vrouw van [medeverdachte 6] bij de Kamer van Koophandel geweest. Nadat het bedrijf [bedrijf 5] op naam van de vrouw van [medeverdachte 6] was gezet, werd [medeverdachte 5] op de loonlijst van [bedrijf 5] gezet en ontving hij ongeveer
€ 2.600,- aan salaris. De afspraak met [medeverdachte 6] was dat [medeverdachte 5] het geld na binnenkomst op zijn bankrekening direct terug zou storten naar diens rekening. [medeverdachte 5] kreeg van [verdachte] salarisstroken aangeleverd .
Bewijsoverwegingen
De rechtbank acht op grond van de hierboven ten aanzien van de feiten 1, 2 en 3 genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte met [verdachte], [medeverdachte 6], [medeverdachte 5] en [medeverdachte 1] heeft deelgenomen aan een criminele organisatie die zich op structurele basis heeft beziggehouden met het verkrijgen van hypothecaire geldleningen op grond van niet bestaande dienstverbanden en met het onttrekken van gelden uit bouwdepots op grond van valse bouwnota’s. Op verzoek van [verdachte] maakte [medeverdachte 6] telkens valse salarisstroken en werkgeversverklaringen met behulp waarvan [verdachte] hypotheken wist te verkrijgen. [medeverdachte 5] heeft desgevraagd door [verdachte] steeds valse bouwnota’s opgemaakt namens [bedrijf 6] waarmee [verdachte] met anderen geldbedragen uit bouwdepots heeft onttrokken.
Uit voormelde bewijsmiddelen met betrekking tot feit 1 leidt de rechtbank af dat [medeverdachte 6] en [medeverdachte 5] ervan op de hoogte zijn geweest dat zij met hun gedragingen op deze wijze hypotheekverstrekkers hebben opgelicht.
[medeverdachte 1] is samen met [verdachte], [medeverdachte 6] en [medeverdachte 5] betrokken geweest bij hypotheekfraude met betrekking tot vijf panden, te weten de panden aan de [adres] te [plaats], de [adres] te [plaats], de [adres] te [plaats], de [adres] te [plaats] en de [adres] te [plaats]. De panden aan de [adres] te [plaats] en de [adres] te [plaats] betroffen panden van [medeverdachte 1]. In verband met de percelen [adres] te [plaats] en [adres] te [plaats] heeft [medeverdachte 1] een geldbedrag van € 44.500,- op zijn bankrekening van [medeverdachte 3] ontvangen. Met betrekking tot de hypotheek voor het pand aan de [adres] te [plaats] van zijn tante [G] is [medeverdachte 1] aanwezig geweest bij de bespreking hierover tussen hem, [verdachte], [G] en [F]. Volgens zijn eigen (opgenomen) verklaring deed [medeverdachte 1] alles samen met [verdachte] en kon hij in diens computer .
Feit 4 en 5: Wet wapens en munitie
A. De verklaring van [verdachte] afgelegd ter terechtzitting van deze rechtbank, meervoudige kamer voor strafzaken, op 15 juni 2010, voor zover inhoudende -zakelijk weergegeven-:
Ik heb op 27 mei 2009 in mijn woning te [plaats] voorhanden gehad:
- 2 wurgstokken;
- een gasbusje, merk Elitex, model Nato Silliarde;
- een geweer, merk Schmidt Rubin, model 1896/11, kaliber 7,5 x 55mm Swiss;
- patroonhouders voor kaliber .45 auto, merk Smith & Wesson;
- patroonhouders voor kaliber 6,35 mm;
- 45 scherpe patronen, kaliber .22LR;
- 2 scherpe patronen, kaliber 6,35 mm;
- 30 scherpe patronen, kaliber .45 auto.
B. Het geschrift, inhoudende een proces-verbaal van 28 mei 2009, opgemaakt door [verbalisant 3], werkzaam bij de politie Utrecht, met nummer PL0950/09-128272, doorgenummerde pagina 487.
C. Het proces-verbaal van 2 juni 2009, in de wettelijke vorm opgemaakt door [verbalisant 4], werkzaam bij de politie Utrecht, met nummer PL095/09-162713, met bijlagen, doorgenummerde pagina’s 490 e.v.
