ECLI:NL:RBUTR:2010:BL0023

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
13 januari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
258559 / HA ZA 08-2412
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot nakoming van een ontvlechtingsovereenkomst en juridische kostenvergoeding

In deze zaak vorderde eiseres, een besloten vennootschap, nakoming van een ontvlechtingsovereenkomst van 11 oktober 2005, waarbij partijen hun samenwerking in de vleesproductie hadden beëindigd. Eiseres stelde dat gedaagde, eveneens een besloten vennootschap, tekort was geschoten in zijn verplichtingen door een garantie te hebben verstrekt die leidde tot juridische kosten in een Amerikaanse procedure. De rechtbank diende te beoordelen of gedaagde inderdaad tekort was geschoten in de nakoming van de overeenkomst en of hij verplicht was de gemaakte juridische kosten te vergoeden.

De rechtbank oordeelde dat eiseres niet had aangetoond dat er sprake was van een geldige garantie die gedaagde had geschonden. De rechtbank stelde vast dat de vordering van eiseres niet kon worden toegewezen, omdat er geen tekortkoming van gedaagde was vastgesteld. Bovendien werd geconcludeerd dat de uitleg van de ontvlechtingsovereenkomst niet leidde tot de verplichting voor gedaagde om de juridische kosten van eiseres te vergoeden.

Uiteindelijk wees de rechtbank de vorderingen van eiseres af en veroordeelde haar in de proceskosten aan de zijde van gedaagde, die op EUR 1.269,00 werden begroot. Dit vonnis werd uitgesproken op 13 januari 2010 door mr. P.W.M. de Wolf.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK UTRECHT
258559 / HA ZA 08-241213 januari 2010
Sector handels- en familierecht
zaaknummer / rolnummer: 258559 / HA ZA 08-2412
Vonnis van 13 januari 2010
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres],
gevestigd te [vestigingsplaats]
eiseres,
advocaat mr. A.A. Bart,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde],
gevestigd te [vestigingsplaats]
gedaagde,
advocaat mr. J.W.A. van Dommelen.
Partijen zullen hierna in mannelijk enkelvoud [eiseres] en [gedaagde] worden genoemd.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
het tussenvonnis van 18 maart 2009 en de daarin vermelde processtukken
de akte overlegging producties van 24 april 2009 van de zijde van [eiseres]
het faxbericht met bijlage van 18 juni 2009 van de zijde van [gedaagde]
het proces-verbaal van comparitie van 19 juni 2009.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [eiseres] en [gedaagde] hebben tot eind 2005 samengewerkt in de [onderneming]. De [onderneming] hield zich onder meer bezig met de import, verwerking en verkoop van vleesproducten. Op grond van een ontvlechtingsovereenkomst tussen partijen van 11 oktober 2005 zijn per 1 januari 2006 twee groepen ontstaan, de [onderneming A] van [eiseres] en de [onderneming B] van [gedaagde].
2.2. De besloten vennootschap [besloten vennootschap] maakt (sindsdien) deel uit van de [onderneming A] van [eiseres] en de vennootschap naar buitenlands recht Poland Services SP.z.o.o. maakt deel uit van de [onderneming B] van [gedaagde].
2.3. In de ontvlechtingsovereenkomst van 11 oktober 2005 is onder meer vermeld:
“(…)
Artikel 5 – Garanties van Partijen
5. Partijen garanderen dat het volgende juist en volledig is:
(…)
C.1. (…)
13. de [onderneming A] is niet aansprakelijk, noch zal deze in de toekomst – al dan niet hoofdelijk ter zake van regres, door verrekening of anderszins – aansprakelijk zijn voor enige lening (bank), krediet in rekening-courant aan of verplichtingen van haar (voormalige) aandeelhouder [gedaagde] (…) dan wel van één door [gedaagde] direct of indirect gecontroleerde (…) vennootschap of persoon;
14. de [onderneming A] heeft ten behoeve van anderen geen zekerheden gesteld, noch heeft zij zich jegens derden tot borg gesteld, sterk gemaakt of garanties afgegeven, noch heeft zij zich met derden tot hoofdelijk medeschuldenaar verbonden;
(…)
Artikel 9 – Inbreuken, tekortkomingen
9.1. In geval van een inbreuk op enige door een Partij verstrekte garantie, als bedoeld in artikel 4 (hierna: 'een Inbreuk'), of in geval van een tekortkoming in de nakoming van enige andere verplichting uit hoofde van de Overeenkomst, zal de tekortkomende Partij de wederpartij schadeloosstellen met inachtneming van het bepaalde in dit artikel 9, een en ander onverlet de overigens aan de wederpartij toekomende wettelijke rechten.
