parketnummer: 1 6/604 1 62-09 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 12 mei 2010 in de strafzaak tegen
[verdachte] geboren op [1951] te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats], [adres]
raadsman mr. O.E. de Jong, advocaat te Utrecht.
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 29 april 2010, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte kinderpornografische afbeeldingen en kinderpornografische films in zijn bezit heeft gehad dan wel heeft verspreid en dat hij van dit misdrijf een gewoonte heeft gemaakt.
De dagvaarding is geldig. De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde kinderpornografische afbeeldingen en films in zijn bezit heeft gehad, alsmede dat verdachte van dat misdrijf een gewoonte heeft gemaakt. De officier van justitie baseert zich daarbij op de aangetroffen foto's en films, welke volgens het proces-verbaal van de politie zijn aan te merken als kinderporno, en de verklaring van verdachte dat hij door te zoeken naar foto's van kinderen voor zijn werk als kunstenaar wel eens op sites met kinderporno kwam en dat hij wat hij zag opsloeg als hij het kon gebruiken.
De officier van justitie acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het verspreiden van de kinderpornografische foto's en films.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van het onder de gedachtestreepjes één tot en met 4 ten laste gelegde nu de 13 afbeeldingen die onder dit deel van de tenlastelegging vallen waren opgeslagen in de `temporary files'. De bestanden met de aanduiding `temp' zijn na het bekijken door de computer automatisch in de zogenaamde `temporary internetfles' geplaatst. Deze afbeeldingen zijn dus niet bewust door verdachte opgeslagen en daarom kan niet worden bewezen dat verdachte deze afbeeldingen bewust in zijn bezit heeft gehad, aldus de verdediging.
De verdediging is voorts van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van het maken van een gewoonte van het bezit van kinderporno, nu daarvoor te weinig bestanden zijn aangetroffen en nu uit het proces-verbaal niet blijkt met welke frequentie, tussenpozen en hoeveelheden verdachte in de periode tussen juli 2006 en februari 2009 kinderporno heeft opgeslagen.
De verdediging is ten slotte van mening dat er geen bewijs voorhanden is voor het verspreiden van de afbeeldingen en films.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Verweer op grond van artikel 359a Wetboek van Strafvordering
De raadsman heeft ter terechtzitting aangevoerd dat er tussen de melding van Interpol Wiesbaden in juli 2006 en de doorzoeking en inbeslagname van de computer in maart 2009 tweeënhalf jaar zit. De informatie op grond waarvan het redelijk vermoeden van schuld kon worden aangenomen, was op het moment van binnentreden tweeënhalf jaar oud en is niet geactualiseerd naar het tijdstip van de doorzoeking. Dergelijk oude informatie kan geen grond meer vormen voor een redelijk vermoeden van schuld, aldus de raadsman, waardoor het binnentreden en de inbeslagname onrechtmatig zijn. Naar de mening van de raadsman is sprake van een onherstelbaar vormverzuim in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering wat tot bewijsuitsluiting en daarmee tot vrijspraak moet leiden.
De rechtbank overweegt dat niet ten aanzien van alle strafbare feiten in het algemeen kan worden gezegd dat het tijdsverloop het redelijk vermoeden van schuld wegneemt. De aard van het feit is daarbij van belang. Het is een feit van algemene bekendheid dat mensen die kinderporno bekijken en downloaden daar in de meeste gevallen niet zomaar mee stoppen en dat men de afbeeldingen pleegt te bewaren. De rechtbank is dan ook van oordeel dat in de onderhavige zaak door de aard van het feit het tijdsverloop het redelijk vermoeden van schuld niet wegneemt. De politie is op basis van het in 2006 ontstane redelijk vermoeden van schuld rechtmatig in de woning van verdachte binnengetreden. De rechtbank verwerpt derhalve het verweer van de raadsman. De rechtbank merkt daarbij nog op dat zij het tijdsverloop zal verdisconteren in de strafmaat.
Vrijspraak verspreiden/vervaardigen/invoeren/uitvoeren van kinderporno en bezit kinderporno in map temporary internetfrles
Uit het proces-verbaal van de politie van 8 juli 2009 maakt de rechtbank op dat tijdens het door de politie uitgevoerde onderzoek niet is gebleken dat verdachte zich bezig heeft gehouden met het verspreiden van kinderporno.
De rechtbank acht dan ook niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de kinderpornografische afbeeldingen en films heeft verspreid. De rechtbank zal verdachte daarvan vrijspreken.
