ECLI:NL:RBUTR:2010:BM1838
Rechtbank Utrecht
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel uit hennepkwekerij
In deze ontnemingszaak heeft de Rechtbank Utrecht op 29 januari 2010 uitspraak gedaan over de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van een verdachte die betrokken was bij een hennepkwekerij. Het onderzoek ter terechtzitting vond plaats op 15 januari 2010, waarbij de officier van justitie en de verdachte, bijgestaan door zijn raadsvrouwe mr. C.C.A. Stallen, werden gehoord. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte voordeel heeft genoten van zijn activiteiten in de hennepkwekerij, waarbij het bruto wederrechtelijk verkregen voordeel werd berekend op € 14.996,-. Na aftrek van kosten, die door de rechtbank zijn vastgesteld op € 4.270,20, kwam de rechtbank tot de conclusie dat het netto wederrechtelijk verkregen voordeel € 10.725,80 bedraagt. De rechtbank oordeelde dat het verweer van de verdachte, dat hij geen of een veel lager voordeel had genoten, onvoldoende onderbouwd was en daarom niet aannemelijk werd geacht. De rechtbank legde de verdachte de verplichting op tot betaling aan de staat van het vastgestelde bedrag van € 10.725,80 ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. De vordering van de officier van justitie voor het overige werd afgewezen. Deze beslissing werd genomen door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter mr. J. Schukking en de rechters mr. A. Kuijer en mr. D.A.C. Koster, in aanwezigheid van griffier mr. A.R. Scharrenborg. De uitspraak werd gedaan in het openbaar.