ECLI:NL:RBUTR:2010:BM8182

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
3 juni 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16-600182-10
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Woninginbraak met DNA-bewijs en verboden wapenbezit

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Utrecht op 3 juni 2010 uitspraak gedaan in een zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van woninginbraak en verboden wapenbezit. De verdachte werd ervan beschuldigd op 19 juni 2009 omstreeks 02:15 uur in Utrecht een woning te zijn binnengekomen door middel van braak, waarbij hij diverse goederen, waaronder een laptop en fietsen, heeft gestolen. Het bewijs voor de woninginbraak was voornamelijk gebaseerd op DNA-onderzoek. Een druppel bloed, aangetroffen op een glasdeel van de vernielde tuindeur, bleek overeen te komen met het DNA-profiel van de verdachte. De kans dat een willekeurig individu hetzelfde DNA-profiel heeft, werd door het NFI geschat op minder dan één op één miljard, wat de rechtbank overtuigde van de schuld van de verdachte. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet aannemelijk had gemaakt dat hij op het moment van de inbraak op vakantie was, aangezien hij deze stelling niet had onderbouwd met bewijs.

Daarnaast werd de verdachte ook beschuldigd van het voorhanden hebben van een alarm-pistool, wat hij tijdens de zitting had bekend. De rechtbank achtte beide feiten wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank nam in haar overwegingen mee dat woninginbraken een ernstige inbreuk op de privacy van de bewoners vormen en dat de verdachte in het verleden al vaker was veroordeeld voor gewelds- en vermogensdelicten. Gezien de ernst van de feiten en het strafblad van de verdachte, werd een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 8 maanden opgelegd. De rechtbank besloot dat de tijd die de verdachte in voorarrest had doorgebracht, in mindering zou worden gebracht op de opgelegde straf.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/600182-10 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 3 juni 2010
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1981] te [geboorteplaats] (Suriname)
thans gedetineerd in de P.I. Utrecht, Huis van Bewaring, locatie Nieuwegein
raadsvrouw mr. M. Grinwis-Veldman, advocaat te Utrecht
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 20 mei 2010, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De (gewijzigde) tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1: gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd een woninginbraak heeft gepleegd;
Feit 2: een alarm-pistool voorhanden heeft gehad.
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte feiten 1 en 2 heeft begaan. Ten aanzien van feit 1 heeft zij gewezen op de plaats van het glasdeel, waarop bloed is aangetroffen, namelijk in de woning. Volgens verdachte was hij rond het tijdstip, waarop de inbraak is gepleegd, op vakantie. Hij heeft dit echter niet onderbouwd met behulp van bijvoorbeeld boekingsgegevens van de vakantie. Nu er geen aannemelijke verklaring is voor het feit dat bloed van verdachte in de woning is aangetroffen, is de officier van justitie van mening dat verdachte de woninginbraak heeft gepleegd.
Nu verdachte feit 2 heeft bekend, kan hiervoor eveneens een bewezenverklaring volgen.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank voor feit 1 niet tot een bewezenverklaring kan komen. Er is enkel een DNA-spoor dat naar verdachte leidt. Het enkele aangetroffen DNA-spoor is onvoldoende voor een veroordeling voor dit feit. Hierbij komt dat verdachte ontkent. Volgens hem was hij rond het tijdstip waarop de inbraak zou zijn gepleegd op vakantie. Daarnaast is gewezen op onduidelijkheid over de plaats waar het bloed is aangetroffen. Volgens aangever had zij bloed in de tuin gezien. Uit het door de politie ingesteld onderzoek zijn op glasdelen in de woning bloeddruppels aangetroffen.
Al met al dient verdachte dan ook van feit 1 te worden vrijgesproken.
Er zijn door de verdediging geen bewijsverweren met betrekking tot feit 2 gevoerd.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Feiten en omstandigheden
Op 19 juni 2009 omstreeks 02.15 uur werd [slachtoffer] in haar woning aan de [adres] te [woonplaats] wakker van een harde knal. Toen zij de openslaande ramen opende zag ze een man door een gat in de ruit van de linkertuindeur naar buiten stappen. De man hield iets vast. Ze riep iets naar de man. Ze zag dat de man vervolgens haar tuin uitrende. Haar laptop van het merk Apple was weggenomen. Ook was haar schoudertas van de eettafel weggenomen. Hierin zat haar portemonnee. In de portemonnee zat geld. Van de tafel waren drie fietssleutels weggenomen. In de achtertuin waren haar twee fietsen weggenomen.
De regionale technische recherche heeft onderzoek verricht in de woning. Aan de achterzijde van de woning waren in de woonkamer twee openslaande tuindeuren. De ruit van de linkertuindeur was vernield. Op enkele glasdelen van de vernielde ruit van de tuindeur van de woonkamer werden druppels bloed aangetroffen. Van één van de glasdelen is een druppel bloed bemonsterd en veiliggesteld. Het biologische spoor is voorzien van DNA-identificatiezegel AAAP7776NL en overgebracht naar het NFI.
Het NFI heeft van het DNA in bloedspoor AAAP7776NL een volledig DNA-profiel verkregen. Dit DNA-profiel is vergeleken met de in de Nederlandse DNA-databank voor strafzaken opgenomen DNA-profielen. Er is één match gevonden. Het DNA-profiel van verdachte matcht met het DNA-profiel van het bloedspoor. De kans dat een willekeurig persoon matcht met het DNA-profiel van het bloedspoor is kleiner dan één op één miljard.
Bewijsoverweging