Feit 6: hennep ([adres] te [plaats])
Op 28 april 2009 is de politie de woning aan de [adres] te [plaats] binnengetreden. De politie heeft in deze woning personen aangetroffen die henneptoppen aan het knippen waren. De politie heeft alle henneptoppen in beslag genomen . De henneptoppen hadden een totaalgewicht van 18 kilogram .
[verdachte] heeft ter terechtzitting van 15 juni 2010 verklaard dat hij wist dat er zich op 28 april 2009 hennep in de woning aan de [adres] te [plaats] bevond. Op het moment dat deze woning door de politie werd binnengetreden was [verdachte] daar aanwezig in de woonkamer.
4.3.2 Partiële vrijspraken
Feit 1: criminele organisatie
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat de criminele organisatie waaraan verdachte heeft deelgenomen het oogmerk had om naast banken en/of hypotheekverstrekkers eveneens personen op te lichten, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.
Feit 2: oplichting
Feit 3: valsheid in geschrift
Ten aanzien van feit 2 en 3 kan voorts niet wettig en overtuigend worden bewezen dat de volgende stukken valselijk zijn opgemaakt:
- een werkgeversverklaring ten aanzien van [medeverdachte 2] met een dienstverband als Algemeen Medewerker sinds 1 februari 2008 bij [bedrijf 9] met een bruto jaarsalaris van € 20.955,67 inclusief vakantiegeld;
- een salarisspecificatie van [bedrijf 9] van de maand september 2008 betreffende een inkomen van [medeverdachte 2] van € 1.616,95 bruto per maand;
- een taxatierapport ten aanzien van het pand gelegen aan de [adres] te [plaats] met de onderhandse verkoopwaarde van € 325.000,- voor verbouwing en € 400.000,- na verbouwing en executiewaarde van € 292.500,- voor verbouwing en € 360.000,- na verbouwing;
- een taxatierapport ten aanzien van het pand gelegen aan de [adres] te [plaats] met de onderhandse verkoopwaarde van € 312.000,- voor verbouwing en € 403.000,- na verbouwing en executiewaarde van € 280.000,- voor verbouwing en € 363.000,- na verbouwing;
- een taxatierapport ten aanzien van het pand gelegen aan de [adres] te [plaats];
- een taxatierapport ten aanzien van het pand gelegen aan de [adres] te [plaats];
- een taxatierapport ten aanzien van het pand gelegen aan de [adres] te [plaats].
Verdachte zal dan ook telkens van deze onderdelen van de dagvaarding worden vrijgesproken.
Feit 6: hennep ([adres] te [plaats])
Nu de betrokkenheid van verdachte bij de hennepkwekerij in het pand aan de [adres] te [plaats] (de rechtbank begrijpt: [plaats]) niet wettig en overtuigend kan worden bewezen, zal de rechtbank ten slotte verdachte hiervan vrijspreken.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
op tijdstippen in de periode van 1 januari 2008 tot en met 29 september 2009 in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk oplichting van banken en/of hypotheekverstrekkers door hen met behulp van valse documenten te bewegen een hypotheekovereenkomst aan te gaan;
2.
