ECLI:NL:RBUTR:2010:BL4913

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
20 januari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
597739 UC EXPL 08-14971 AW
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing van de Colportagewet en reflexwerking ten behoeve van kleine ondernemers in geschil met leverancier van automatiseringsproducten

In deze zaak heeft de kantonrechter te Utrecht op 20 januari 2010 uitspraak gedaan in een geschil tussen een kleine ondernemer, aangeduid als [eiser], en Proximedia Nederland B.V., een leverancier van automatiseringsproducten. De zaak betreft de toepassing van de Colportagewet, waarbij de vraag centraal staat of de beschermende bepalingen van deze wet ook van toepassing zijn op kleine ondernemers die materieel niet van consumenten te onderscheiden zijn. De eiser stelt dat de overeenkomst met Proximedia nietig is omdat niet aan de vereisten van de Colportagewet is voldaan, en dat hij de overeenkomst buitengerechtelijk heeft ontbonden. Proximedia betwist deze claims en stelt dat de Colportagewet niet van toepassing is.

De kantonrechter overweegt dat de Colportagewet is bedoeld om consumenten te beschermen tegen ondoordachte beslissingen bij het aangaan van overeenkomsten. De rechter concludeert dat onder bepaalde omstandigheden de beschermende bepalingen van de Colportagewet ook reflexwerking kunnen hebben ten behoeve van kleine ondernemers. Dit betekent dat als de kleine ondernemer kan aantonen dat hij in een vergelijkbare positie verkeert als een consument, hij ook aanspraak kan maken op de bescherming van de wet.

In het vonnis wordt verder ingegaan op de bewijslevering door de eiser, die stelt dat hij de overeenkomst telefonisch heeft geannuleerd. De kantonrechter laat de eiser toe om bewijs te leveren van zijn stellingen en verwijst de zaak naar een rolzitting voor verdere behandeling. De rechter benadrukt dat de eiser concrete feiten en omstandigheden moet aanvoeren om zijn beroep op dwaling en bedrog te onderbouwen. De uitspraak is openbaar gedaan in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Vonnis
RECHTBANK UTRECHT
Sector kanton
Locatie Utrecht
zaaknummer: 597739 UC EXPL 08-14971 AW
vonnis d.d. 20 januari 2010
inzake
[eiser], h.o.d.n. Slankzeeland,
wonende te [woonplaats],
verder ook te noemen [eiser],
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
gemachtigde: mr. B.J. van de Wijnckel,
tegen:
Proximedia Nederland B.V.,
wonende te De Meern,
verder ook te noemen Proximedia,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
gemachtigde: mr. L.B. Melcherts.
1. Verloop van de procedure
De kantonrechter verwijst naar het tussenvonnis van 22 juli 2009.
Ingevolge dat vonnis heeft Proximedia een akte met producties genomen waarop [eiser] schriftelijk heeft gereageerd.
Hierna is uitspraak bepaald.
2. Het geschil en de verdere beoordeling daarvan
In conventie en in reconventie
2.1 De kantonrechter verwijst naar en blijft bij hetgeen is overwogen in het tussenvonnis van 22 juli 2009.
Proximedia is in de gelegenheid gesteld de door haar genoemde protocollen en scripts in het geding te brengen. Van die gelegenheid is gebruik gemaakt. [eiser] heeft vervolgens bij antwoordakte op die stukken gereageerd en hij heeft zijn bewijsaanbod geconcretiseerd.
Colportagewet
2.2 [eiser] heeft aan zijn vordering primair ten grondslag gelegd dat de beschermende bepalingen van de Colportagewet via reflexwerking van toepassing zijn. Hij meent dat de overeenkomst nietig is nu niet aan de vereisten van artikel 24 lid 2 sub a van de Colportagewet is voldaan dan wel dat hij de overeenkomst buitengerechtelijk heeft ontbonden op grond van artikel 25 van de Colportagewet. Proximedia betwist dat de Colportagewet via reflexwerking van toepassing is. De kantonrechter overweegt daarover als volgt.
