ECLI:NL:RBUTR:2010:BM8955

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
12 mei 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
278760/ HA ZA 09-2796
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor schade aan voertuig na APK-keuring

In deze zaak heeft eiser [eiser] gedaagde [gedaagde] aansprakelijk gesteld voor schade aan zijn Chevrolet Van, die is ontstaan tijdens een APK-keuring uitgevoerd door gedaagde. Op 7 januari 2008 gaf eiser gedaagde de opdracht voor de keuring en aanpassing van de gasinstallatie. Tijdens een proefrit vond een backfire plaats, waarna de auto niet meer startte en naar de garage moest worden gesleept. De auto werd op 8 januari 2008 naar [autobedrijf] gebracht, waar werd vastgesteld dat de motor ernstig beschadigd was. Eiser heeft gedaagde op 11 augustus 2008 aansprakelijk gesteld, maar gedaagde heeft niet betaald.

Eiser vorderde een schadevergoeding van EUR 8.050,33, bestaande uit facturen van [autobedrijf] en rente. Gedaagde voerde verweer en stelde dat eiser niet tijdig had geklaagd over de schade, aangezien hij al op 8 januari 2008 op de hoogte was van de schade. Eiser verweerde zich door te stellen dat hij door persoonlijke omstandigheden, namelijk de ziekte van zijn dochter, niet in staat was om eerder te klagen.

