parketnummer: 16/601505-08;16/442031-08 (tul) [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 8 april 2009
[verdachte]
geboren op [1977] te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats]
thans gedetineerd in de P.I. Utrecht, Huis van Bewaring, locatie Nieuwegein
raadsvrouwe mr. L. Demmer, advocaat te Nieuwegein
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 25 maart 2009, waarbij de officier van justitie, mr. E.D.I. Martens, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter terechtzitting is ook de vordering tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermeld parketnummer.
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Ten aanzien van feit 1:
heeft geprobeerd [slachtoffer sub 1] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen danwel [slachtoffer sub 1] heeft mishandeld
Ten aanzien van feit 2:
[slachtoffer sub 1] heeft bedreigd met de dood
Ten aanzien van feit 3:
heeft geprobeerd zijn moeder zwaar lichamelijk letsel toe te brengen danwel zijn moeder heeft mishandeld
Ten aanzien van feit 4:
een klok heeft vernield.
3 De beoordeling van het bewijs
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte heeft geprobeerd zijn vriendin en zijn moeder zwaar lichamelijk letsel toe te brengen zoals ten laste is gelegd onder feit 1 primair en feit 3 primair. Beide vrouwen hebben verklaard dat, toen verdachte hun keel dichtkneep, ze nog adem konden halen.
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder
1 subsidiair, 2, 3 subsidiair en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan gelet op de voorhanden zijnde bewijsmiddelen.
3.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouwe deelt de mening van de officier van justitie dat er vrijspraak dient te volgen voor de pogingen tot zware mishandeling zoals ten laste is gelegd onder feit 1 primair en feit 3 primair. Verdachte heeft geen opzet gehad om aan zijn vriendin en zijn moeder zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. De ten laste gelegde handelingen kunnen niet leiden tot zwaar lichamelijk letsel. Verdachte heeft niet hun keel dichtgeknepen, het is bij er in knijpen gebleven.
De verdediging is tevens van mening dat er vrijspraak dient te volgen ten aanzien van de bedreiging zoals ten laste is gelegd onder feit 2 en de vernieling zoals ten laste is gelegd onder feit 4.
Ten aanzien van feit 2:
Verdachte heeft, terwijl hij aangeefster vasthield, een mes vastgehouden en daarbij gezegd dat hij zijn hart eruit zou snijden voor haar. Dit levert geen bedreiging in de zin van artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht op nu hij geen steekbewegingen met het mes in haar richting heeft gemaakt. Bovendien heeft aangeefster bij de rechter-commissaris verklaard dat zij zich niet bedreigd voelde maar dat zij zich enkel zorgen maakte om verdachte.
Verdachte dient voor dit feit vrijgesproken te worden.
Ten aanzien van feit 4:
De moeder van verdachte zegt dat hij de klok heeft vernield door deze op de grond te gooien. Zowel [slachtoffer sub 1] als verdachte zeggen dat hij de klok heeft vernield door deze
doormidden te breken.
Nu het doormidden breken van de klok niet ten laste is gelegd dient verdachte ook voor dit feit vrijgesproken te worden.
3.3 Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van feit 1 primair en feit 3 primair:
De rechtbank is, met de officier van justitie en de raadsvrouwe, van oordeel dat onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om tot de bewezenverklaring te komen dat verdachte heeft geprobeerd zijn vriendin en zijn moeder zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het onder feit 1 primair en feit 3 primair ten laste gelegde.
Ten aanzien van feit 2:
Ten laste gelegd is onder meer dat verdachte dreigend, terwijl hij een mes vasthield, tegen [slachtoffer sub 1] heeft gezegd: “Ik snij mijn hart eruit voor jou”.
De rechtbank is van oordeel dat die uitlating niet kan bijdragen aan de bedreiging van aangeefster met een misdrijf tegen het leven gericht. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van dit deel van de tenlastelegging.
Voor een bedreiging is vereist dat de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde vrees kon ontstaan dat zij het leven zou kunnen verliezen. De rechtbank is van oordeel dat dat hier het geval was nu aangeefster heeft verklaard dat ze bang was dat verdachte haar wat aan zou doen omdat hij een mes op haar gericht hield. De rechtbank hecht geloof aan de verklaring die [slachtoffer sub 1] op 24 december 2008 daarover bij de politie heeft afgelegd.