De aan de tekortkomende Partij toe te rekenen schade (…) wordt hierbij vastgesteld als het bedrag dat nodig is om de wederpartij (…) in de positie te brengen die zou hebben bestaan indien geen sprake zou zijn geweest van de desbetreffende Inbreuk of tekortkoming.
De door wederpartij gemaakte redelijke kosten ter voorkoming, beperking en/of vaststelling van de Schade en de redelijke kosten ter verkrijging van voldoening van de Schade, waaronder in alle gevallen begrepen de kosten van de door wederpartij ingeschakelde externe adviseurs zullen op gelijke wijze als hierboven genoemd door de tekortkomende Partij worden vergoed.
Over de Schade zal tekortkomende Partij aan de wederpartij de wettelijke rente verminderd met twee procentpunt vergoeden vanaf de datum van de desbetreffende inbreuk of tekortkoming, zijnde de datum dat de tekortkomende partij in verzuim geacht wordt te zijn.
(…)
9.6. Indien een Inbreuk het gevolg is van – of in verband staat met – een aansprakelijkheid jegens of een geschil met een derde partij, zal de wederpartij, in overleg met de tekortkomende Partij, maatregelen nemen teneinde in alle redelijkheid die aansprakelijkheid te beperken, tegen de vordering van de derde partij verweer te voeren of met die derde partij tot een schikking te komen.
Indien [onderneming A] respectievelijk [onderneming B] rechtens gehouden of anderszins in redelijkheid genoodzaakt is tot betaling aan die derde partij, zal [eiseres] respectievelijk [gedaagde] dit onverwijld aan de wederpartij melden en daaromtrent met de vervreemder overleg voeren. Vervreemder zal op eerste verzoek van de wederpartij aan [onderneming A] respectievelijk [onderneming B] vergoeden al hetgeen [onderneming A] respectievelijk [onderneming B] ter zake aan die derde partij heeft betaald respectievelijk gehouden is te betalen, alsmede alle ter zake door de [onderneming A] respectievelijk [onderneming B] gemaakte redelijke kosten, ongeacht of voor [onderneming A] respectievelijk [onderneming B] nog rechtsmiddelen jegens de derde partij openstaan.
Indien en voorzover de aansprakelijkheid jegens (…) de derde partij nog niet definitief is afgewikkeld, wordt het aldus door de vervreemdende Partij betaalde bedrag beschouwd als een voorschotbetaling.
(…)”
2.4. Ruim voor de splitsing, in 2002, heeft de heer [gedaagde] ([gedaagde]), namens [besloten vennootschap] een garantie (verder: de garantie) ondertekend ten gunste van Poland Services SP.z.o.o.
2.5. Op 28 augustus 2008 werd aan [besloten vennootschap] een Summons in a civil action en een Complaint betekend, waarin was vermeld dat [besloten vennootschap] op grond van deze garantie was gedagvaard door Tyson Fresh Meats Inc. (verder: Tyson) om te verschijnen voor de US District Court, Southern Division, District of South Dakota. De vordering van Tyson had betrekking op opdrachten van Poland Services Sp.z.o.o. van na de datum van splitsing.