2.3 De Colportagewet beoogt de consument te beschermen die door een verkoper, doorgaans aan huis, wordt overvallen met een aanbod, door de verkoper wordt bewogen dit aanbod te aanvaarden en zich kort daarna realiseert dat hij die aanvaarding onvoldoende heeft overwogen en dat hij daarvan spijt heeft. Op grond van de Colportagewet heeft de consument in dat geval het recht binnen een termijn van 8 dagen (na dagtekening van de betreffende akte bij de Kamer van Koophandel) de overeenkomst te ontbinden, welke ontbinding terugwerkende kracht heeft. Zoals in het tussenvonnis van 22 juli 2009 reeds is overwogen komt onder omstandigheden aan de beschermende bepalingen van de Colportagewet reflexwerking toe ten behoeve van de kleine ondernemer, die materieel niet van een consument is te onderscheiden. Die reflexwerking brengt in de omstandigheden van dit geval met zich mee dat de kleine ondernemer een beroep kan doen op de ontbinding van de overeenkomst kort na het sluiten daarvan (artikel 25 Colportagewet), maar strekt niet zover dat de overeenkomst reeds nietig is op grond van het feit dat de mogelijkheid tot ontbinding niet in de overeenkomst is vermeld (artikel 24 lid 2 sub a Colportagewet).
2.4 [eiser] stelt dat hij twee dagen na het sluiten van de overeenkomst telefonisch met Proximedia contact heeft opgenomen om de overeenkomst te annuleren. Bedoeld telefoongesprek heeft volgens hem plaatsgevonden op 25 oktober 2007 in de middag, kort nadat de apparatuur bij hem was geïnstalleerd en hij de overeenkomst voor het eerst had doorgelezen. [eiser] heeft als productie 1 bij conclusie van repliek een overzicht in het geding gebracht van de via zijn telefoon gevoerde gesprekken op 25 oktober 2007, waaruit blijkt dat hij die middag zo’n twee minuten telefonisch contact met Proximedia heeft gehad. Proximedia heeft de door [eiser] gestelde inhoud van het telefoongesprek betwist.
2.5 Naar het oordeel van de kantonrechter is voldoende komen vast te staan dat [eiser] op het moment dat de overeenkomst werd gesloten een kleine zelfstandige was, die woonde en werkte op hetzelfde adres. Proximedia richt zich met haar diensten ook specifiek op de kleine ondernemer. Het initiatief voor het verkoopgesprek is uitgegaan van Proximedia en de aangeboden informaticadiensten hangen niet onmiddellijk samen met de door [eiser] bedrijfsmatig ondernomen activiteiten en liggen buiten het gebied van zijn eigenlijke professionele activiteit, te weten een afslankinstituut.
Gelet op het vorenstaande is [eiser] naar het oordeel van de kantonrechter in dit geval materieel nauwelijks van een consument te onderscheiden en komt hem via reflexwerking in beginsel de bescherming toe van de Colportagewet, zoals hiervoor onder r.o. 2.3 is uiteengezet.
Indien juist is de stelling van [eiser] dat hij, nadat Proximedia de kostenloze annulering van de overeenkomst twee dagen na het sluiten daarvan had geweigerd, het noodzakelijk heeft geacht er “het beste van te maken” geeft dat nu juist precies aan dat hij in die situatie is geraakt waartegen de Colportagewet (eventueel door middel van reflexwerking) bescherming beoogd te bieden.
Dit betekent dat indien in rechte komt vast te staan dat [eiser] de overeenkomst twee dagen na ondertekening daarvan telefonisch heeft geannuleerd, de overeenkomst moet worden geacht buitengerechtelijk te zijn ontbonden als bedoeld in artikel 25 lid 5 van de Colportagewet. Deze ontbinding heeft terugwerkende kracht.
[eiser] heeft bewijs van zijn stellingen aangeboden en zal worden toegelaten tot de bewijslevering daarvan als in het dictum vermeld.
Indien [eiser] slaagt in de bewijslevering dient de vordering in conventie te worden toegewezen en zal de vordering in reconventie worden afgewezen.
Indien hij in de bewijslevering niet slaagt komt de kantonrechter toe aan de subsidiaire grondslagen van de vordering van [eiser]. Daartoe wordt het volgende overwogen.
Dwaling
2.6 [eiser] stelt dat de overeenkomst vernietigbaar is omdat deze door hem is gesloten onder invloed van dwaling en hij bij een juiste voorstelling van zaken de overeenkomst niet was aangegaan. Proximedia betwist dat [eiser] heeft gedwaald. Zoals in het tussenvonnis van 22 juli 2009 reeds is overwogen dient [eiser] aan zijn beroep op dwaling concrete feiten en omstandigheden ten grondslag te leggen. De verwijzing in algemene termen naar de inhoud van het vonnis van de voorzieningenrechter te Amsterdam van 10 september 2009 (LJN: BJ7440), gewezen in een zaak waarbij [eiser] geen partij is, is in dat kader onvoldoende. Het moet gaan om concrete feiten en omstandigheden die betrekking hebben op het aangaan van de overeenkomst tussen [eiser] en Proximedia.