Ten aanzien van feit 4:
De rechtbank is, met de raadsvrouwe, van oordeel dat verdachte van de vernieling van de klok vrijgesproken dient te worden nu niet ten laste is gelegd dat hij de klok doormidden heeft gebroken. De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de klok heeft vernield door deze op de grond te gooien.
De vindplaatsvermeldingen, voorkomend in de navolgende bewijsoverwegingen, verwijzen naar de paginanummering van in wettelijk vorm opgemaakte processen-verbaal , .
Ten aanzien van feit 1 subsidiair en feit 2:
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de periode van
1 augustus 2008 tot en met 12 februari 2009 te Amersfoort en Utrecht [slachtoffer sub 1] meermalen heeft mishandeld en haar in de maand oktober 2008 te Amersfoort heeft bedreigd.
De rechtbank heeft gelet op:
-de aangifte van [slachtoffer sub 1] d.d. 24 december 2008;
-de aangifte van [slachtoffer sub 1] d.d. 12 februari 2009;
-de verklaring van [slachtoffer sub 2];
-de medische verklaring;
-de deels bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting.
Aangeefster heeft het volgende verklaard.
Verdachte heeft haar in augustus 2008 te Amersfoort geduwd, in haar armen geknepen en aan een tatoeage van een draak op haar buik geknepen. Ze had blauwe plekken op haar bovenarmen en polsen .
Verdachte heeft haar in oktober 2008 te Amersfoort bedreigd door een vlindermes te pakken en dit mes in haar richting te houden terwijl hij agressief tegenover haar stond. Verdachte heeft vervolgens haar rechterpols gegrepen terwijl hij het vlindermes in zijn andere hand hield. Verdachte heeft haar zo hard geknepen dat ze hevige pijn had .
Verdachte heeft haar op 8 november 2008 te Utrecht geduwd en aan haar getrokken waardoor ze ten val kwam. Toen ze op de grond lag heeft hij haar geschopt tegen haar ribben en haar billen. Terwijl ze probeerde op te staan kreeg ze twee klappen op de linkerzijde van haar gezicht waarna verdachte haar vervolgens bij haar keel heeft gepakt en haar keel heeft dichtgeknepen .
Verdachte heeft haar op 22 december 2008 te Amersfoort met zijn vuist geraakt op haar linkeroor en kaak. Ze voelde een enorme pijn .
Verdachte heeft haar in de nacht van 11 op 12 februari 2009 bij haar keel gegrepen en tegen haar neus en rechterwang getrapt. Ze voelde pijn .
[slachtoffer sub 2] heeft verklaard dat zij wel eens blauwe plekken op de armen van [slachtoffer sub 1] heeft gezien .
Uit de medische gegevens van aangeefster d.d. 12 februari 2009 blijkt dat zij een bloeduitstorting op haar rechter jukbeen en bovenkaak en “knijpletsel”in haar hals had .
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij [slachtoffer sub 1] in de periode van augustus 2008 tot en met 12 februari 2009 te Amersfoort en Utrecht meermalen heeft geknepen, heeft geslagen en heeft geschopt en dat het zou kunnen dat hij haar bij haar keel heeft gegrepen en vervolgens hard heeft geknepen in haar keel.
Verdachte heeft voorts verklaard dat hij in oktober 2008 [slachtoffer sub 1] heeft vastgepakt terwijl hij in zijn andere hand een vlindermes vast had .
Ten aanzien van feit 3 subsidiair:
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de periode van
1 december 2007 tot en met 24 december 2008 te Amersfoort zijn moeder, [slachtoffer sub 2], meermalen heeft mishandeld.
De rechtbank heeft gelet op:
-de aangifte van [slachtoffer sub 2];
-de verklaring van [slachtoffer sub 1];
-de deels bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting.
Aangeefster heeft verklaard dat zij ongeveer vijf keer door haar zoon is mishandeld. De mishandelingen zijn op 24 december 2007 begonnen en bestonden altijd uit het hard vastpakken en het knijpen in haar onderarmen. Zij voelde hierdoor altijd hevige pijn en had vaak blauwe plekken. Op 24 december 2008 heeft verdachte haar bij haar onderarmen vastgepakt, haar hard in haar armen geknepen, haar bij haar keel vastgepakt en hard in haar keel geknepen. Ze voelde pijn in haar nek .