2.6. [besloten vennootschap] had na 28 augustus 2008 20 dagen om te antwoorden op de eis. Zij heeft via haar Nederlandse advocaat de bijstand van Amerikaanse advocaten ingeroepen, die haar in de Amerikaanse procedure hebben bijgestaan.
2.7. De [onderneming A] van [eiseres] heeft op 20 oktober 2008 de [onderneming B] van [gedaagde] gesommeerd om een eerste voorschot voor juridische kosten te betalen. Aan die sommatie heeft [gedaagde] niet voldaan.
2.8. [gedaagde] heeft (kort) voor de comparitie van partijen in deze procedure een schikking getroffen met Tyson. Tyson heeft als gevolg daarvan de Amerikaanse procedure ingetrokken.
3. Het geschil
3.1. [eiseres] vordert, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen om tegen kwijting aan [eiseres] te betalen:
I. bij wijze van voorschot een bedrag van € 16.589,61 te vermeerderen met de wettelijke handelsrente minus twee procentpunten vanaf de datum van het verzuim, zijnde 31 oktober 2008, tot aan de dag der algehele voldoening;
II. alle nog door haar te maken advocaatkosten (zowel van de Amerikaanse advocaten als van haar advocaat in Nederland) in verband met de procedure van Tyson jegens [besloten vennootschap] in South Dakota, waarbij de ter zake dienende declaraties van deze advocaten als bewijsstukken dienen;
III. al datgene, waartoe zij in die procedure zal worden veroordeeld, voor zover dat zonder een vonnis van de Nederlandse rechter (in het kader van erkenning en tenuitvoerlegging) reeds uitvoerbaar mocht zijn, waartoe bewijsstukken van een evt. tenuitvoerlegging als bewijsstukken dienen;
met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van het geding.
3.2. [eiseres] onderbouwt zijn vorderingen als volgt. Er is sprake van een inbreuk op een garantie als bedoeld in artikel 5 onder C1.13 en/of 14 van de splitsingsovereenkomst, omdat er toch een door [gedaagde] verstrekte garantie aan een derde blijkt te bestaan. Op grond van artikel 9.1 dient de tekortkomende partij dan alle kosten ter voorkoming van schade, waaronder begrepen de kosten van externe adviseurs te vergoeden. Als er sprake is van een geschil met een derde, zoals hier, vloeit uit het bepaalde in artikel 9.6 voort dat [gedaagde] op verzoek van [eiseres] alle gemaakte redelijke kosten moet vergoeden, waarbij het betaalde bedrag, zolang het geschil niet definitief is afgewikkeld, wordt beschouwd als voorschotbetaling, aldus [eiseres].
3.3. [gedaagde] voert tot zijn verweer onder meer het volgende aan. Er is geen sprake van een geldige garantie waar Tyson een beroep op zou kunnen doen, zodat er ook geen sprake is van een tekortkoming van de zijde van [gedaagde] (een inbreuk op een garantie). Uit artikel 9.6 moet worden afgeleid dat de interne verplichting tot vergoeding van schade tussen [eiseres] en [gedaagde] is gekoppeld aan de daadwerkelijke betaling door één van hen aan een derde op grond van een betalingsverplichting (zoals een garantie). Daaraan is weer gekoppeld de verplichting tot vergoeding van gemaakte redelijke kosten. Het aldus intern betaalde bedrag dient als voorschotbetaling indien extern een rechtsmiddel wordt aangewend. Omdat er geen geldige garantie – meer – is ten laste van [besloten vennootschap], is er ook geen – interne – tekortkoming van de zijde van [gedaagde] in de zin van de ontvlechtingsovereenkomst en bestaat er geen aanspraak op vergoeding van schade in dat kader, zo voert [gedaagde] aan.
3.4. Op de (overige) stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Nu tussen partijen vaststaat dat Tyson de Amerikaanse procedure heeft ingetrokken, kan de vordering [gedaagde] te veroordelen tot al hetgeen waartoe [eiseres] in die procedure zal worden veroordeeld, niet worden toegewezen.
