parketnummer: 16-600119-10 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 2 juli 2010
[verdachte],
geboren op [1981] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres].
Raadsvrouw: mr. C. van Oort, advocaat te De Meern.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzittingen van 15 juni 2010 en 18 juni 2010, waarbij de officier van justitie, mr. A.S. Bijleveld, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1: heeft deelgenomen aan een criminele organisatie met het oogmerk van oplichting van banken en/of hypotheekverstrekkers en/of personen;
Feit 2: in vereniging diverse banken en/of hypotheekverstrekkers heeft opgelicht;
Feit 3: in vereniging diverse malen valsheid in geschrift heeft gepleegd.
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de onder 1 tot en met 3 ten laste gelegde feiten.
De officier van justitie heeft ten aanzien van feit 1 gesteld dat verdachte gedurende de periode van oktober 2008 tot en met mei 2009 heeft deelgenomen aan een criminele organisatie. Hij heeft hiertoe twee panden op zijn naam laten zetten, stapels met formulieren ondertekend en bijeenkomsten bijgewoond teneinde hypotheekfraude te bewerkstelligen.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde heeft de officier van justitie aangevoerd dat verdachte binnen een korte periode twee woningen heeft gekocht waarbij gebruik is gemaakt van een valse werkgeversverklaring en valse loonstroken.
Verdachte heeft de valse facturen van [bedrijf 3] die onder 3 in de tenlastelegging worden genoemd authenticiteit verschaft door deze te ondertekenen. Ten aanzien van de werkgeversverklaring en de salarisspecificatie dient het onder 3 impliciet subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen te worden verklaard, te weten het gebruiken van deze valse geschriften bij het aangaan van de hypotheken, aldus de officier van justitie.
[verdachte] heeft stapels blanco papieren dan wel ongelezen stapels formulieren ondertekend. Hij had een inkomen van € 1.400,- per maand. De gedachte dat hij met deze inkomsten een hypotheek van € 450.000,- kan afsluiten is zo onaannemelijk dat hij hiermee de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij zich schuldig maakt aan oplichting, aldus de officier van justitie.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat verdachte van de feiten 1, 2 en 3 dient te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde kan volgens de raadsvrouw niet wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte wist dat de organisatie het plegen van misdrijven tot oogmerk had.
Met betrekking tot feit 2 en 3 heeft de raadsvrouw betoogd dat verdachte niet het oogmerk had om zich en/of een ander of anderen wederrechtelijk te bevoordelen. Daarnaast kunnen de oplichtingsmiddelen A tot en met H niet aan verdachte worden toegedicht. Verdachte mocht er vanuit gaan dat [medeverdachte 1] net als hijzelf een onvervalste werkgeversverklaring zou overleggen ten behoeve van de hypotheekaanvragen. Hij was er niet van op de hoogte dat daarnaast een valse salarisspecificatie, [medeverdachte 1] betreffende, werd ingediend bij de hypotheekverstrekkers. Verdachte heeft de nota’s van [bedrijf 3] nooit gezien en ook niet ondertekend. Indien de handtekening van verdachte op (één van de) facturen staat komt dat doordat hij zonder criminele intentie zijn handtekening op een blanco formulier heeft gezet. Dit kan niet worden beschouwd als het valselijk opmaken van stukken met een bewijsbestemming, aldus de raadsvrouw.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
4.3.1 De bewijsmiddelen
Feit 2: oplichting
Feit 3: valsheid in geschrift
Zaaksdossier 3 ([adres] te [plaats])
Zaaksdossier 4 ([adres] te [plaats])
In het dossier bevinden zich de volgende documenten:
- een nota van [bedrijf 3], rekeningnummer [rekeningnummer], voor een bedrag van € 22.610,- met betalingskenmerk [betalingskenmerk] ;
- een nota van [bedrijf 3], rekeningnummer [rekeningnummer], voor een bedrag van € 42.840, met betalingskenmerk [betalingskenmerk] ;
- een nota van [bedrijf 3], rekeningnummer [rekeningnummer], voor een bedrag van € 56.822,50 met betalingskenmerk [betalingskenmerk] ;
- een nota van [bedrijf 3], rekeningnummer [rekeningnummer], voor een bedrag van € 13.685,- met betalingskenmerk [betalingskenmerk] ;
- een nota van [bedrijf 3], rekeningnummer [rekeningnummer], voor een bedrag van € 43.435,- met betalingskenmerk [betalingskenmerk] ;
- een nota van [bedrijf 3], rekeningnummer [rekeningnummer], voor een bedrag van € 26.775,- met betalingskenmerk [betalingskenmerk] .