Het is vaste jurisprudentie dat het resultaat van een deugdelijk uitgevoerd vergelijkend DNA-onderzoek in de regel zonder nadere motivering voor het bewijs mag worden gebezigd. Gelet op de kans dat een willekeurig individu hetzelfde DNA-profiel heeft als hetwelk is gevonden in het onderzochte bloed, verwaarloosbaar klein is, en in aanmerking genomen de plaats van het aantreffen van het bloed, te weten op één van de glasdelen van de ruit van de vernielde tuindeur, is de rechtbank – in weerwil van de ontkenning van verdachte ter zake – van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte degene is geweest die op 19 juni 2009 om ongeveer 02:15 uur te Utrecht de woninginbraak heeft gepleegd. Verdachte heeft ter terechtzitting op 20 mei 2010 verklaard dat hij rond het tijdstip, waarop de woninginbraak is gepleegd, samen met zijn broer op vakantie was in de Ardennen, maar hij heeft deze stelling echter op geen enkele wijze onderbouwd met specifieke gegevens.
Voorts merkt de rechtbank nog op dat het niet relevant is of het glasdeel, waarvan een druppel bloed is bemonsterd en veiliggesteld, in de woning of in de achtertuin lag.
Ten aanzien van feit 2
De rechtbank acht feit 2, verboden wapenbezit, wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de terechtzitting van 20 mei 2010;
- het proces-verbaal van bevindingen over de fouillering van verdachte na aanhouding, waarbij een wapen in de broeksband van verdachte is aangetroffen en
- het proces-verbaal van bevindingen over het onderzoek met betrekking tot het wapen .
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
hij op 19 juni 2009 te Utrecht, om ongeveer 02:15, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening
- uit de tuin van een woning gelegen aan de [adres] fietsen, toebehorende aan [slachtoffer], heeft weggenomen,
en/of
uit voornoemde woning een laptop merk Apple en een schoudertas met inhoud,
te weten: een portemonnee en/ een geldbedrag) en fietssleutels, toebehorende aan [slachtoffer], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak van een ruit van de tuindeur;
2.
hij op 16 februari 2010 te Nieuwegein een wapen van categorie
III, onder 4, te weten een alarm-pistool merk Kimar, voorhanden heeft gehad;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op:
Ten aanzien van feit 1: Diefstal gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd uit een woning waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak:
Ten aanzien van feit 2: Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor feiten 1 en 2 wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden. Naast een woninginbraak is tijdens een aanhouding een wapen bij verdachte aangetroffen. Gelet op de verdachte omstandigheden ten tijde van de aanhouding, te weten het aantreffen van verdachte in een auto met twee andere personen waarin inbrekersgereedschappen lagen en het bij verdachte in zijn zakken aantreffen van pantykousen, heeft de officier van justitie erop gewezen dat het niet ging om een onschuldig samenzijn. Hiermee heeft zij ten nadele van verdachte rekening gehouden bij het formuleren van de strafeis. Gelet op het strafblad van verdachte, waaruit volgt dat verdachte zich niet laat weerhouden van het plegen van strafbare feiten, heeft een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen geen meerwaarde, aldus de officier van justitie.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit naast een eventuele gevangenisstraf een werkstraf op te leggen. Verdachte wil graag verder met zijn leven. Werken zal goed voor hem zijn.
De door de officier van justitie genoemde verdachte omstandigheden waaronder het wapen is aangetroffen, kunnen volgens de raadsvrouw niet strafverzwarend meewegen. Verdachte heeft verklaard dat hij geen weet had van de inbrekersgereedschappen in de auto. Ook heeft zij gewezen op een mogelijke verklaring voor het aantreffen van pantykousjes. Verdachte had destijds lang haar en gebruikte een pantykousje om zijn haar vast te binden. Er dient dan ook een lagere straf te worden opgelegd dan door de officier van justitie is gevorderd.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen strafheeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft tijdens de nachtelijke uren een woninginbraak gepleegd. Aan het plegen van woninginbraken tilt de rechtbank zwaar. Woninginbraken veroorzaken niet alleen de nodige materiële schade, maar maken ook een forse inbreuk op de privacy van de bewoners. Het is voor hen vaak bijzonder onaangenaam om te leven met de wetenschap dat een vreemde in hun woning is geweest en hun persoonlijke bezittingen heeft doorzocht. Ten tijde van de door verdachte gepleegde woninginbraak waren de bewoners, aangeefster met haar vriend en hun zoon van 3 jaar, thuis en lagen te slapen. Het moet voor de bewoners een angstige gebeurtenis zijn geweest.
Daarnaast is tijdens de aanhouding van verdachte in de broeksband een alarm-pistool aangetroffen. Het voorhanden hebben van wapens kan een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich brengen. Tegen het ongecontroleerde bezit van wapens dient dan ook streng te worden opgetreden. Anders dan de raadsvrouw heeft bepleit, houdt de rechtbank ten nadele van verdachte rekening met de door de officier van justitie genoemde omstandigheden waaronder het wapen is aangetroffen.
Uit het strafblad van verdachte, gedateerd 30 maart 2010, volgt dat verdachte in het verleden vaker is veroordeeld voor gewelds- en vermogensdelicten. Gelet hierop ziet de rechtbank geen ruimte voor een andere of lichtere sanctie dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden passend en geboden.
7 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
8 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Ten aanzien van feit 1: Diefstal gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd uit een woning waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak:
Ten aanzien van feit 2: Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 8 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. van Maanen, voorzitter, mr. P. Wagenmakers en
mr. S. Wijna, rechters, in tegenwoordigheid van mr. N.H.M. van Ek, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op
3 juni 2010.