De rechtbank oordeelde dat eiser niet binnen bekwame tijd had geprotesteerd, zoals vereist door artikel 6:89 van het Burgerlijk Wetboek. De rechtbank concludeerde dat het beroep van gedaagde op dit artikel slaagde, waardoor de vordering van eiser werd afgewezen. Eiser werd bovendien veroordeeld in de proceskosten van gedaagde, die op EUR 1.081,00 werden begroot. Het vonnis werd uitgesproken op 12 mei 2010.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK UTRECHT
Sector handels- en familierecht
zaaknummer / rolnummer: 278760 / HA ZA 09-2796
Vonnis van 12 mei 2010
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
advocaat mr. A.L.C.M. Oomen,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. A.E. Klaassen.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
• het tussenvonnis van 17 februari 2010
• het proces-verbaal van comparitie van 24 maart 2010.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Op 7 januari 2008 heeft [eiser] [gedaagde] de opdracht gegeven voor een APK-keuring van zijn auto, een Chevy Van, met gasinstallatie. Ook moest de LPG wat ruimer worden afgesteld. In het kader daarvan heeft een monteur van [gedaagde] een proefrit met de auto gemaakt. Tijdens die proefrit vond een zogenoemde backfire (een ongewenste verbranding van brandstof in het inlaatspruitstuk) plaats, waarna de auto niet meer startte en moest worden teruggesleept naar de garage van [gedaagde].
2.2. Op 8 januari 2008 is de auto voor reparatie naar [autobedrijf] overgebracht. [autobedrijf] constateerde dat de motor zodanig beschadigd was, dat deze ofwel gereviseerd ofwel vervangen zou moeten worden. [eiser] heeft voor het laatste gekozen, waarna de werkzaamheden ongeveer twee weken in beslag namen. Voor deze werkzaamheden en de onderdelen die ervoor nodig waren heeft [autobedrijf] [eiser] op 13 februari 2008 een factuur van EUR 1.979,62 en op 5 maart 2009 een factuur van EUR 5.429,38 gestuurd. Bij brief van 11 augustus 2008 heeft mr. [A], namens [eiser], [gedaagde] aansprakelijk gesteld voor de schade aan de Chevrolet.
2.3. Dit heeft niet tot enige betaling door [gedaagde] geleid.
3. Het geschil
3.1. [eiser] vordert samengevat - veroordeling van [gedaagde] tot betaling van EUR 8.050,33, vermeerderd met rente en kosten.
3.2. [gedaagde] voert verweer en concludeert tot afwijzing de vorderingen. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. [eiser] heeft, tegen de achtergrond van de vaststaande feiten, gesteld dat [gedaagde] toerekenbaar tekort geschoten is in de nakoming van de onder 2.1. genoemde overeenkomst van opdracht. Ook heeft [eiser] gesteld dat [gedaagde] zijn zorgplicht als bewaarnemer heeft geschonden door de auto niet in dezelfde staat terug te geven als waarin [eiser] hem had aangeleverd. Volgens [eiser] verkeerde de auto bij aflevering aan [gedaagde] in prima staat en moeten de backfire en de schade aan de motor zijn veroorzaakt door ondeskundig gebruik van de auto. [eiser] houdt [gedaagde] derhalve aansprakelijk voor de door hem geleden schade, die hij heeft begroot op EUR 8.050,33, bestaande uit EUR 7.409,00 aan hoofdsom (bestaande uit de onder 2.2 vermelde facturen) en EUR 641,33 aan rente.
4.2. [gedaagde] heeft als meest verstrekkend verweer aangevoerd dat [eiser] niet binnen bekwame tijd heeft geprotesteerd over de gestelde tekortkoming van [gedaagde]. Daartoe heeft [gedaagde] aangevoerd dat [eiser] al sinds 8 januari 2008 bekend was met de schade aan de motor en de (veronderstelde) oorzaak ervan, maar tot 11 augustus 2008 heeft gewacht met klagen bij [gedaagde]. [eiser] heeft hiertegen aangevoerd, dat hij in de genoemde periode zodanig in beslag werd genomen door de opname van zijn zieke dochter, dat hij er niet bij stil heeft gestaan om bij [gedaagde] te klagen over de schade aan zijn Chevrolet. Pas toen hem op enig moment (weer) een aanmaning van [gedaagde] onder ogen kwam, besefte [eiser] dat hij bij [gedaagde] verhaal moest gaan halen. Gelet hierop overweegt de rechtbank als volgt.
4.3. Op grond van artikel 6:89 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan een schuldeiser op een gebrek in de prestatie geen beroep meer doen, indien hij niet binnen bekwame tijd nadat hij het gebrek heeft ontdekt of redelijkerwijs had moeten ontdekken, bij de schuldenaar ter zake heeft geprotesteerd. In het onderhavige geval moet de vraag, of de kennisgeving van (de gemachtigde van) [eiser] aan [gedaagde] van 11 augustus 2008 tijdig is gedaan, worden beantwoord onder afweging van alle betrokken belangen en met inachtneming van alle relevante omstandigheden.
4.4. In het onderhavige geval is het gestelde gebrek in de prestatie van [gedaagde] -volgens [eiser]- gelegen in de wijze waarop er met de Chevrolet is gereden. Als mogelijke oorzaken voor de backfire heeft [eiser] genoemd het teveel gas geven bij een koude motor of het herhaaldelijk starten van de motor. Daarnaast moet er in de ogen van [eiser] meer gebeurd zijn met zijn auto, aangezien de aard en omvang van de schade niet alleen door de backfire kunnen zijn veroorzaakt. Hoewel de gestelde tekortkoming naar zijn aard niet direct waarneembaar was, was het [eiser] op 8 januari 2008 duidelijk dat er zich tijdens de proefrit met zijn auto schade had voorgedaan, nadat een backfire had plaatsgevonden. Ook was het hem duidelijk dat de aard en de omvang van de schade dusdanig waren dat hij de motor moest laten vervangen. Op dat moment begon dus de klachttermijn van artikel 6:89 BW te lopen. Bij de beoordeling of er tijdig is geklaagd dienen bijzondere omstandigheden, zoals de door [eiser] genoemde privé-omstandigheid, te worden meegewogen. In het onderhavige geval gaf de privé-situatie waarin [eiser] zich bevond hem enig respijt ten aanzien van de termijn waarbinnen hij bij [gedaagde] moest klagen. Daar staat tegenover dat door en namens [gedaagde], in de periode tussen het ontdekken van de schade en de kennisgeving daarvan door [eiser] aan [gedaagde], een factuur, twee betalingsherinneringen en een aanmaning van de deurwaarder zijn gestuurd. Daar komt bij dat [gedaagde] onweersproken heeft gesteld dat hij, gelet op zijn bewijspositie, er belang bij had dat de motor nog beschikbaar was geweest voor onderzoek. Met het tijdverloop van acht maanden is de motor niet langer te traceren. Gezien voornoemde omstandigheden kan bezwaarlijk worden aangenomen dat het protest van [eiser] op 11 augustus 2008 kan worden beschouwd als een protest binnen bekwame tijd.
4.5. De rechtbank concludeert dat het beroep van [gedaagde] op artikel 6:89 BW slaagt, zodat de vordering van [eiser] reeds daarop afstuit. Om die reden behoeven de overige stellingen van partijen geen bespreking meer. De vorderingen van [eiser] zullen worden afgewezen.
4.6. [eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op:
- vast recht 313,00
- salaris advocaat 768,00 (2,0 punt × tarief EUR 384,00)
Totaal EUR 1.081,00
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. wijst de vorderingen af,
5.2. veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op EUR 1.081,00,
5.3. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Karman en in het openbaar uitgesproken op 12 mei 2010.
CK