[aangever] heeft namens [benadeelde 2] aangifte gedaan met betrekking de hypotheekverstrekking ten behoeve van het pand aan de [adres] te [plaats]. De hypotheekakte voor de hypothecaire geldlening voor het pand [adres] te [plaats] is gepasseerd op 22 oktober 2008 ten overstaan van notaris mr. T.J. van der Veer. Op 11 september 2008 is door [B], werkzaam bij [bedrijf 1] bij het label [benadeelde 3] een aanvraag voor een hypothecaire lening ingediend voor een bedrag van € 450.000,-. De hypothecaire lening is lening is verstrekt aan [medeverdachte 1] en [verdachte]. In het hypotheekbedrag ten behoeve van de aankoop van het pand aan de [adres] te [plaats], groot € 450.000,-, is een bedrag van € 120.000,- gereserveerd voor een verbouwing. Op grond van ontvangen bouwnota’s is door de [benadeelde 2] bank via [benadeelde 3] een bedrag van in totaal € 97.861,76 uitbetaald aan [bedrijf 3] te [plaats] .
Door [benadeelde 1] is een hypothecaire lening verstrekt ten bedrage van € 410.000,- met daarin opgenomen een bouwdepot voor het bedrag van € 80.000,-. [bedrijf 3] is het bouwbedrijf dat de nota’s voor de verbouwing heeft opgemaakt . Op 29 oktober 2008 is de hypotheek van de [adres] te [plaats] bij notariskantoor Ottens gepasseerd .
[bedrijf 3] is het bedrijf van [medeverdachte 3] . Verbalisanten hebben [medeverdachte 3] voorgehouden dat op 13 en 17 november 2008 bedragen op de bedrijfsrekening van [bedrijf 3] zijn gestort van respectievelijk € 22.610,- en € 97.176,76 in verband met het vrijkomen van een bouwdepot ten aanzien van de panden aan de [adres] te [plaats] en de [adres] te [plaats]. Volgens [medeverdachte 3] werd op initiatief van [medeverdachte 2] de hele constructie van rekeningen en facturen besproken. [medeverdachte 3] had de nota al gemaakt voordat de hypotheek rond was. Dit was niet iets dat hij normaliter deed. Hij had daarvoor nooit aan een klant een nota gegeven voordat hij het werk had verricht. Hij erkent hierin fout te zijn geweest .
Nadat verbalisanten [medeverdachte 3] hebben voorgehouden dat hij in de periode van 13 oktober 2008 tot en met 10 november 2008 drie facturen naar [medeverdachte 1] en [verdachte] heeft verzonden naar het adres [adres] te [plaats], heeft [medeverdachte 3] verklaard dat hij deze nota’s heeft opgemaakt en dat hij zijn handtekening erop herkent.
Volgens [medeverdachte 3] was het hetzelfde verhaal als bij de [adres] te [plaats]. Op de [adres] heeft [medeverdachte 3] geen verbouwingswerkzaamheden verricht. Het geheel werd besproken met [medeverdachte 2] .
