ECLI:NL:RBUTR:2010:BL9254
Rechtbank Utrecht
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Verlenging van de maatregel terbeschikkingstelling van een licht verstandelijk gehandicapte man met persoonlijkheidsstoornis
In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 19 februari 2010 uitspraak gedaan over de verlenging van de terbeschikkingstelling van een licht verstandelijk gehandicapte man, die eerder ter beschikking was gesteld op 29 november 2001. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de terbeschikkingstelling met twee jaar toegewezen. De terbeschikkingstelling was eerder al verlengd en de man verbleef op dat moment in Hoeve Boschoord. De rechtbank heeft de procesgang en de relevante stukken in overweging genomen, waaronder rapportages van deskundigen en eerdere uitspraken van de rechtbank en het gerechtshof.
De verdediging voerde aan dat de officier van justitie niet-ontvankelijk moest worden verklaard vanwege een gebrek in de adviesrapportage van de inrichting. De rechtbank oordeelde echter dat dit verzuim was hersteld door een verklaring van het hoofd van de inrichting. De rechtbank heeft ook het standpunt van de terbeschikkinggestelde en zijn raadsman gehoord, waarbij de terbeschikkinggestelde aangaf dat hij het niet eens was met de inschatting van zijn recidiverisico en dat hij niet akkoord ging met een verlenging van twee jaar.
De rechtbank heeft de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen of goederen als redenen aangevoerd voor de verlenging van de terbeschikkingstelling. De rechtbank heeft daarbij gekeken naar de behandeldoelen en de ontwikkeling van de terbeschikkinggestelde, die ondanks positieve ontwikkelingen nog steeds aanzienlijke beperkingen vertoonde. De rechtbank concludeerde dat de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege met twee jaar moest worden verlengd, om de behandeling en resocialisatie van de man niet te belemmeren.