Sector handels- en familierecht
zaaknummer / rolnummer: 266728 / HA ZA 09-1053
Vonnis in incident van 19 augustus 2009
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser in de hoofdzaak,
verweerder in het incident,
advocaat mr. F.B.A.M. van Oss,
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde in de hoofdzaak,
eiser in het incident,
advocaat mr. G. de Gelder.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
• de dagvaarding van 17 april 2009,
• de incidentele conclusie tot onbevoegdverklaring,
• de incidentele conclusie van antwoord.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.
2. De beoordeling in het incident
2.1. [gedaagde] vordert dat de rechtbank zich onbevoegd zal verklaren om van de vordering in de hoofdzaak kennis te nemen, onder veroordeling van [eiser] in de proceskosten van deze procedure.
2.2. Hij voert daartoe aan dat partijen beoogd hebben eventuele geschillen ter zake van de onroerende zaken aan de Franse rechter voor te leggen. Volgens hem dient artikel 8 van de overeenkomsten tussen partijen te worden aangemerkt als een forumkeuze als bedoeld in artikel 23 lid 1 onder a van de Verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in handelszaken (hierna te noemen: EEX-Verordening) dan wel als een forumkeuze als bedoeld in artikel 23 lid 1 onder c van de EEX-Verordening.
2.3. [eiser] concludeert tot afwijzing van de incidentele vordering. Hij betwist dat artikel 8 van de overeenkomsten een forumkeuze inhoudt als bedoeld in artikel 23 lid 1 onder a dan wel artikel 23 lid 1 onder c van de EEX-Verordening. [eiser] stelt dat de Nederlandse rechter op grond van artikel 2 EEX-Verordening bevoegd is van het geschil kennis te nemen. Ter onderbouwing van die stelling voert hij nog aan dat de exclusieve bevoegdheidsregeling van artikel 22 EEX-Verordening ter zake van onroerende goederen, niet van toepassing is op zijn vordering.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
2.4. Tussen partijen is niet in geschil dat zij overeenkomsten hebben gesloten ten aanzien van de verkoop/koop van een tweetal onroerende zaken, namelijk twee stukken grond gelegen in Frankrijk. In de hoofdzaak vordert [eiser] betaling van de koopsommen aan hem en veroordeling van [gedaagde] tot medewerking aan de levering van de onroerende zaken onder verbeurte van een dwangsom indien deze daarmee ingebreke blijft, alsmede veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
2.5. De bevoegdheid van de rechtbank Utrecht dient te worden beoordeeld aan de hand van de bevoegdheidsregels van de EEX-Verordening. Het geschil valt zowel materieel - sprake is van een burgerlijke zaak, art. 1 EEX-Verordening – als formeel - [gedaagde] heeft zijn woonplaats op het grondgebied van een verdragsluitende staat, art 2, 3 en 4 EEX-Verordening - als temporeel onder het toepassingsgebied van de EEX-Verordening.
2.6. Naar het oordeel van de rechtbank is de exclusieve bevoegdheidsregeling van art. 22 EEX-Verordening - welke regeling voor zou gaan op een eventueel gemaakte forumkeuze - niet van toepassing op het geschil. Volgens vaste rechtspraak van het Hof van Justitie dient artikel 22 lid 1 EEX-Verordening restrictief te worden uitgelegd. Voor toepassing van de bevoegdheidsregeling van dit artikel moet de rechtsvordering gebaseerd zijn op een zakelijk recht en niet op een persoonlijk recht. Met [eiser] is de rechtbank van oordeel dat de vordering in de hoofdzaak, nakoming door [gedaagde] van de verkoop/koopovereenkomsten, een persoonlijke vordering van [eiser] betreft.
2.7. Mogelijk is sprake van een overeenkomst als bedoeld in 15 lid 1 onder c EEX-Verordening, op grond waarvan de bevoegdheidsregeling voor consumentenzaken van toepassing zou zijn. De rechtbank kan dit niet ambtshalve vaststellen, nu daartoe onvoldoende feiten zijn gesteld of omstandigheden zijn gebleken. Of van een dergelijke overeenkomst sprake is kan naar het oordeel van de rechtbank echter in het midden blijven. Indien dit al het geval zou zijn geldt, dat [gedaagde] volgens de dan geldende bevoegdheidsregeling thans voor de juiste rechtbank is gedagvaard, namelijk voor het gerecht van de lidstaat op het grondgebied waarvan hij woonplaats heeft, zie artikel 16 lid 2 EEX-Verordening.