Bij de politie heeft [verdachte] ten aanzien van de uitbetaling van het bouwdepot van het pand [adres] te [plaats] verklaard dat hij op verzoek van [medeverdachte 2] een aantal formulieren met vakjes heeft ondertekend. [verdachte] begreep van [medeverdachte 2] dat het formulieren voor de verbouwing waren. [verdachte] heeft er niets van gezien dat [medeverdachte 2] appartementen in de woning heeft gebouwd . Volgens [verdachte] zat bij zowel de hypotheek voor de [adres] te [plaats] als de hypotheek voor de [adres] te [plaats] een bouwdepot. [medeverdachte 2] heeft [verdachte] blanco papieren laten ondertekenen. Op deze papieren stond wel een kopje bouwdepot en diverse vakjes. Er stonden nooit bedragen of omschrijvingen van verbouwingen op vermeld. [medeverdachte 1] had deze papieren al eerder ondertekend. [medeverdachte 2] zou met [medeverdachte 3] offertes regelen die hij dan bij de bank zou indienen .
[verdachte] heeft voormelde verklaringen bij de politie ter terechtzitting van 15 juni 2010 bevestigd. Tevens heeft hij verklaard dat hij de panden aan de [adres] te [plaats] en de [adres] te [plaats] samen met [medeverdachte 1] heeft gekocht. [verdachte] heeft een keer op verzoek van [medeverdachte 2] drie of vier formulieren ondertekend ten behoeve van verbouwingen in voormelde panden. In het pand [adres] te [plaats] heeft geen verbouwing plaatsgevonden, aldus [verdachte] ter terechtzitting.
Bewijsoverweging
Gelet op de verklaringen die [verdachte] heeft afgelegd over het invullen van blanco papieren terwijl hij wist dat die papieren waren bedoeld om geldbedragen uit bouwdepots te verkrijgen, is de rechtbank van oordeel dat verdachte zich hiermee willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat door middel van oplichting geldbedragen uit bouwdepots zouden worden onttrokken. De rechtbank verwerpt dan ook het verweer van de raadsvrouw dat verdachte niet het oogmerk had om zich en/of een ander of anderen wederrechtelijk te bevoordelen.
4.3.2 Partiële vrijspraken
Feit 2: oplichting
Feit 3: valsheid in geschrift
De rechtbank is van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte betrokken is geweest bij het valselijk opmaken van de volgende stukken met als doel het aangaan van hypothecaire leningen:
- een werkgeversverklaring ten aanzien van [medeverdachte 1] met een dienstverband als Sales Manager Verkoop sinds 1 juni 2008 bij [bedrijf 4] met een bruto jaarsalaris van € 58.632,- inclusief vakantiegeld;
- een salarisspecificatie van [bedrijf 4] van de maand juli 2008 betreffende een inkomen van [medeverdachte 1] van € 4.200,- bruto per maand.
Verdachte zal dan ook telkens van deze onderdelen van de dagvaarding worden vrijgesproken.
Feit 1: criminele organisatie
De rechtbank zal verdachte van feit 1 vrijspreken nu de rechtbank van oordeel is dat de strafbare handelingen die verdachte heeft verricht en die de rechtbank wettig en overtuigend bewezen acht van te incidentele aard zijn om van deelneming aan een criminele organisatie te kunnen spreken.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
2.