[eiser] stelt dat de dwaling te wijten is aan een aantal, achteraf gebleken onjuiste, mededelingen die de vertegenwoordiger van Proximedia tijdens het verkoopgesprek heeft gedaan, te weten:
• gratis laptop;
• gratis, op maat gemaakte, website (ontwikkeling en beheer);
• opleiding ter waarde van vele honderden euro’s;
• online backup;
• abonnement bij de huidige internetprovider kon opgezegd worden;
• unieke aanbieding: referentstatus met aanzienlijke korting.
Ook stelt [eiser] dat de vertegenwoordiger hem niet heeft ingelicht over een aantal onderdelen van de overeenkomst terwijl hij wist of behoorde te weten dat [eiser] daaromtrent een onjuiste voorstelling van zaken had, namelijk:
• de minimale contractsduur van 48 maanden;
• de verschuldigde vergoeding van 60% van de resterende maandtermijnen bij tussentijdse beëindiging van de overeenkomst.
De kantonrechter overweegt daarover als volgt.
2.7 De stelling van [eiser] dat hij heeft gedwaald omtrent de door de vertegenwoordiger geboden mogelijkheid online een backup te kunnen maken ter grootte van 100 MB moet worden gepasseerd, nu uit de schriftelijke overeenkomst reeds voldoende blijkt - en Proximedia overigens ook niet betwist - dat Proximedia zich daartoe wel degelijk heeft verplicht. Hetzelfde geldt voor zijn stelling dat de vertegenwoordiger hem heeft verteld dat sprake was van een unieke aanbieding waarbij hij, door als referent op te treden, een aanzienlijke korting op de te betalen prijs zou kunnen verkrijgen. Immers, gesteld noch gebleken is dat Proximedia hem voor haar diensten een hogere prijs in rekening heeft gebracht dan de prijs die de vertegenwoordiger tijdens dat verkoopgesprek heeft genoemd, aan hem heeft voorgerekend en waarmee hij akkoord is gegaan. Evenmin heeft hij gesteld dat het voor hem enige nadelige gevolgen heeft gehad dat – naar hem later bleek – Proximedia ditzelfde “unieke” aanbod ook aan (vele) anderen heeft gedaan.
Zijn stellingen dat hij heeft gedwaald omtrent de aard en inhoud van de geboden opleiding en de te ontwerpen website dienen voorts als onvoldoende onderbouwd te worden gepasseerd. Hij had moeten concretiseren op welke punten de opleiding niet aan zijn verwachtingen heeft voldaan, temeer nu hij kennelijk geen aanleiding heeft gezien om na het ontvangen van de opleiding aan Proximedia kenbaar te maken dat hij daarvan iets anders of iets meer had verwacht (productie 1 bij conclusie van antwoord in conventie/eis in reconventie). Nu Proximedia erkent dat zij zich heeft verplicht voor hem een op maat gemaakte website te ontwerpen had [eiser] ook op dit punt moeten concretiseren in welke zin die te ontwerpen website niet bleek te voldoen aan de verwachtingen die hij had bij het sluiten van de overeenkomst. Het enkele feit dat Proximedia bij het ontwerpen van de websites gebruik maakt van bepaalde standaarden betekent op zichzelf nog niet dat zij geen op maat gemaakte website levert.
2.8 Voorts stelt [eiser] dat de vertegenwoordiger van Proximedia zowel in het telefoongesprek als tijdens het verkoopgesprek heeft gezegd dat hij een gratis laptop en website zou krijgen en tijdens het verkoopgesprek ook dat het abonnement bij zijn toenmalige internetprovider kon worden opgezegd. Proximedia betwist dat de vertegenwoordiger die mededelingen heeft gedaan. De stelling van Proximedia onder punt 35, laatste zin, van de conclusie van dupliek in conventie/repliek in reconventie vat de kantonrechter op als een ontkenning dat de gestelde mededeling omtrent het opzeggen van het abonnement door de vertegenwoordiger is gedaan.
Vast staat dat [eiser] via de maandelijkse termijnen betaalt voor de website en het gebruik van de laptop en dat de laptop eigendom blijft van Proximedia. Tussen partijen staat vast dat [eiser], in tegenstelling tot de door hem gestelde mededeling van de vertegenwoordiger, zijn toenmalige internetabonnement niet kon opzeggen als hij gebruik wilde maken van de internetdiensten van Proximedia.