op tijdstippen in de periode van 1 november 2006 tot en met 2 juni 2009 in Nederland tezamen en in vereniging met anderen telkens met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen telkens door het aannemen van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels
(zaak 3) op tijdstippen in de periode van 11 september 2008 tot en met 2 juni 2009 Florius en/of ABN-Amro heeft / hebben bewogen tot het aangaan van een hypothecaire lening inclusief bouwdepot op het pand aan de [adres] te [plaats] met de heer [medeverdachte 3] en de heer [medeverdachte 2], middels de oplichtingsmiddelen A, B, F, G en H als hieronder nader omschreven
(zaak 4) op tijdstippen in de periode van 18 september 2008 tot en met 14 mei 2009 Aegon heeft / hebben bewogen tot het aangaan van een hypothecaire lening inclusief bouwdepot op het pand aan de [adres] te [plaats] met [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2], middels de oplichtingsmiddelen A, B, I, J en K als hieronder nader omschreven
(zaak 5) op tijdstippen in de periode van 1 november 2006 tot en met 31 december 2006 Bank of Scotland heeft / hebben bewogen tot het aangaan van een hypothecaire lening inclusief bouwdepot op het pand aan de [adres] te [plaats] met [verdachte], middels de oplichtingsmiddelen M, N en O als hieronder nader omschreven
(zaak 7) op tijdstippen in de periode van 1 maart 2007 tot en met 30 april 2007 ABN-Amro heeft / hebben bewogen tot het aangaan van een hypothecaire lening inclusief bouwdepot op het pand aan de [adres] te [plaats] met [D] en [C], middels de oplichtingsmiddelen Q, R, T en U als hieronder nader omschreven
(zaak 8) op tijdstippen in de periode van 1 januari 2008 tot en met 31 januari 2008 ABN-Amro heeft / hebben bewogen tot het aangaan van een hypothecaire lening inclusief bouwdepot op het pand aan de [adres] te [plaats] met [medeverdachte 1], middels de oplichtingsmiddelen V en W als hieronder nader omschreven
(zaak 9) op tijdstippen in de periode van 1 maart 2007 tot en met 31 maart 2007 Nationale Nederlanden heeft / hebben bewogen tot het aangaan van een hypothecaire lening inclusief bouwdepot op het pand aan de [adres] te [plaats] met [G] en [F], middels de oplichtingsmiddelen X, Y en AA als hieronder nader omschreven
hebbende verdachte en / of zijn mededader(s) toen aldaar telkens met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk en / of listiglijk en / of in strijd met de waarheid betreffende benadeelden valse werkgeversverklaringen en/of valse salarisspecificaties overgelegd, te weten:
A) een werkgeversverklaring ten aanzien van [medeverdachte 3] met een dienstverband als Sales Manager Verkoop sinds 1 juni 2008 bij [bedrijf 3] met een bruto jaarsalaris van 58.632,00 euro inclusief vakantiegeld en
B) een salarisspecificatie van [bedrijf 3] van de maand juli 2008 betreffende een inkomen van [medeverdachte 3] van 4.200,00 euro bruto per maand en
F) een nota van [bedrijf 4], rekeningnummer [rekeningnummer], voor een bedrag van 22.610,00 euro met betalingskenmerk [betalingskenmerk] en
G) een nota van [bedrijf 4], rekeningnummer [rekeningnummer] met betalingskenmerk [betalingskenmerk] en
H) een nota van [bedrijf 4], rekeningnummer [rekeningnummer], voor een bedrag van 56.822,50 euro en
I) een nota van [bedrijf 4], rekeningnummer [rekeningnummer], voor een bedrag van 13.685,00 euro met betalingskenmerk [betalingskenmerk] en
J) een nota van [bedrijf 4], rekeningnummer [rekeningnummer], voor een bedrag van 43.435,00 euro met betalingskenmerk [betalingskenmerk] en
K) een nota van [bedrijf 4], rekeningnummer [rekeningnummer], voor een bedrag van 26.775,00 euro met betalingskenmerk [betalingskenmerk] en
M) een werkgeversverklaring ten aanzien van [verdachte] als zijnde Consultant Human Resources bij [bedrijf 5] per 1 november 2006 met een bruto jaarsalaris van 97.500,00 euro en een vakantietoeslag van 7.800,00 euro en
N) een bankafschrift waarop een betaling van salaris van november 2006 staat vermeld, betreft Rabobankrekening [rekeningnummer] en
O) een hypotheekaanvraag betreffende een oversluiting, waarbij verbouwingskosten van 75.000,00 euro aan het pand gelegen aan de [adres] te [plaats] werd vermeld en