De rechtbank zal verdachte eveneens vrijspreken van het vervaardigen en/of invoeren en/of uitvoeren van de kinderpornografische afbeeldingen en films.
De rechtbank maakt uit het proces-verbaal van bevindingen van 8 juli 2009 op dat 13 kinderpornografische afbeeldingen zijn aangetroffen in de `temporary internetfiles'. Deze 13 afbeeldingen vallen onder hetgeen onder de eerste vier gedachtestreepjes aan verdachte is ten laste gelegd. De rechtbank overweegt dat het enkele feit dat kinderpornografisch materiaal is opgeslagen als een temporary internetfile niet als zodanig opzettelijk bezit oplevert. In de jurisprudentie is uitgemaakt dat het opzettelijke bezit van dergelijke bestanden uit nadere feiten en/of omstandigheden dient te volgen. De rechtbank neemt in onderhavig geval het volgende in overweging.
De rechtbank constateert dat de afbeeldingen in de map `temporary internetfiles' van geheel andere aard zijn dan de afbeeldingen aangetroffen in de map `mijn documenten'. De rechtbank overweegt dat zij op grond van het verrichte onderzoek niet kan vaststellen dat verdachte bewust op zoek is geweest naar deze afbeeldingen, dat verdachte zelf een handeling heeft verricht waardoor deze afbeeldingen op zijn computer werden opgeslagen en dat niet duidelijk is op welk moment deze afbeeldingen op de computer van verdachte terecht zijn gekomen. De rechtbank kan daarom niet vaststellen dat verdachte de in de `temporary internetfiles' aangetroffen afbeeldingen, (voorwaardelijk) opzettelijk en dus bewust in zijn bezit heeft gehad in de zin van artikel 240b van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank zal verdachte van hetgeen aan hem onder de eerste vier gedachtestreepjes ten laste wordt gelegd vrijspreken.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de periode van 1 januari 2006 tot en met 17 februari 2009 135 kinderpornografische foto's en 13 kinderporno-grafische films op een computer in zijn bezit heeft gehad en dat verdachte van dat misdrijf een gewoonte heeft gemaakt. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Op 17 februari 2009 vond in de woning van verdachte aan de [adres] te [woonplaats] een doorzoeking plaats. In de woning van verdachte werd een computer aangetroffen met in de map `mijn documenten' 13 filmbestanden en 135 afbeeldingen, waaronder de films en afbeeldingen die zijn vermeld in de tenlastelegging onder het vijfde gedachtestreepje.
De afbeeldingen zijn door de verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 1], beiden zedenrechercheur, beschreven. De rechtbank heeft de afbeeldingen ook zelf bekeken. Op grond van de beschrijving door de verbalisanten en de eigen waarneming van de rechtbank komt de rechtbank tot het oordeel dat de afbeeldingen een kinderpornografisch karakter hebben, zoals in de bewezenverklaring is vermeld.
De films zijn door verbalisant [verbalisant 2] beschreven. Uit die beschrijving volgt naar het oordeel van de rechtbank dat deze films een kinderpornografisch karakter hebben.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij niet naar kinderporno zocht, maar dat hij voor zijn werk als kunstenaar op zoek was naar foto's van naakte meisjes. Hij zocht daarvoor op het internet op boards, waarop hij doorklikte en zo van het één op het ander kwam. Verdachte verklaarde dat hij op 17 februari 2009 alle afbeeldingen die op de harddisk op zijn computer zijn aangetroffen in één keer had gedownload. Hij heeft vervolgens een deel van die afbeeldingen bekeken. Toen hij zag dat het mogelijk om kinderporno ging, is hij de afbeeldingen meteen gaan verwijderen door middel van shredderen, waarvoor hij de afbeeldingen in een aparte map had gezet. Verdachte verklaarde dat het op deze manier verwijderen van bestanden tijd kost en dat er daarom nog afbeeldingen op zijn computer stonden toen de politie zijn computer in beslag nam.
