ECLI:NL:RBUTR:2009:BJ3961
Rechtbank Utrecht
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Incident zekerheidsstelling proceskosten in civiele procedure
In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Utrecht, is op 10 juni 2009 een vonnis gewezen in een incident betreffende de zekerheidsstelling voor proceskosten. De eiser in de hoofdzaak, [X], heeft een incidentele conclusie ingediend waarin hij verzocht om zekerheid te stellen voor de proceskosten die hij mogelijk verschuldigd zou zijn aan de gedaagde, [Y]. De gedaagde, vertegenwoordigd door advocaat mr. T. Voortman, heeft in zijn incidentele conclusie gevorderd dat de rechtbank bepaalt dat [X] verplicht is zekerheid te stellen voor een bedrag van EUR 32.983,--. Dit bedrag is opgebouwd uit proceskosten die [Y] in een eerder getuigenverhoor heeft gemaakt, alsook een begroting van de proceskosten in de onderhavige procedure.
De rechtbank heeft vastgesteld dat [X] op grond van artikel 224 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) verplicht is om zekerheid te stellen, tenzij er sprake is van uitzonderingen die in artikel 224 lid 2 Rv zijn opgenomen. [X] heeft zich niet op een van deze uitzonderingen beroepen. De rechtbank heeft de hoogte van de gevorderde zekerheid beoordeeld en geconcludeerd dat het gevorderde bedrag van EUR 32.983,-- niet volledig toewijsbaar is. De rechtbank heeft geoordeeld dat de proceskosten in de hoofdprocedure, inclusief het incident, begroot dienen te worden op EUR 11.731,--.
De rechtbank heeft [X] bevolen om binnen veertien dagen na de uitspraak zekerheid te stellen voor dit bedrag, hetzij door middel van een depotstorting, hetzij door een bankgarantie. Tevens is [X] veroordeeld in de kosten van het incident, die aan de zijde van [Y] zijn begroot op EUR 452,--. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de zaak is opnieuw op de rol gezet voor 22 juli 2009 voor conclusie van antwoord.