Q) een werkgeversverklaring ten aanzien van [C] met een dienstverband als chauffeur transporteur sinds 1 december 2006 bij [bedrijf 10] met een bruto jaarsalaris van 44.712,00 euro inclusief vakantiegeld en
R) een loonstrook van [bedrijf 10] van de maand januari 2007, betreffende een inkomen van [C] van 2.297,59 euro per maand en
T) een factuur van [bedrijf 6], factuurdatum 20 april 2007, betreffende diverse verbouwingswerkzaamheden [adres] te [plaats], factuurbedrag 42.800,00 euro, inclusief btw, over te maken op rekening [rekeningnummer] en
U) een declaratieformulier voor het bouwdepot, welke op 21 april 2007 is ondertekend door [C] en [D], waarop vermeld dat de (ver)bouwing volledig gereed is en
V) een werkgeversverklaring ten aanzien van [medeverdachte 1] met een dienstverband als interim manager sinds 1 juli 2007 bij [bedrijf 7] met een bruto jaarsalaris van 71.280,00 euro inclusief vakantiegeld en
W) drie salarisspecificaties van [bedrijf 7] van de maanden juli 2007 en augustus 2007 en september 2007 betreffende een inkomen van [medeverdachte 1] en
X) een werkgeversverklaring ten aanzien van [F] met een dienstverband als bedrijfsleider sinds 15 november 2006 bij [bedrijf 8] met een bruto jaarsalaris van 87.000,00 euro en 6.960,00 euro vakantietoeslag en
Y) een werkgeversverklaring ten aanzien van [G] met een dienstverband als recruiter sinds 8 januari 2007 bij [bedrijf 5] met een bruto jaarsalaris van 71.400,00 euro en 5.712,00 euro vakantietoeslag en
AA) vier facturen van [bedrijf 6], factuurdata 20 april 2007 en 1 mei 2007 en 21 mei 2007 en 27 augustus 2007, betreffende diverse verbouwingswerkzaamheden aan [adres] te [plaats],
waardoor de ABN-Amro en Aegon en Nationale Nederlanden en de Bank of Scotland telkens werden bewogen tot het aangaan van bovenomschreven hypothecaire leningen en het afgeven van geldbedragen;
3.
op tijdstippen in de periode van 1 november 2006 tot en met 2 juni 2009 in Nederland tezamen en in vereniging met anderen telkens hierna genoemde geschriften, elk zijnde een geschrift bestemd om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft/hebben opgemaakt, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) telkens valselijk opgemaakt en/of ondertekend,
- een werkgeversverklaring ten aanzien van [medeverdachte 3] met een dienstverband als Sales Manager Verkoop sinds 1 juni 2008 bij [bedrijf 3] met een bruto jaarsalaris van 58.632,00 euro inclusief vakantiegeld, terwijl er geen sprake was van een dergelijk dienstverband en
- een salarisspecificatie van [bedrijf 3] van de maand juli 2008 betreffende een inkomen van [medeverdachte 3] van 4.200,00 euro bruto per maand, terwijl er geen werkzaamheden waren verricht en er geen sprake was van een dergelijk dienstverband en
- een nota van [bedrijf 4], rekeningnummer [rekeningnummer], voor een bedrag van 22.610,00 euro met betalingskenmerk [betalingskenmerk], terwijl de werkzaamheden verbandhoudende met de nota niet waren verricht en
- een nota van [bedrijf 4], rekeningnummer [rekeningnummer] met betalingskenmerk [betalingskenmerk], terwijl de werkzaamheden verbandhoudende met de nota niet waren verricht en
- een nota van [bedrijf 4], rekeningnummer [rekeningnummer], voor een bedrag van 56.822,50 euro terwijl de werkzaamheden verbandhoudende met de nota niet waren verricht en
- een nota van [bedrijf 4], rekeningnummer [rekeningnummer], voor een bedrag van 13.685,00 euro met betalingskenmerk [betalingskenmerk], terwijl de werkzaamheden verbandhoudende met de nota niet waren verricht en
- een nota van [bedrijf 4], rekeningnummer [rekeningnummer], voor een bedrag van 43.435,00 euro met betalingskenmerk [betalingskenmerk], terwijl de werkzaamheden verbandhoudende met de nota niet waren verricht en/of
- een nota van [bedrijf 4], rekeningnummer [rekeningnummer], voor een bedrag van 26.775,00 euro met betalingskenmerk [betalingskenmerk], terwijl de werkzaamheden verbandhoudende met de nota niet waren verricht en
- een werkgeversverklaring ten aanzien van [verdachte] als zijnde Consultant Human Resources bij [bedrijf 5] per 1 november 2006 met een bruto jaarsalaris van 97.500,00 euro en een vakantietoeslag van 7.800,00 euro, terwijl er geen sprake was van een dergelijk dienstverband en
