ECLI:NL:RBUTR:2010:BL7064

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
10 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
270511 / HA ZA 09-1641
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van onbetaalde facturen voor levering van klei

In deze zaak vorderde de eiseres, AANNEMERSBEDRIJF [eiseres] B.V., betaling van onbetaalde facturen van de gedaagde, AANNEMINGS- EN BAGGERBEDRIJF [gedaagde] B.V., voor de levering van klei. De rechtbank Utrecht heeft op 10 maart 2010 uitspraak gedaan in deze civiele zaak, die betrekking had op de vraag of er een overeenkomst was gesloten over de levering van vaste of losse klei. De eiseres stelde dat zij losse klei had geleverd voor een prijs van EUR 2,00 per m3, terwijl de gedaagde betoogde dat er sprake was van levering van vaste klei. De rechtbank oordeelde dat de gedaagde haar stellingen onvoldoende had onderbouwd en dat de eiseres terecht had gesteld dat losse klei was geleverd. De rechtbank wees de vordering van de eiseres toe en veroordeelde de gedaagde tot betaling van een bedrag van EUR 52.778,40, vermeerderd met wettelijke rente. Daarnaast werd de gedaagde veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van de eiseres tot op heden waren begroot op EUR 3.999,25. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK UTRECHT
Sector handels- en familierecht
zaaknummer / rolnummer: 270511 / HA ZA 09-1641
Vonnis van 10 maart 2010
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AANNEMERSBEDRIJF [eiseres] B.V.,
gevestigd te [woonplaats],
eiseres,
advocaat mr. T.C.F.M. Vermeulen,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AANNEMINGS- EN BAGGERBEDRIJF [gedaagde] B.V.,
gevestigd te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. drs. I.M.C.A. Reinders Folmer.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 14 oktober 2009,
- het faxbericht aan de zijde van [eiseres] van 28 december 2009, met producties,
- het proces-verbaal van comparitie van 13 januari 2010.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Partijen zijn overeengekomen dat [eiseres] aan [gedaagde] een partij klei zou verkopen en leveren voor het bedrag van EUR 2,00 per m3 klei. Voorts is afgesproken dat [gedaagde] de klei zou laden op de wagen en de klei zou vervoeren.
2.2. [eiseres] heeft vervolgens klei geleverd. [gedaagde] heeft de geleverde klei geladen en vervoerd. Zij heeft het volume van de door haar geladen en gemeten klei op de wagen doorgegeven aan [eiseres] Op basis van de door [gedaagde] verstrekte gegevens heeft [eiseres] vanaf 6 juni 2008 aan [gedaagde] verschillende bedragen gefactureerd op basis van een prijs van EUR 2,- per m3 losse klei.
2.3. De eerste factuur van 6 juni 2008 heeft [gedaagde] voldaan. De overige facturen zijn onbetaald gebleven.
3. Het geschil
3.1. [eiseres] vordert samengevat - veroordeling van [gedaagde] tot betaling van EUR 54.566,40, welk bedrag bestaat uit het totaalbedrag aan onbetaald gebleven facturen vermeerderd met rente en buitengerechtelijke kosten.
3.2. [gedaagde] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. In geschil is of overeengekomen is dat [eiseres] aan [gedaagde] vaste dan wel losse klei zou verkopen en leveren. Daarnaast is in geschil of vaste dan wel losse klei door [eiseres] is geleverd.
4.2. Anders dan [gedaagde] betoogt, is de vordering van [eiseres] voldoende helder en inzichtelijk. [eiseres] heeft ter zitting onweersproken gesteld dat ten tijde van het deurwaardersexploit de factuur van 11 september 2008 nog niet opeisbaar was, zodat de betaling van die factuur niet bij dat deurwaardersexploit is gevorderd. Deze factuur was wel opeisbaar ten tijde van het uitbrengen van de dagvaarding, zodat het bedrag aan gevorderde facturen in de dagvaarding hoger is dan het bedrag dat eerder bij deurwaardersexploit is gevorderd.
