ECLI:NL:RBUTR:2010:BL6635
Rechtbank Utrecht
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van verdachte in brandstichting en poging tot moord in Vianen
In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 5 maart 2010 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van poging tot moord en brandstichting. De verdachte werd vrijgesproken van beide tenlastegelegde feiten. De rechtbank overwoog dat, hoewel de verdachte in verband kon worden gebracht met de brand in een woning waar zeven familieleden sliepen, er onvoldoende bewijs was om te concluderen dat hij op het moment van de brand op de plaats delict aanwezig was of dat hij de brand had aangestoken. De officier van justitie had zich gebaseerd op verschillende aanwijzingen, waaronder de aankoop van een jerrycan en het tanken van benzine, maar de rechtbank oordeelde dat deze aanwijzingen niet voldoende waren om de betrokkenheid van de verdachte bij de brandstichting te bewijzen. De rechtbank concludeerde dat het dossier niet met voldoende zekerheid kon vaststellen wie de brand had gesticht, en sprak de verdachte vrij van de hem ten laste gelegde feiten. De benadeelde partijen, die schadevergoeding vorderden, werden niet-ontvankelijk verklaard in hun vordering, aangezien de verdachte werd vrijgesproken van de feiten die aan de schade ten grondslag lagen. De uitspraak benadrukt het belang van wettig en overtuigend bewijs in strafzaken en de noodzaak om de onschuldpresumptie te respecteren.