- een hypotheekaanvraag betreffende een oversluiting, waarbij verbouwingskosten van 75.000,00 aan het pand gelegen aan de [adres] te [plaats] werd vermeld, waarin onjuiste bedragen en/of onjuiste verbouwingskosten zijn vermeld en/of
- een werkgeversverklaring ten aanzien van [C] met een dienstverband als chauffeur transporteur sinds 1 december 2006 bij [bedrijf 10] met een bruto jaarsalaris van 44.712,00 euro inclusief vakantiegeld, terwijl er geen sprake was van een dergelijk dienstverband en
- een loonstrook van [bedrijf 10] van de maand januari 2007 betreffende een inkomen van [C] van 2.297,59 euro netto per maand, terwijl er geen werkzaamheden waren verricht en er geen sprake was van een dergelijk dienstverband en
- een factuur van [bedrijf 6], factuurdatum 20 april 2007, betreffende diverse verbouwingswerkzaamheden [adres] te [plaats], factuurbedrag 42.800,00 euro, inclusief btw, over te maken op rekening [rekeningnummer], terwijl de werkzaamheden verbandhoudende met de factuur niet waren verricht en
- een declaratieformulier voor het bouwdepot, welke op 21 april 2007 is ondertekend door [C] en [D], waarop vermeld dat de (ver)bouwing volledig gereed is, terwijl de werkzaamheden verbandhoudende met de declaratie niet waren verricht en
- een werkgeversverklaring ten aanzien van [medeverdachte 1] met een dienstverband als interim manager sinds 1 juli 2007 bij [bedrijf 7] met een bruto jaarsalaris van 71.280,00 euro inclusief vakantiegeld, terwijl er geen sprake was van een dergelijk dienstverband en
- drie salarisspecificaties van [bedrijf 7] van de maanden juli 2007 en augustus 2007 en september 2007 betreffende een inkomen van [medeverdachte 1], terwijl er geen werkzaamheden waren verricht en er geen sprake was van een dergelijk dienstverband en
- een werkgeversverklaring ten aanzien van [F] met een dienstverband als bedrijfsleider sinds 15 november 2006 bij [bedrijf 8] met een bruto jaarsalaris van 87.000,00 euro en/of 6.960,00 euro vakantietoeslag, terwijl er geen sprake was van een dergelijk dienstverband en
- een werkgeversverklaring ten aanzien van [G] met een dienstverband als recruiter sinds 8 januari 2007 bij [bedrijf 5] met een bruto jaarsalaris van 71.400,00 euro en 5.712,00 euro vakantietoeslag, terwijl er geen sprake was van een dergelijk dienstverband en
- vier facturen van [bedrijf 6], factuurdata 20 april 2007 en 1 mei 2007 en 21 mei 2007 en 27 augustus 2007, betreffende diverse verbouwingswerkzaamheden aan [adres] te [plaats], terwijl de werkzaamheden verbandhoudende met de facturen niet waren verricht,
zulks telkens met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst door anderen te doen gebruiken;
4.
op 27 mei 2009 in de gemeente [plaats] twee wapens van categorie I, onder 3 te weten twee wurgstokken voorhanden heeft gehad;
5.
op 27 mei 2009 te [plaats] voorhanden heeft gehad
- een gasbusje (merk Elitex, model Nato Silliarde), zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen met weerloosmakende en/of traanverwekkende stof en
- een geweer (merk Schmidt Rubin, model 1896/11, kaliber 7,5x55mm Swiss) en
- (een) patroonhouder(s) (voor kaliber .45 auto, merk Smith&Wesson) en
- (een) patroonhouder(s) (voor kaliber 6,35mm) en
- 45 scherpe patronen (kaliber .22LR) en
- twee scherpe patronen (kaliber 6,35mm) en
- dertig scherpe patronen (kaliber .45 auto);
6.
op 28 april 2009 te [plaats] opzettelijk aanwezig heeft gehad in een pand aan de [adres] te [plaats] een hoeveelheid van in totaal ongeveer 18 kilogram hennep.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
Feit 1: Deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven;
Feit 2: Medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd;
Feit 3: Medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd;
Feit 4: Handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd;
Feit 5: Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd;
Feit 6: Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod;
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 18 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met aftrek van voorarrest en toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 230.000,- met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de in beslag genomen wapens en munitie worden onttrokken aan het verkeer en dat de computer aan [E] wordt geretourneerd.