4.3. Volgens [eiseres] is zij met [gedaagde] overeengekomen dat zij losse klei zou verkopen en leveren voor een prijs van EUR 2,- per m3 losse klei. Ter onderbouwing van deze stelling heeft [eiseres] een e-mail van 9 mei 2008 overgelegd, waarin haar tussenpersoon aan de heer [A] van het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden (de opdrachtgeefster van [gedaagde]) aanbiedt klei te leveren met als opbrengst op de wagen EUR 3,- per m3. Ter zitting heeft zij uitgelegd dat met “opbrengst op de wagen” altijd losse klei wordt bedoeld, omdat deze klei op de wagen wordt gemeten en derhalve de reeds afgegraven klei betreft. Door het afgraven van klei wordt water en lucht aan de klei toegevoegd waardoor de klei meer volume heeft dan de nog niet afgegraven klei. Volgens [eiseres] wordt met vaste klei de nog niet afgegraven klei bedoeld. Voorts heeft [eiseres] gesteld dat uiteindelijk een lagere prijs dan de in de e-mail genoemde prijs is overeengekomen omdat [gedaagde] zelf de klei op de wagen zou laden. Afgesproken is dat gefactureerd zou worden op basis van het door Van [gedaagde] gemeten volume van de klei op de wagen. Van [gedaagde] heeft het volume van de klei op de wagen gemeten en aan [eiseres] doorgegeven. Op grond van deze opgaven heeft [eiseres] vervolgens gefactureerd. De factuurbedragen waren dus ook gebaseerd op het gemeten volume aan losse klei.
4.4. Gelet op de stellingen [eiseres] heeft [gedaagde] haar stellingen dat overeengekomen is dat aan haar vaste klei zou worden geleverd en dat deze ook is geleverd, onvoldoende uitgewerkt en onderbouwd. Daartoe overweegt de rechtbank het volgende.
4.5. [gedaagde] betoogt in haar conclusie van antwoord dat het begrip losse klei ziet op klei die nog moet worden afgegraven en die verontreinigingen zoals puin en fietsen bevat. [gedaagde] stelt dat vaste klei is ontdaan van deze verontreinigingen. Daardoor heeft vaste klei 25 % minder volume. Volgens [gedaagde] ziet de overeenkomst op de verkoop en levering van reeds afgegraven en in depot liggende klei. Losse klei wordt vanwege de verontreinigingen met puin en fietsen niet in depot bewaard. Aan haar is de in depot liggende klei geleverd zodat aan haar vaste klei is geleverd. Ter zitting heeft zij vervolgens gesteld dat het verschil tussen vaste en losse klei niet zozeer ziet op de toevoeging van puin en fietsen, maar dat losse klei naast vaste klei ook water en lucht bevat. De rechtbank stelt vast dat deze uitleg van het begrip losse klei overeenkomt met de door [eiseres] gegeven uitleg. [gedaagde] heeft de door haar gegeven uitleg van de begrippen losse en vaste klei evenwel niet nader uitgewerkt of onderbouwd. Hierdoor is onduidelijk op grond waarvan [gedaagde] baseert dat aan haar afgegraven vaste klei is geleverd en dat deze klei minder lucht en water bevat dan de volgens [eieseres] geleverde afgegraven losse klei. In dat verband is mede van belang dat [gedaagde] niet gemotiveerd heeft weersproken dat met het afgraven van de klei lucht en water aan de klei wordt toegevoegd. De rechtbank neemt voorts in aanmerking dat [gedaagde] zonder te protesteren of te klagen over de geleverde klei de eerste factuur van 6 juni 2008 heeft voldaan en dat [gedaagde] in haar brief van 30 september 2008 zonder enig voorbehoud betaling heeft toegezegd (na 90 dagen) van de facturen van 10 juli 2008 en 17 juli 2008. Gelet op het voormelde heeft [gedaagde] onvoldoende gemotiveerd weersproken dat aan haar losse klei is geleverd.
