ECLI:NL:RBUTR:2010:BM9249
Rechtbank Utrecht
- Eerste aanleg - meervoudig
- M.P. Gerrits-Janssens
- A.J.P. Schotman
- A. van Maanen
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak in zaak van kinderpornografie door gebrek aan bewijs van opzet
In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Utrecht op 31 mei 2010, stond de verdachte terecht voor het bezit van kinderpornografische afbeeldingen. De tenlastelegging betrof het in bezit hebben van 40 afbeeldingen, waarvan de verdachte werd beschuldigd dat hij hiervan een gewoonte had gemaakt. De rechtbank stelde vast dat de afbeeldingen waren aangetroffen in de Temporary Internet Files van de laptop van de verdachte. De rechtbank oordeelde dat het enkele bekijken van een afbeelding van kinderpornografische aard niet kan worden aangemerkt als bezit in de zin van artikel 240b van het Wetboek van Strafrecht, tenzij de afbeelding op een of andere manier is opgeslagen.
De verdachte had erkend websites te hebben bezocht met kinderpornografische afbeeldingen, maar was zich niet bewust van het feit dat deze afbeeldingen automatisch in de Temporary Internet Files werden opgeslagen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet over de technische kennis beschikte om te begrijpen dat het bekijken van deze afbeeldingen zou leiden tot opslag op zijn computer. De rechtbank baseerde haar oordeel op eerdere uitspraken van andere rechtbanken en het Gerechtshof, die vergelijkbare overwegingen hadden gemaakt over het begrip 'bezit' in de context van kinderpornografie.
Uiteindelijk oordeelde de rechtbank dat er onvoldoende bewijs was voor de opzet van de verdachte om de afbeeldingen opzettelijk in zijn bezit te hebben, en sprak hem vrij van de tenlastelegging. Dit vonnis werd uitgesproken door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en de griffier was aanwezig tijdens de openbare zitting.