6.2 Het standpunt van de verdediging
Volgens de verdediging dient de op te leggen onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk te zijn aan de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Subsidiair zou een onvoorwaardelijk deel van ten hoogste 3 maanden gevangenisstraf kunnen worden opgelegd waarbij het nog uit te zitten deel door middel van elektronische detentie wordt volbracht. Verdachte kan zich vinden in oplegging van een werkstraf van 240 uur zodat hij iets kan terugdoen voor de maatschappij, aldus de raadsman. Verdachte dient een straf te worden opgelegd zoals die in vergelijkbare zaken wordt opgelegd. De ernst van de feiten moet volgens de verdediging worden genuanceerd aangezien verdachte ondernemers financieel heeft willen helpen onder de voorwaarde dat zij aan hun financiële verplichtingen zouden voldoen. Voorts dient bij de straftoemeting er rekening mee te worden gehouden dat verdachte first offender is, drie opgroeiende zonen heeft, kostwinner van zijn gezin is en enorme schulden heeft, aldus de verdediging.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straffen heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Wat betreft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft deelgenomen aan een criminele organisatie die zich heeft bezig gehouden met het oplichten van banken en hypotheekverstrekkers. Hij heeft met zijn mededaders valse salarisspecificaties, werkgeversverklaringen en bouwnota’s bij deze instellingen ingediend teneinde hypothecaire leningen en bouwdepots te verkrijgen. Verdachte was de initiator en centrale persoon binnen de criminele organisatie die telkens contacten onderhield met andere deelnemers van de organisatie om stukken aan te leveren ter verkrijging van hypothecaire leningen en gelden uit bouwdepots. Met zijn handelen heeft verdachte misbruik gemaakt van het vertrouwen dat hypotheekverstrekkers in dergelijke stukken mogen stellen en deze instellingen telkens voor enorm grote bedragen benadeeld. Tevens heeft hij verschillende personen achtergelaten met een aanzienlijke vordering van de hypotheekverstrekker.
Daarnaast heeft verdachte diverse soorten wapens en munitie voorhanden gehad. Het ongecontroleerde bezit van dergelijke voorwerpen levert een ernstige aantasting van de maatschappelijke veiligheid op.
Ten slotte heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van ongeveer 18 kilogram softdrugs, te weten hennep. Deze hoeveelheid duidt er op dat de verdovende middelen zouden worden verspreid onder gebruikers. Langdurig gebruik van deze stof kan leiden tot schade voor de volksgezondheid.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- de inhoud van een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 10 november 2009, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder strafrechtelijk is veroordeeld;
- een reclasseringsadvies betreffende de verdachte van de Reclassering Nederland van 25 november 2009, opgemaakt door N. Stolker, reclasseringswerker, waarin de rechtbank wordt geadviseerd een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen indien verdachte schuldig wordt bevonden. Daarnaast staat in het advies opgenomen dat verdachte in staat is een werkstraf uit te voeren.
Ten slotte houdt de rechtbank bij de straftoemeting rekening met de omstandigheid dat verdachte in grote financiële problemen is geraakt.
Alles afwegende is de rechtbank, anders dan de officier van justitie, van oordeel dat met oplegging van een gevangenisstraf van 12 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met aftrek van voorarrest kan worden volstaan. De rechtbank houdt ten gunste van verdachte rekening met de omstandigheid dat verdachte nog zal worden geconfronteerd met diverse geldvorderingen. Ook op die wijze zal verdachte nog veelvuldig worden geconfronteerd met de gevolgen van de door hem gepleegde feiten.
7 De benadeelde partij Aegon Levensverzekering N.V.
Beweerdelijk namens de benadeelde partij heeft [B], werkzaam als fraudecoördinator bij Aegon Levensverzekering N.V., overeenkomstig het bepaalde in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering. De vordering strekt tot vergoeding van geleden schade ten gevolge van de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten.
Naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting is niet komen vast te staan dat [B], voornoemd, bijzonder gevolmachtigd is om voormelde vordering in te dienen, zodat de rechtbank de vordering niet-ontvankelijk zal verklaren met bepaling dat de vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Onttrekking aan het verkeer:
De in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- een wapen, bruin, Schmidt-Rubin geweer;
- wurgstokjes;
- een pepperspray, Elitex;
- een patroonhouder, grijs;
- een patroonhouder, zilver, Smith Wesson, kaliber .45 auto;
- 45 stuks munitie, koper, American Eagle, kaliber 22lr;
- 2 stuks munitie, koper, S&B, kaliber 6.35mm;
zullen onttrokken worden verklaard aan het verkeer, aangezien met betrekking tot deze voorwerpen het onder 4 en 5 bewezenverklaarde is begaan en deze voorwerpen van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.