4.2. In deze procedure gaat het dan nog om de vraag of [gedaagde] is gehouden de door de groep van [eiseres] gemaakte juridische kosten terzake die procedure te vergoeden. Ter beantwoording van deze vraag zal de rechtbank onderzoeken:
(1) of [gedaagde] is tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit hoofde van de ontvlechtingsovereenkomst en;
(2) of de ontvlechtingsovereenkomst tussen partijen (zie 2.3) zo moet worden uitgelegd dat [gedaagde] (hoe dan ook) is gehouden genoemde juridische kosten te vergoeden.
(1) Is [gedaagde] tekortgeschoten in de nakoming van de ontvlechtingsovereenkomst?
4.3. De vraag of [gedaagde] is tekortgeschoten in de nakoming van een garantieverbintenis is relevant, omdat in artikel 9.1 van de ontvlechtingsovereenkomst steeds wordt herhaald dat de tekortkomende partij gehouden is de schade en de redelijke kosten ter voorkoming of beperking van schade te vergoeden. Die verplichting geldt dan niet, indien er geen sprake is van een tekortkomende partij.
4.4. [gedaagde] voert aan dat [besloten vennootschap] in december 2002 een garantie heeft verstrekt met een looptijd van één jaar. [besloten vennootschap] verstrekte ieder jaar een garantie aan Tyson, de garantie waar Tyson zich op beriep was volgens [gedaagde] niet meer geldig. Er is dan geen sprake van een inbreuk op een garantie uit artikel 5 van de ontvlechtingsovereenkomst, aldus [gedaagde].
4.5. [eiseres] stelt dat de directeur van [gedaagde] voor splitsing namens [besloten vennootschap] een garantie heeft verstrekt aan Tyson. [eiseres] heeft weliswaar in de procedure met Tyson het standpunt ingenomen dat er geen geldige garantie was, maar er was wel een reëel risico dat de Amerikaanse rechter hem zou veroordelen, aldus [eiseres].
4.6. De rechtbank overweegt als volgt. Nu [eiseres] zich beroept op de rechtsgevolgen van het bestaan van een geldige garantie van [besloten vennootschap] ten gunste van Tyson, ligt het – gelet op de hoofdregel van artikel 150 Rv. – op zijn weg om te stellen en zonodig te bewijzen dat een dergelijke geldige garantie bestaat. Naarmate [gedaagde] meer feiten en omstandigheden aanvoert die erop duiden dat er géén sprake is van een geldige garantie, worden aan voornoemde stelplicht hogere eisen gesteld. Nu [gedaagde] gemotiveerd heeft weersproken dat een geldige garantie bestaat, bijvoorbeeld door aan te voeren dat de garantie slechts geldig was tot december 2003, had het dus op de weg gelegen van [eiseres] om feiten en omstandigheden aan te voeren die zijn stelling kunnen dragen dat wel sprake is van een geldige garantie. [eiseres] heeft echter nagelaten om – op wat voor wijze dan ook – deze stelling te onderbouwen. Dit betekent dat de rechtbank niet kan vaststellen dat Tyson zich op een geldige garantie beriep. Er moet dus vanuit worden gegaan dat [gedaagde] niet is tekortgeschoten in de nakoming van een garantieverbintenis als bedoeld in artikel 5 van de ontvlechtingsovereenkomst en dus ook niet kan worden beschouwd als tekortkomende partij in de zin van artikel 9 van die overeenkomst.
(2) Uitleg overeenkomst
4.7. Partijen verschillen van mening over de vraag hoe artikel 9.6 van de ontvlechtingsovereenkomst moet worden uitgelegd. Voor de beantwoording van die vraag komt het aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan de bepalingen van die overeenkomst mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. In dit kader is een taalkundige uitleg van bepalingen van de ontvlechtingsovereenkomst van belang. Daarnaast kunnen overige feiten en omstandigheden een rol spelen.