De rechtbank overweegt dat verdachte wist dat er materiaal met mogelijk een kinderpornografisch karakter op zijn computer stond. De aangetroffen afbeeldingen en films waren in de computer opgeslagen in de map `mijn documenten'. Hieruit volgt naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte de kinderpornografische afbeeldingen en films bewust heeft opgeslagen en dus ook bewust in zijn bezit heeft gehad. De verklaring van verdachte dat hij op de dag dat de politie kwam deze bestanden had gedownload en dat hij meteen was begonnen met het verwijderen hiervan toen hij zag dat het mogelijk om kinderporno ging, acht de rechtbank niet aannemelijk, omdat de computer op het moment dat de politie in de woning van verdachte kwam uit stond en verdachte dit niet direct tegenover de politie heeft verklaard.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte zich gedurende tweeënhalf jaar bezighield met het bekijken en opslaan van kinderporno. Verdachte heeft immers verklaard sinds 2006 regelmatig op het internet te zoeken naar afbeeldingen van meisjes. Bij die zoektocht stuitte verdachte regelmatig op kinderpornografisch materiaal. De rechtbank is van oordeel dat uit deze verklaring moet worden afgeleid dat verdachte van het bezit van kinderporno een gewoonte heeft gemaakt, te meer omdat de verklaring van verdachte dat hij de bestanden op 17 februari 2009 in één keer heeft gedownload niet aannemelijk is.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op tijdstippen in de periode van 1 januari 2006 tot en met 17 februari 2009 te Utrecht, een groot aantal afbeeldingen, te weten 13 films en 135 foto's, in bezit heeft gehad, terwijl op die afbeeldingen seksuele gedragingen zichtbaar zijn, waarbij telkens een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken, welke voornoemde seksuele gedragingen bestonden uit onder meer
- het geheel of gedeeltelijk naakt poseren van (een) perso(o)n(en)
die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft/hebben bereikt, waarbij
deze perso(o)n(en) gekleed en opgemaakt is/zijn en in (erotisch getinte) houdingen poseert/poseren die niet bij haar/hun leeftijd past/passen en waarbij deze perso(o)n(en) zich (vervolgens) in opeenvolgende afbeeldingen/filmfragmenten van haar/hun
kleding ontdoet/ontdoen en waarna door het camerastandpunt en de
onnatuurlijke pose en de wijze van kleden van deze perso(o)n(en)
nadrukkelijk de ontblote geslachtsdelen in beeld gebracht worden
onder meer nummer 3 op pagina 16 en nummer 7 op pagina 18 en nummer 8 op pagina 18 en nummer 9 op pagina 18 en nummer 10 op pagina 18 en
nummer 11 op pagina 19 en nummer 12 op pagina 19 en nummer I3 op pagina 19 en nummer 14 op pagina 20 en nummer 15 op pagina 20 en nummer 16 op pagina 20 en nummer 17 op pagina 21 en nummer 18 op pagina 21 en nummer 19 op pagina 21 en nummer 20 op pagina 22 en nummer 21 op pagina 22 en nummer 22 op pagina 22 en nummer 23 op pagina 23 en nummer 24 op pagina 23 en nummer 25 op pagina 23 van het proces-verbaal,
van welke misdrijven hij, verdachte, een gewoonte heeft gemaakt.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in het bewezenverklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
5.1 De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op:
Een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken, in bezit hebben, meermalen gepleegd, terwijl van het plegen van dit misdrijf een gewoonte wordt gemaakt.
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht en gelet op de daarvoor geldende richtlijnen gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van negen maanden waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en verplicht reclasseringscontact als bijzondere voorwaarde.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van oordeel dat als de rechtbank tot een bewezenverklaring komt zij deze zaak op zijn eigen merites moet beoordelen en dat een werkstraf in deze zaak een passende straf is.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straffen heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het in bezit hebben van kinderporno door kinderpornografische foto's en films te downloaden en op te slaan op zijn computer. De rechtbank overweegt dat het bezit van kinderporno buitengewoon verwerpelijk is, met name omdat bij de vervaardiging van deze afbeeldingen kinderen veelal seksueel warden misbruikt en geëxploiteerd. In veel gevallen lopen de kinderen die hieraan bloot worden gesteld grote psychische schade op, die ook vele jaren later nog diepe sporen nalaat. Verdachte moet medeverantwoordelijk worden gehouden voor genoemd seksueel misbruik van kinderen, omdat hij, door kinderporno te verzamelen, heeft bijgedragen aan de totstandkoming van de vraag ernaar. Verdachte heeft hierbij kennelijk nimmer stilgestaan. Voor een effectieve bestrijding van kinderporno is het noodzakelijk om niet alleen degenen aan te pakken die kinderporno vervaardigen en verspreiden, maar zeker ook degenen die kinderporno verzamelen.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf de gangbare strafmaat in vergelijkbare gevallen in overweging genomen.
De rechtbank overweegt dat verdachte blijkens het uittreksel uit het documentatieregister van 8 maart 2010 niet eerder met justitie in aanraking is geweest voor het plegen van dit soort feiten of voor het plegen van andersoortige feiten.