Teruggave in beslag genomen goederen:
Met betrekking tot het in beslag genomen voorwerp, te weten een laptop, zwart, Dell lattitude, acht de rechtbank [E] degene die redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt. De rechtbank zal gelasten dat dit voorwerp aan genoemde persoon wordt teruggegeven.
9 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36b, 36c, 47, 57, 140, 225 en 326 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 13, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
10 De beslissing
De rechtbank:
Voorvragen
- verklaart de dagvaarding nietig ten aanzien van de onder feit 2 ten laste gelegde zinsnede:
“(zaak 10) op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 20 november 2006 tot en met 7 augustus 2008 Fortis heeft/hebben bewogen tot het aangaan van een hypothecaire lening (inclusief bouwdepot) (op het pand aan de [adres] te [plaats][woonplaats] met [medeverdachte 1], middels oplichtingsmiddelen V en W als hieronder nader omschreven”.
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van:
- de onder 1 ten laste gelegde zinsnede “oplichting van personen (door hen onder valse voorwendselen te bewegen geld over te maken aan verdachte en/of zijn medededaders)”
- de telkens onder 2 en 3 ten laste gelegde zinsneden:
o “een werkgeversverklaring ten aanzien van [medeverdachte 2] met een dienstverband als Algemeen Medewerker sinds 1 februari 2008 bij [bedrijf 9] met een bruto jaarsalaris van € 20.955,67 inclusief vakantiegeld”;
o “een salarisspecificatie van [bedrijf 9] van de maand september 2008 betreffende een inkomen van [medeverdachte 2] van € 1.616,95 bruto per maand”;
o “een taxatierapport ten aanzien van het pand gelegen aan de [adres] te [plaats] met de onderhandse verkoopwaarde van € 325.000,- voor verbouwing en € 400.000,- na verbouwing en executiewaarde van € 292.500,- voor verbouwing en € 360.000,- na verbouwing”;
o “een taxatierapport ten aanzien van het pand gelegen aan de [adres] te [plaats] met de onderhandse verkoopwaarde van € 312.000,- voor verbouwing en € 403.000,- na verbouwing en executiewaarde van € 280.000,- voor verbouwing en € 363.000,- na verbouwing”;
o “een taxatierapport ten aanzien van het pand gelegen aan de [adres] te [plaats]”;
o “een taxatierapport ten aanzien van het pand gelegen aan de [adres] te [plaats]”;
o “een taxatierapport ten aanzien van het pand gelegen aan de [adres] te [plaats]”.
- het onder 6 ten laste gelegde opzettelijk telen en/of bereiden en/of bewerken en/of verwerken, in elk geval opzettelijk aanwezig hebben van hennep in een pand aan de [adres] te [plaats];
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Feit 1: Deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven;
Feit 2: Medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd;
Feit 3: Medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd;
Feit 4: Handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd;
Feit 5: Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd;
Feit 6: Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partij
- bepaalt dat de benadeelde partij Aegon Levensverzekering N.V. niet-ontvankelijk is in de vordering en dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- verwijst de benadeelde partij in de tot op heden door verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakte kosten, vastgesteld op nihil.
Beslag
- verklaart onttrokken aan het verkeer de in beslag genomen voorwerpen, te weten:
- een wapen, bruin, Schmidt-Rubin geweer;
- wurgstokjes;
- een pepperspray, Elitex;
- een patroonhouder, grijs;
- een patroonhouder, zilver, Smith Wesson, kaliber .45 auto;
- 45 stuks munitie, koper, American Eagle, kaliber 22lr;
- 2 stuks munitie, koper, S&B, kaliber 6.35mm.
- gelast teruggave aan [E] van de in beslag genomen laptop, Dell lattitude.
Dit vonnis is gewezen door mr. G. Perrick, voorzitter, mr. S. Wijna en mr. R.P. den Otter, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.M.T. Bouwman-Everhardus, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 2 juli 2010.