op tijdstippen in de periode van 1 januari 2008 tot en met 29 september 2009 in Nederland tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk om zich en / of (een) ander (en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en / of door listige kunstgrepen en / of door een samenweefsel van verdichtsels,
(zaak 3) op tijdstippen in de periode van 11 september 2008 tot en met 2 juni 2009 [benadeelde 3] en/of [benadeelde 2] heeft bewogen tot het afgeven van een goed, te weten het betalen van geldbedragen uit het bouwdepot, middels de oplichtingsmiddelen C, D en E als hieronder nader omschreven
(zaak 4) op tijdstippen in de periode van 18 september 2008 tot en met 14 mei 2009 [benadeelde 1] heeft bewogen tot het afgeven van een goed, te weten het betalen van geldbedragen uit het bouwdepot, middels de oplichtingsmiddelen F, G en H als hieronder nader omschreven
hebbende verdachte en / of zijn mededader(s) toen aldaar telkens met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk en / of listiglijk en / of in strijd met de waarheid aan [benadeelde 3] en [benadeelde 2] en [benadeelde 1] valse documenten overgelegd, te weten;
C) een nota van [bedrijf 3] voor een bedrag van 22.610,00 euro betreffende het pand [adres] [plaats] en
D) een nota van [bedrijf 3] voor een bedrag van € 41.039,26 betreffende het pand [adres] [plaats] en
E) een nota van [bedrijf 3] voor een bedrag van € 56.822,50 betreffende het pand [adres] [plaats] en
F) een nota van [bedrijf 3] voor een bedrag van € 13.685,00 betreffende het pand [adres] [plaats] en
G) een nota van [bedrijf 3] voor een bedrag van € 43.435,00 betreffende het pand [adres] [plaats] en
H) een nota van [bedrijf 3] voor een bedrag van € 26.775,00 betreffende het pand [adres] [plaats] en
waardoor de [benadeelde 2] en [benadeelde 1] en [benadeelde 3] telkens werden bewogen tot het afgeven van een of meer geldbedragen;
3.
op tijdstippen in de periode van 1 juli 2008 tot en met 2 juni 2009 in Nederland tezamen en in vereniging met anderen telkens hierna genoemde valse geschriften, elk zijnde een geschrift bestemd om tot bewijs van enig feit te dienen, heeft gebruikt als ware deze echt en onvervalst bij het claimen van geldbedragen uit de bouwdepots behorende bij die hypotheekleningsovereenkomsten,
- een nota van [bedrijf 3], rekeningnummer [rekeningnummer], voor een bedrag van € 22.610,00 met betalingskenmerk [betalingskenmerk], terwijl de werkzaamheden verbandhoudende met de nota niet waren verricht en
- een nota van [bedrijf 3], rekeningnummer [rekeningnummer], voor een bedrag van € 42.840,00 met betalingskenmerk [betalingskenmerk], terwijl de werkzaamheden verbandhoudende met de nota niet waren verricht en
- een nota van [bedrijf 3], rekeningnummer [rekeningnummer], voor een bedrag van € 56.822,50 met betalingskenmerk [betalingskenmerk], terwijl de werkzaamheden verbandhoudende met de nota niet waren verricht en
- een nota van [bedrijf 3], rekeningnummer [rekeningnummer], voor een bedrag van € 13.685,00 met betalingskenmerk [betalingskenmerk], terwijl de werkzaamheden verbandhoudende met de nota niet waren verricht en
- een nota van [bedrijf 3], rekeningnummer [rekeningnummer], voor een bedrag van € 43.435,00 met betalingskenmerk [betalingskenmerk], terwijl de werkzaamheden verbandhoudende met de nota niet waren verricht en
- een nota van [bedrijf 3], rekeningnummer [rekeningnummer], voor een bedrag van € 26.775,00 met betalingskenmerk [betalingskenmerk], terwijl de werkzaamheden verbandhoudende met de nota niet waren verricht,
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5.1 De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
Feit 2: Medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd;
Feit 3: Medeplegen van het opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, meermalen gepleegd.
