ECLI:NL:RBUTR:2010:BM1855
Rechtbank Utrecht
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Toelaatbaarheid van de tenuitvoerlegging van een Spaans vonnis voor invoer van cocaïne
In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 15 januari 2010 uitspraak gedaan over de toelaatbaarheid van de tenuitvoerlegging van een Spaans vonnis. De veroordeelde, die in Spanje was veroordeeld tot een gevangenisstraf van 7 jaar en 1 dag voor het invoeren van cocaïne, werd in Nederland gedetineerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde sinds 6 juli 2007 in detentie is en dat het Spaanse vonnis op 8 september 2008 onherroepelijk is geworden. De rechtbank heeft de identiteit van de veroordeelde onderzocht en geen beletselen gevonden voor de ontvankelijkheid van de officier van justitie in zijn vordering.
De rechtbank heeft overwogen dat de invoer van harddrugs een ernstige inbreuk op de rechtsorde is en dat de veroordeelde, door zich schuldig te maken aan dit delict, het risico heeft genomen om zwaarder gestraft te worden dan gebruikelijk in Nederland. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de veroordeelde, die handelde uit financiële noodzaak. Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten om de tenuitvoerlegging van het Spaanse vonnis toelaatbaar te verklaren en heeft zij de veroordeelde een gevangenisstraf van 42 maanden opgelegd, waarbij de tijd die hij al in Spanje heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht.
De rechtbank heeft de toepasselijke wets- en verdragsbepalingen in acht genomen, waaronder de Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen en het Europees Verdrag inzake de overbrenging van gevonniste personen. De beslissing is genomen door een meervoudige kamer voor strafzaken, en de rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie om verlof te verlenen tot tenuitvoerlegging in Nederland toegewezen. De uitspraak benadrukt de samenwerking tussen Nederland en Spanje in het kader van de tenuitvoerlegging van strafvonnissen.