Getuige [slachtoffer sub 1] heeft verklaard dat zij op 24 december 2008 zag dat verdachte zijn beide handen rond de keel van aangeefster had .
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij in de periode van 1 december 2007 tot en met 24 december 2008 meermalen zijn moeder bij haar armen heeft vastgepakt en haar in haar armen heeft geknepen .
3.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
Subsidiair
op tijdstippen in of omstreeks 01 augustus 2008 tot en met 12 februari 2009 te Amersfoort en Utrecht, telkens opzettelijk mishandelend [slachtoffer sub 1]
- hard in dier armen heeft geknepen en/of
- een draak, welke draak op dier buik was getatoueerd, hard heeft afgeknepen
en/of hard in dier buik heeft geknepen en/of
- die [slachtoffer sub 1] heeft geduwd en aan die [slachtoffer sub 1] heeft getrokken ten gevolge van
welk duwen en/of trekken die [slachtoffer sub 1] ten val kwam en terwijl die [slachtoffer sub 1] op de
grond lag tegen dier ribben en tegen dier billen en hoofd heeft geschopt en/of
- in dier gezicht heeft gestompt en geslagen en dier keel heeft
vastgepakt en in dier keel heeft geknepen en dier keel heeft dichtgeknepen en/of
- tegen dier linkeroor en linkerkaak heeft gestompt,
waardoor die [slachtoffer sub 1] telkens letsel heeft bekomen en telkens pijn heeft
ondervonden;
2.
in de maand oktober 2008 te Amersfoort, [slachtoffer sub 1] heeft
bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend
- in dier rechterpols geknepen en dier rechterpols vastgehouden terwijl
hij, verdachte, een vlindermes, zichtbaar voor die [slachtoffer sub 1] in zijn andere hand vasthield en
- een vlindermes aan die [slachtoffer sub 1] getoond en voorgehouden;
3.
Subsidiair
op tijdstippen in de periode van 1 december 2007 tot en met 24 december 2008
te Amersfoort, telkens opzettelijk mishandelend [slachtoffer sub 2], zijn, verdachte's moeder,
-hard in dier armen heeft geknepen en/of
-dier armen hard heeft vastgepakt en/of
-bij dier keel heeft vastgepakt en/of
-in dier keel heeft geknepen en/of
-dier keel heeft dichtgeknepen,
waardoor die [slachtoffer sub 2] telkens letsel heeft bekomen en telkens pijn
heeft ondervonden;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
5.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen
-een gevangenisstraf van 6 maanden met aftrek, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en als bijzondere voorwaarde toezicht door de Reclassering ook indien dat inhoudt dat hij de training leefstijl, de training agressieregulatie en een behandeling van zijn verslaving zonodig door opname in een kliniek, zal volgen.
-verbeurdverklaring van het inbeslaggenomen vlindermes.
5.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouwe heeft op grond van hetgeen zij bewezen acht de rechtbank verzocht aan verdachte een lagere gevangenisstraf op te leggen dan door de officier van justitie geëist.
De raadsvrouwe kan zich vinden in de deels voorwaardelijke gevangenisstraf met de bijzondere voorwaarde zoals geëist door de officier van justitie.
5.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straffen heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Wat betreft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen:
Verdachte is verslaafd en heeft onder invloed van drugs en/of alcohol gedurende de periode van een jaar meermalen zijn moeder mishandeld en gedurende een half jaar zijn vriendin mishandeld. Verdachte heeft zijn vriendin bovendien bedreigd.
Door de bewezenverklaarde feiten zijn bedreigende situaties ontstaan voor de slachtoffers en verdachte heeft door zijn handelen de lichamelijke integriteit van beide vrouwen geschonden.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op het volgende.
Blijkens zijn strafblad heeft verdachte zich eerder schuldig gemaakt aan mishandelingen en liep hij tijdens de bewezenverklaarde feiten (deels) in een proeftijd.
De reclassering, afdeling Centrum Maliebaan, heeft twee rapporten over verdachte opgemaakt, namelijk van 22 oktober 2008 en van 20 maart 2009.
Uit deze rapporten blijkt dat het overmatige consumptiepatroon van alcohol en cocaïne leidt tot ongewenste gedragseffecten die hem in contact brengen met justitie. Dit is sinds 1994 regelmatig het geval.
De reclassering adviseert aan verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen met daaraan gekoppeld een verplicht reclasseringstoezicht ook indien dat inhoudt het volgen van de training leefstijl en de training agressieregulatie.