Als strafverzwarende factor neemt de rechtbank in overweging dat verdachte zich gedurende een lange periode heeft beziggehouden met het zoeken, downloaden en opslaan van kinderpornografische afbeeldingen en films.
Als strafverminderende factoren neemt de rechtbank in overweging dat bij verdachte een relatief beperkt aantal bestanden is aangetroffen en dat het geen afbeeldingen en films betreffen waarop seksuele handelingen met of door minderjarigen worden afgebeeld. Daarnaast heeft verdachte niet betaald voor het downloaden van de afbeeldingen en films en heeft hij deze niet verspreid.
Blijkens het rapport van Reclassering Nederland van 23 april 2010, opgemaakt door
A. Broersma, reclasseringswerker, heeft verdachte ten aanzien van het feit een ambivalente houding. De reclassering heeft verdachte geadviseerd om contact op te nemen met een behandelaar om mogelijke problemen die tot het feit hebben geleid uit te diepen. Verdachte stond daar enigszins welwillend tegenover. De reclassering is van mening dat het ter voorkoming van recidive aanbeveling verdient dat verdachte met een gedragdeskundige gaat onderzoeken of en welke diepere drijfveren er mogelijk ten grondslag liggen aan het delict. De reclassering schat het recidiverisico thans in als laag.
Geadviseerd wordt een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met daarbij als bijzondere voorwaarden de verplichting zich te houden aan de aanwijzingen van de reclassering en het volgen van een behandeling.
Verdachte heeft ter terechtzitting aangegeven dat hij liever geen behandeling wil, omdat hij geen probleem heeft. Hij ziet geen reden om met een psycholoog in gesprek te gaan. Verdachte heeft dan ook geen contact opgenomen met een psycholoog.
Verdachte gaf aan dat hij zich de dag voor de zitting had aangemeld voor een behandeling, omdat hem dat verstandig leek in verband met een mogelijke strafvermindering. De straftoemeting is de enige reden om zich aan te melden, aldus de verdachte.
De rechtbank overweegt dat verdachte ter zitting door zijn proceshouding in het geheel geen schuldbesef toont en daarmee geen enkele verantwoordelijkheid neemt voor zijn handelen. De houding en het gedrag van verdachte verhogen naar het oordeel van de rechtbank de kans op herhaling. liet is de rechtbank duidelijk gebleken dat verdachte niet intrinsiek gemotiveerd is om een behandeling te volgen om mogelijk aanwezige problemen te kunnen oplossen en daarmee herhaling in de toekomst te voorkomen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het opleggen van een behandeling in deze zaak geen toegevoegde waarde heeft en zij zal dat dan ook niet opleggen.
Gelet op de ernst van het feit, de proceshouding van verdachte waaruit geen schuldbesef en verantwoordelijkheid blijkt, en om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen acht de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf in combinatie met een werkstraf in deze zaak geïndiceerd. De rechtbank is van oordeel dat met deze straf, die lager is dan de straf die de officier van justitie heeft gevorderd, kan worden volstaan. De rechtbank overweegt daartoe dat zij verdachte vrijspreekt van een deel van de tenlastelegging. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat met de op te leggen straf voldoende recht wordt gedaan aan de ernst van het bewezenverklaarde feit en de persoon van de verdachte.
De onttrekking aan het verkeer
Het in beslag genomen voorwerp, te weten een computer, HP HD Seagate, AAASO469NL, is vatbaar voor onttrekking aan het verkeer.
Gebleken is dat het feit is begaan met behulp van dit voorwerp.
8 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36b, 36c, 57 en 240b van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
9 De beslissing De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het ten laste gelegde feit, voor zover dit betreft het verspreiden en/of vervaardigen en/of invoeren en/of uitvoeren van kinderpornografische afbeeldingen en films;
- spreekt verdachte vrij van het in bezit hebben van 13 kinderpornografische afbeeldingen, die vallen onder hetgeen onder de eerste vier gedachtestreepjes aan verdachte is ten laste gelegd;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4. is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken, in bezit hebben, meermalen gepleegd, terwijl van het plegen van dit misdrijf een gewoonte wordt gemaakt;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 4 maanden, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat de voorwaardelijke straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt verdachte tot een werkstraf van 180 uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 90 dagen;
De rechtbank verklaart de computer aan het verkeer onttrokken.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.C. Hartendorp, voorzitter, mr. Z.J. Oosting en
mr. A.G. van Doorn, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K.F. van Dam, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 12 mei 2010.