Ook heeft de vertegenwoordiger volgens [eiser] niet verteld dat de overeenkomst minimaal 48 maanden zou duren en dat hij bij tussentijdse beëindiging een vergoeding verschuldigd is van 60% van de resterende maandtermijnen. Hij heeft tijdens het verkoopgesprek niet de gelegenheid gekregen de schriftelijke overeenkomst voor ondertekening door te nemen en hem is bedenktijd geweigerd. Proximedia stelt daartegenover dat de vertegenwoordiger de gehele overeenkomst met [eiser] heeft besproken en dat [eiser] tevens de gelegenheid is geboden de schriftelijke overeenkomst voor ondertekening door te nemen. Zij betwist dat [eiser] bedenktijd is geweigerd.
2.9 De kantonrechter ziet geen aanleiding om terug te komen op haar oordeel dat het aan [eiser] is om de door Proximedia betwiste feiten en omstandigheden te bewijzen die hij aan zijn beroep op dwaling ten grondslag heeft gelegd. Proximedia heeft voldoende stukken in het geding gebracht omtrent haar werkwijze bij de verkoop (protocollen en scripts) om [eiser] aanknopingspunten te bieden voor de bewijslevering (zie ook Hoge Raad, 20-01-2006, LJN: AU4529).
Die overgelegde protocollen en scripts kunnen echter niet tot het oordeel leiden dat de stellingen van [eiser] omtrent de feitelijke gang van zaken tijdens het verkoopgesprek zo ongeloofwaardig zijn dat zijn bewijsaanbod moet worden gepasseerd. Mede in aanmerking wordt daarbij genomen dat Proximedia het kennelijk nodig heeft gevonden om in haar standaard contracten onder het kopje “omschrijving en prijs van de door abonnee gekozen apparatuur” een bepaling op te nemen die inhoudt dat de klant door ondertekening van het contract bevestigt dat de mondeling verkregen informatie in geen enkel opzicht in strijd is met de bepalingen van de overeenkomst en met de eventueel door Proximedia verspreide documentatie (artikel 1.2 van de overeenkomst).
[eiser] heeft bewijs van zijn stellingen aangeboden en zal worden toegelaten tot de bewijslevering daarvan als in het dictum vermeld.
2.10 De zaak zal worden verwezen naar de rolzitting van woensdag 17 februari 2010 alwaar [eiser] zich uit kan laten over de wijze waarop hij bewijs wil leveren.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
Beslissing
De kantonrechter:
In conventie en in reconventie
laat [eiser] toe om te bewijzen dat hij op 25 oktober 2007 in een telefoongesprek aan Proximedia heeft laten weten dat hij de overeenkomst wilde annuleren;
en - voor het geval hij in die bewijslevering niet slaagt - :
laat [eiser] toe om te bewijzen feiten en omstandigheden die de gevolgtrekking rechtvaardigen:
1e. dat de vertegenwoordiger van Proximedia in het verkoopgesprek dan wel in het telefoongesprek daaraan voorafgaand heeft gezegd:
en/of dat de computer en website gratis zijn;
en/of dat het abonnement bij zijn toenmalige provider kon worden opgezegd;
2e. dat de vertegenwoordiger van Proximedia tijdens het verkoopgesprek de schriftelijke overeenkomst voor ondertekening niet met hem heeft doorgelopen en met name niet heeft genoemd dat de overeenkomst een looptijd heeft van ten minste 48 maanden en dat [eiser] bij tussentijdse opzegging een vergoeding verschuldigd is van 60% van de resterende maandtermijnen, terwijl [eiser] evenmin de gelegenheid is geboden de overeenkomst voor ondertekening door te lezen en hem bedenktijd is geweigerd;
verwijst de zaak naar de rolzitting van woensdag 17 februari 2010 te 9.30 uur teneinde [eiser] in de gelegenheid te stellen bij akte aan te geven op welke wijze hij bewijs wil leveren;
bepaalt dat, indien [eiser] bewijs wil leveren door middel van schriftelijke bewijsstukken, hij die stukken op die rolzitting in het geding kan brengen, waarna Proximedia in de gelegenheid zal worden gesteld bij antwoordakte te reageren;
bepaalt dat, indien [eiser] bewijs wil leveren door middel van het horen van getuigen, hij op die rolzitting de namen en adressen van de getuigen dient op te geven, alsmede de verhinderdata van die getuigen en van beide partijen, waarna een tijdstip zal worden bepaald voor het horen van de getuigen;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.C. Heuveling van Beek, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 20 januari 2010.