De rechtbank heeft verder kennis genomen van een psychiatrisch rapport van 9 februari 2009, opgemaakt door R.J.H. Winter, psychiater. Uit dit rapport blijkt dat verdachte lijdende is aan een ziekelijke stoornis in die zin dat er gesproken kan worden van een langdurig bestaande afhankelijkheid van middelen (met name alcohol en cocaïne) met intermitterende episodes van intoxicaties. Ten tijde van het ten laste gelegde was er sprake van een dergelijke intoxicatie. Verdachte is afdoende bekend met de gevaren van dergelijk middelengebruik en geadviseerd wordt hem de feiten volledig toe te rekenen. Gezien de recente aaneenschakeling van delictgedrag in combinatie met overmatig middelengebruik, is de veronderstelling gerechtvaardigd dat de kans op recidive zeer aanzienlijk is.
Vooralsnog lijkt een specifieke behandeling met betrekking tot het ongewenste middelengebruik en de daaraan gerelateerde leefstijl in combinatie met het gevaar van agressiedysregulatie aangewezen in het kader van de bijzondere voorwaarden met een zo lang mogelijk voorwaardelijk strafdeel.
De rechtbank neemt de conclusie van voornoemde deskundige over en maakt deze tot de hare.
De rechtbank acht, alles afwegende, een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
Dit betekent dat aan verdachte een hogere straf wordt opgelegd dan door de officier van justitie is gevorderd. De rechtbank is van oordeel dat met de door de officier van justitie gevorderde straf niet kan worden volstaan. De rechtbank acht oplegging van een langere gevangenisstraf noodzakelijk omdat verdachte, blijkens zijn strafblad reeds eerder is veroordeeld voor een soortgelijk feit en tijdens de schorsing van de voorlopige hechtenis gewoon is doorgegaan met het mishandelen van zijn vriendin.
5.4 De verbeurdverklaring
Het in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerp dat aan verdachte toebehoort, te weten een vlindermes, zal worden verbeurd verklaard, aangezien met betrekking tot dit voorwerp het onder 2 bewezenverklaarde is begaan.
6 De vordering tot tenuitvoerlegging
De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke straf van 50 uren werkstraf subsidiair 25 dagen hechtenis die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van 23 oktober 2008 ten uitvoer zal worden gelegd.
De raadsvrouwe heeft aangevoerd dat de vordering tenuitvoerlegging afgewezen dient te worden nu de hulpverlening door wachtlijsten niet van de grond is gekomen.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen.
7 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 14g, 33, 33a, 57, 285, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van de onder 1 primair, 3 primair en 4 tenlastegelegde feiten;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 3.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Ten aanzien van feit 1 subsidiair: Mishandeling, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van feit 2: Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Ten aanzien van feit 3 subsidiair: Mishandeling, begaan tegen zijn moeder tot wie hij in familierechtelijke betrekking staat, meermalen gepleegd.
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 6 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
Bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
-omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
-omdat verdachte tijdens de proeftijd (één of meer van) de na te melden bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarden:
- dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd gedraagt naar de door of namens het Centrum Maliebaan te geven aanwijzingen, zolang die reclasseringsinstelling dat nodig acht, met opdracht aan voornoemde instelling de veroordeelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen.
- dat de veroordeelde gedurende de proeftijd de training leefstijl en de training agressieregulatie bij de Polikliniek van het Centrum Maliebaan zal volgen en deze positief zal afronden.
Heft het bevel tot voorlopige hechtenis op met ingang van de dag dat het voorarrest gelijk is aan het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde straf;
Bijkomende straffen
Beslag
- verklaart verbeurd het inbeslaggenomen voorwerp, te weten een vlindermes;
Vordering tenuitvoerlegging
- gelast dat de voorwaardelijke straf die bij vonnis d.d. 23 oktober 2008 is opgelegd in de zaak onder parketnummer 16/442031-08 ten uitvoer zal worden gelegd, te weten
- een werkstraf voor de duur van 50 uren subsidiair 25 dagen hechtenis;
Dit vonnis is gewezen door mr. D.A.C. Koster, voorzitter, mr. J.M. Bruins en
mr. R.P. den Otter, rechters, in tegenwoordigheid van M.C.H. Franckena, griffier,
en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 8 april 2009.