Volgens artikel 17 onder 2 EEX-Verordening zou van de bevoegdheidsregeling van afdeling 4 van de EEX-Verordening (consumentzaken) alleen afgeweken kunnen worden op grond van een overeenkomst die de consument, [gedaagde], de mogelijkheid geeft de zaak bij andere gerechten dan de in afdeling 4 van de EEX-Verordening genoemde aanhangig te maken.
2.8. Gelet op het voorgaande ligt dus vervolgens de vraag voor of partijen in de koopovereenkomst een forumkeuze hebben gemaakt voor de Franse rechter als bedoeld in artikel 23 EEX-Verordening. Artikel 8 van de overeenkomsten luidt:
“Na ondertekening van deze overeenkomst staat de verkoop en de koop van het perceel vast en is uitsluiten door ingrijpen van de Franse overheid te ontbinden. Zijnde niet een gerechtelijk uitspraak na aanleiding van het verzoek van een van beide betrokkenen.”
De stelling van [gedaagde] dat de eerste zin van dit artikel een forumkeuze inhoudt van partijen tot het aanwijzen van de Franse rechter als bevoegde rechter, wordt verworpen. De rechtbank maakt uit enkel de eerste zin van artikel 8 van de overeenkomsten niet op dat tussen partijen wilsovereenstemming bestond de Franse rechter aan te wijzen als rechter die bevoegd is over vorderingen aangaande de koopovereenkomst tussen partijen te oordelen. Bovendien geldt, dat de eerste zin van artikel 8 van de overeenkomsten niet los kan worden gezien van de tweede zin van dat artikel, die een toelichting vormt op de eerste zin. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit die toelichting duidelijk dat het ingrijpen van de Franse overheid ziet op ander ingrijpen dan een gerechtelijke uitspraak tot ontbinding. Van een schriftelijke overeenkomst in de zin van artikel 23 lid 1 onder a EEX-Verordening tot aanwijzing van de Franse rechter als bevoegde rechter is derhalve geen sprake.
2.9. Ook het bestaan van een forumkeuze als bedoeld in artikel 23 lid 1 onder c EEX-Verordening wordt niet aangenomen. Nu [gedaagde] niets heeft gesteld over de wijze van totstandkoming van die forumkeuze, kan immers niet worden beoordeeld of aan de vereisten die artikel 23 lid 1 onder c aan de niet-schriftelijk forumkeuze stelt, is voldaan.
2.10. Het voorgaande betekent dat de bevoegdheid vooralsnog dient te worden bepaald aan de hand van de hoofdregel van artikel 2 EEX-Verordening; de rechter van het land van woonplaats van gedaagde is bevoegd. In het onverhoopte geval dat in een later stadium van de procedure mocht blijken dat sprake is van een consumentenzaak en de bevoegdheid gegrond had dienen te worden op artikel 16 lid 2 EEX- Verordening, geldt eveneens dat de rechter van het land van woonplaats van gedaagde bevoegd is. Omdat [gedaagde] woonachtig is binnen het arrondissement Utrecht, is de rechtbank Utrecht bevoegd om van de vordering van [eiser] kennis te nemen. Derhalve zal de incidentele vordering tot onbevoegdverklaring worden afgewezen.
2.11. [gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het incident worden veroordeeld.
in het incident
3.1. wijst het gevorderde af,
3.2. veroordeelt [gedaagde] in de kosten van het incident, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op EUR 452 aan salaris advocaat,
in de hoofdzaak
3.3. bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 30 september 2009 voor conclusie van antwoord .
Dit vonnis is gewezen door mr. P.W.M. de Wolf en in het openbaar uitgesproken op 19 augustus 2009.
w.g. griffier w.g. rechter