4.6. Tegen de achtergrond van de gemotiveerde en onderbouwde stellingen van [eiseres] en de in dit verband door haar overgelegde e-mailberichten van 9 mei 2008 en 7 november 2008 lag het op de weg van [gedaagde] de door haar betoogde uitleg van de overeenkomst en de in dat verband gemaakte afspraken tussen [eiseres] en het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden nader uit te werken. Zij heeft evenwel nagelaten voldoende feiten en omstandigheden te stellen waaruit de door haar gestelde afspraak dat door [eiseres] vaste klei zou worden geleverd, kan worden afgeleid. De stelling van [gedaagde] dat de heer [A] van het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden heeft meegedeeld dat [gedaagde] kon factureren op basis van EUR 2,- per m3 vaste klei, acht de rechtbank – mede gelet op hetgeen in ro. 4.5. is overwogen – onvoldoende. Voorts heeft [gedaagde] haar stelling dat de door [eiseres] gestelde inhoud van de overeenkomst ongebruikelijk is, niet uitgewerkt of onderbouwd, zodat de rechtbank deze stelling zal passeren. Gelet op het voormelde zijn de stellingen van [gedaagde] onvoldoende uitgewerkt om te kunnen vaststellen dat afgesproken is dat aan haar vaste klei zou worden geleverd.
4.7. Hieruit volgt dat [gedaagde] haar betwistingen met onvoldoende feiten heeft onderbouwd. De stellingen van partijen geven daarom geen aanleiding tot het geven van een bewijsopdracht. Gelet op het voormelde stelt de rechtbank vast dat tussen partijen een prijs van EUR 2,- per m3 losse klei is overeengekomen en dat aan [gedaagde] losse klei is geleverd. De rechtbank zal daarom de vordering van [eiseres] tot betaling van de onbetaald gebleven facturen ad EUR 49.375,48 toewijzen.
4.8. [eiseres] vordert de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a van het Burgerlijk Wetboek over de onbetaald gebleven facturen tot en met 15 juni 2009 ad. EUR 3.402,92 en de wettelijke handelsrente met ingang van 16 juni 2009 over de hoofdsom van EUR 49.275,48. Gelet op het feit dat deze vorderingen onweersproken zijn, zal de rechtbank deze vorderingen toewijzen.
4.9. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke (incasso-)kosten zal - mede gelet op de door deze rechtbank gevolgde aanbevelingen van het Rapport Voorwerk II worden afgewezen. Uit de door [eiseres] gegeven omschrijving blijkt dat enkel de door haar gestelde werkzaamheden in verband met het voeren van onderhandelingen in aanmerking zouden kunnen komen voor vergoeding. Voor de overige door haar gestelde werkzaamheden wordt de proceskostenveroordeling een vergoeding geacht in te sluiten. [eiseres] heeft evenwel niet gesteld waaruit de werkzaamheden die betrekking hebben op het voeren van onderhandelingen precies bestonden, terwijl bovendien niet is aangegeven hoeveel tijd deze in beslag hebben genomen of welk tarief voor deze werkzaamheden in rekening is gebracht. Hierdoor is uit haar stellingen niet af te leiden dat de werkzaamheden bestaande uit het voeren van onderhandelingen aangemerkt kunnen worden als betrekking hebbend op verrichtingen waarvoor de proceskostenveroordeling geen vergoeding wordt geacht in te sluiten of dat ten aanzien van deze kosten is voldaan aan de dubbele redelijkheidstoets.
4.10. [gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiseres] worden begroot op:
- dagvaarding EUR 77,25
- vast recht 1.240,00
- salaris advocaat 1.788,00 (2 punten × tarief EUR 894,00)
Totaal EUR 3.999,25
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen een bedrag van EUR 52.778,40 (tweeënvijftigduizend zevenhonderdachtenzeventig euro en veertig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6: 119a BW over het bedrag van EUR 49.375,48 vanaf 16 juni 2009 tot de dag van volledige betaling,
5.2. veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op EUR 3.999,25
5.3. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.A.C. de Vaan en in het openbaar uitgesproken op 10 maart 2010.?