4.8. [eiseres] stelt dat uit artikel 9.6 volgt dat [gedaagde] verplicht is bij wijze van voorschot alle ter zake door haar gemaakte redelijke kosten te vergoeden.
4.9. [gedaagde] voert daartegenover aan dat (ook) uit artikel 9.6 volgt dat de vergoeding van in redelijkheid gemaakte kosten slechts aan de orde is, als er sprake is van een betalingsverplichting jegens een derde.
4.10. Ten aanzien van dit punt wordt het volgende overwogen. De openingszin van artikel 9.6 geeft weer dat de bepaling ziet op een inbreuk die het gevolg is van een aansprakelijkheid jegens of een geschil met een derde. In dat geval zal de wederpartij in overleg treden met de tekortkomende partij. Als de door een derde aangesproken partij rechtens gehouden of in redelijkheid genoodzaakt is tot betaling aan de derde, dient nader overleg plaats te vinden. In artikel 9.6 staat vervolgens vermeld:
Vervreemder (hier: [gedaagde], toev. rb.) zal op eerste verzoek van de wederpartij (hier: [eiseres], toev. rb.) aan [onderneming A] (…) vergoeden al hetgeen [onderneming A] (…) ter zake (onderstreping en vet toegevoegd door rb.) aan die derde partij (hier Tyson, toev. rb.) heeft betaald respectievelijk gehouden is te betalen, alsmede alle ter zake door de [onderneming A] (…) gemaakte redelijke kosten, ongeacht of voor [onderneming A] (…) nog rechtsmiddelen jegens de derde partij openstaan.
Uit de woorden “ter zake” kan naar het oordeel van de rechtbank slechts worden afgeleid dat deze zin niet los kan worden gezien van de voorgaande zinnen, waarin het gaat om een aansprakelijkheid jegens een derde of een geschil tussen een derde en [eiseres] dan wel [gedaagde]. Dit betekent dat (taalkundig) uit artikel 9.6 slechts kan worden afgeleid, dat [gedaagde] verplicht is de door [eiseres] gemaakte redelijke juridische kosten te vergoeden, indien [eiseres] 'rechtens gehouden of anderszins in redelijkheid genoodzaakt is' tot betaling aan een derde partij, zoals Tyson. Daarvan is in casu geen sprake.
De uitleg van artikel 9.6 die [eiseres] voorstaat, komt erop neer dat [gedaagde] zonder meer – ook als er geen sprake is van een tekortkoming – verplicht is de door [eiseres] gemaakte redelijke kosten te vergoeden indien [eiseres] na de datum van ontvlechting wordt geconfronteerd met een geschil met een derde, dat voortvloeit uit handelingen van (de huidige groep van) [gedaagde] die dateren van voor de datum van ontvlechting. Een dergelijke ruime uitleg van artikel 9.6 van de ontvlechtingsovereenkomst volgt – zoals hiervoor overwogen – echter niet uit de tekst van artikel 9.6. [eiseres] heeft ook geen (andere) feiten en omstandigheden gesteld, en deze zijn evenmin gebleken, die de door hem voorgestane uitleg kunnen dragen. Er kan dus niet worden geconcludeerd dat de door [eiseres] aan artikel 9.6 van de ontvlechtingsovereenkomst gegeven uitleg juist is.
4.11. De conclusie is dat niet kan worden vastgesteld dat [gedaagde] verplicht is de door [eiseres] gemaakte juridische kosten te vergoeden. De daartoe strekkende vorderingen van [eiseres] worden afgewezen.
4.12. [eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op:
- vast recht EUR 365,00
- salaris advocaat 904,00 (2,0 punten × tarief EUR 452,00)
Totaal EUR  1.269,00
4.13. De rechter, ten overstaan van wie de comparitie van partijen is gehouden, heeft dit vonnis niet kunnen wijzen om organisatorische redenen.
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. wijst de vorderingen af,
5.2. veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op EUR 1.269,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.W.M. de Wolf en in het openbaar uitgesproken op 13 januari 2010.
JvO