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand met een proeftijd van 2 jaren en een werkstraf van 200 uren subsidiair 100 dagen hechtenis. Voorts heeft de officier van justitie toewijzing van de vordering van de benadeelde partij gevorderd tot een bedrag van € 230.000,- met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting betoogd dat bij de strafoplegging rekening dient te worden gehouden met de volgende omstandigheden. Verdachte is niet eerder strafrechtelijk veroordeeld. Hij is door deze zaak in financiële problemen geraakt. Verdachte betreurt de gevolgen voor de benadeelden. De raadsvrouw acht een geheel voorwaardelijke straf passend indien de rechtbank tot een veroordeling komt.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straffen heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft hypotheekverstrekkers opgelicht door met zijn mededaders op grond van valse stukken gelden te onttrekken uit bij hypothecaire leningen behorende bouwdepots. Verdachte heeft hiertoe lege formulieren ingevuld waarvan hij wist dat deze bij hypotheekverstrekkers zouden worden ingediend ter verkrijging van gelden uit bouwdepots. Door aldus te handelen heeft verdachte misbruik gemaakt van het vertrouwen dat hypotheekverstrekkers in dergelijke stukken mogen stellen en deze instellingen telkens voor grote bedragen benadeeld.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op de inhoud van een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 22 februari 2010, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder strafrechtelijk is veroordeeld.
Ten slotte houdt de rechtbank bij de straftoemeting rekening met de omstandigheid dat verdachte in grote financiële problemen is geraakt.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat met oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand met een proeftijd van 2 jaren en een werkstraf van 80 uren subsidiair 40 dagen hechtenis kan worden volstaan. De rechtbank overweegt hierbij dat zij, anders dan de officier van justitie, niet wettig en overtuigend bewezen acht dat verdachte betrokken is geweest bij het door middel van oplichting verkrijgen van hypothecaire leningen.
7 De benadeelde partij [benadeelde 1]
Beweerdelijk namens de benadeelde partij heeft [A], werkzaam als fraudecoördinator bij [benadeelde 1], overeenkomstig het bepaalde in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering. De vordering strekt tot vergoeding van geleden schade ten gevolge van de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten.
Naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting is niet komen vast te staan dat [A], voornoemd, bijzonder gevolmachtigd is om voormelde vordering in te dienen, zodat de rechtbank de vordering niet-ontvankelijk zal verklaren met bepaling dat de vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
8 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47, 57, 225 en 326 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
9 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van:
- het onder 1 ten laste gelegde feit;
- de telkens onder 2 ten laste gelegde zinsnede:
o “het afgeven van een goed, te weten het betalen van geldbedragen uit het bouwdepot, middels de oplichtingsmiddelen A en B”
- de onder 2 ten laste gelegde zinsneden:
o “een werkgeversverklaring ten aanzien van [medeverdachte 1] met een dienstverband als Sales Manager Verkoop sinds 1 juni 2008 bij [bedrijf 4] (met een bruto jaarsalaris van 58.632,00 euro inclusief vakantiegeld)”;
o “een salarisspecificatie van [bedrijf 4] van de maand juli 2008 (betreffende een inkomen van [medeverdachte 1] van 4.200,00 euro bruto per maand)”;
- de onder 3 ten laste gelegde zinsneden:
o “een werkgeversverklaring ten aanzien van [medeverdachte 1] met een dienstverband als Sales Manager Verkoop sinds 1 juni 2008 bij [bedrijf 4] (met een bruto jaarsalaris van 58.632,00 euro inclusief vakantiegeld), terwijl er geen sprake was van een dergelijk dienstbverband”;
o “een salarisspecificatie van [bedrijf 4] van de maand juli 2008 (betreffende een inkomen van [medeverdachte 1] van 4.200,00 euro bruto per maand), terwijl er geen werkzaamheden waren verricht en er geen sprake was van een dergelijk dienstverband”;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Feit 2: Medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd;
Feit 3: Medeplegen van het opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 1 maand, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren;
- bepaalt dat de voorwaardelijke straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt verdachte tot een werkstraf van 80 uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 40 dagen;
Benadeelde partij
- bepaalt dat de benadeelde partij [benadeelde 1] niet-ontvankelijk is in de vordering en dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- verwijst de benadeelde partij in de tot op heden door verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakte kosten, vastgesteld op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. G. Perrick, voorzitter, mr. S. Wijna en mr. R.P. den Otter, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.M.T. Bouwman-Everhardus, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 2 juli 2010.