ECLI:NL:RBUTR:2010:BM8195

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
20 mei 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/600153-10 [P]
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld tegen een 89-jarige vrouw

In deze strafzaak heeft de rechtbank Utrecht op 20 mei 2010 uitspraak gedaan in een zaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan een tasjesroof van een 89-jarige vrouw. De verdachte heeft de handtas van het slachtoffer met geweld afgenomen, waardoor de vrouw op de grond viel en letsel opliep. De rechtbank heeft de ernst van het feit zwaar meegewogen, vooral gezien de kwetsbaarheid van het slachtoffer. De verdachte heeft verklaard dat hij met het gebruik van heroïne is gestopt, maar de rechtbank heeft twijfels over zijn vermogen om drugsvrij te blijven na zijn detentie. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 15 maanden geëist, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, maar de rechtbank heeft uiteindelijk een gevangenisstraf van 10 maanden opgelegd, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met het blanco strafblad van de verdachte en de persoonlijke omstandigheden, maar heeft benadrukt dat een vrijheidsbenemende straf noodzakelijk is gezien de ernst van het delict. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 14a, 14b, 14c, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/600153-10 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 20 mei 2010
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1980] te [geboorteplaats]
thans gedetineerd in de P.I. Utrecht, Huis van Bewaring, locatie Wolvenplein
raadsvrouw mr. L. Sinoo, advocaat te Utrecht.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 20 mei 2010, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op straat de handtas van een vrouw van destijds 89 jaar oud met geweld heeft afgepakt.
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen bewijsverweren.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de terechtzitting van 20 mei 2010;
- de aangifte van[slachtoffer] .
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op of omstreeks 01 december 2009 te Utrecht, althans in het arrondissement
Utrecht, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen
een (hand)tas (met daar in [onder andere] [huis]sleutels en/of een portemonnee
met daarin [onder andere] ongeveer dertig euro, in elk geval een hoeveelheid
geld), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke
diefstal werd voorafgegaan en / of vergezeld en / of gevolgd van geweld en /
of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het
oogmerk om die diefstal voor te bereiden en / of gemakkelijk te maken en / of
om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te
maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en / of
welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte met kracht
genoemde (hand)tas uit de handen van die [slachtoffer] heeft
gerukt/getrokken en/of waardoor/waarbij die [slachtoffer]
(vervolgens) op de grond is gevallen.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op:
diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken.
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren op te leggen, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Verdachte heeft een vrouw van 89 jaar oud van haar tasje beroofd. De vrouw heeft als gevolg van het handelen van verdachte bloeduitstortingen en schaafwonden opgelopen. De gevolgen hadden, gelet op de leeftijd van het slachtoffer, nog veel ernstiger kunnen zijn. Hoewel verdachte niet eerder met politie of justitie in aanraking is geweest, heeft de officier van justitie, gelet op de ernst van het feit, een forse gevangenisstraf noodzakelijk geacht. Volgens het reclasseringsrapport van 20 mei 2010 denkt verdachte geen hulp nodig te hebben van de verslavingszorg, hetgeen betreurenswaardig is. Dat verdachte, zoals hij verklaart, thans geen heroïne meer gebruikt, is niet controleerbaar. Een gedeelte van de straf dient voorwaardelijk te worden opgelegd als ‘stok achter de deur’.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft erop gewezen dat verdachte tijdens zijn detentie heeft kunnen nadenken over zijn handelen en hiervan nu achteraf veel spijt heeft. Hij is in detentie met het gebruik van heroïne gestopt. Daarbij heeft hij veel last gehad van ontwenningsverschijnselen. Daarnaast heeft zij aangevoerd dat verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest. Volgens de reclassering zijn verdere interventies niet geïndiceerd. Gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte is de door de officier van justitie gevorderde straf dan ook buitensporig hoog.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een tasjesroof. Teneinde aan geld te komen, heeft hij een oudere dame die hij kennelijk als gemakkelijk slachtoffer beschouwde, op straat beroofd van haar handtas. Verdachte heeft met geweld het tasje uit haar handen getrokken, waardoor de vrouw op de grond is gevallen. De vrouw heeft door het handelen van verdachte pijn en letsel opgelopen. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij een vrouw van 89 jaar oud als slachtoffer heeft uitgekozen. Verdachte is hier evenwel volledig aan voorbij gegaan en heeft zich bij het plegen van deze zeer lafhartige daad uitsluitend door zijn eigen gewin laten leiden. Dat verdachte in detentie Cold Turkey moest stoppen met het gebruik van heroïne is aan hemzelf te wijten. Het slachtoffer heeft het echter niet aan haarzelf te wijten dat ze pijn en letsel heeft opgelopen.
Voor een feit als het onderhavige, dat behalve voor de direct betrokkene, ook voor de samenleving verontrustend is, komt naar het oordeel van de rechtbank alleen een vrijheidsbenemende straf in aanmerking Gelet op de ernst van het feit is de rechtbank van oordeel dat een forse gevangenisstraf op zijn plaats is. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij met het gebruik van heroïne is gestopt. Ook zijn vriendin is met dit gebruik gestopt. Verdachte is van plan om in de toekomst drugsvrij te blijven. De rechtbank merkt op dat verdachte volgens algemene ervaringsregels bij zijn terugkeer in de samenleving moeite zal hebben om drugsvrij te blijven. Met de officier van justitie acht de rechtbank het dan ook betreurenswaardig dat verdachte volgens het reclasseringsrapport van 20 mei 2010 geen hulp van de verslavingszorg wenst. Een deel van de gevangenisstraf zal voorwaardelijk worden opgelegd. Met deze voorwaardelijke straf wordt beoogd verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Bij de bepaling van de hoogte van de straf is ten voordele van verdachte rekening gehouden met zijn blanco strafblad.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, noodzakelijk is. De proeftijd bedraagt 2 jaar.
Naar het oordeel van de rechtbank kan met deze straf, die lager is dan door de officier van justitie is gevorderd, worden volstaan.
7 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
8 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 10 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. van Maanen, voorzitter, mr. P. Wagenmakers en
mr. S. Wijna, rechters, in tegenwoordigheid van mr. N.H.M. van Ek, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 20 mei 2010.