ECLI:NL:RBUTR:2009:BI0820

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
8 april 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16-601482-08
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Stelselmatige mishandeling van echtgenote, dochter en poging tot zware mishandeling van zoon

In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 8 april 2009 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van stelselmatige mishandeling van zijn echtgenote en dochter, en het pogen van zware mishandeling van zijn zoon. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zijn gezin gedurende een lange periode, van 1 januari 2003 tot en met 10 december 2008, heeft mishandeld. De slachtoffers, waaronder de echtgenote en de minderjarige kinderen, hebben herhaaldelijk geweld ervaren, wat leidde tot lichamelijk letsel en psychische schade. De rechtbank heeft verschillende getuigenverklaringen en proces-verbaal van bevindingen in overweging genomen, waaruit blijkt dat de verdachte zijn vrouw meermalen heeft geslagen, geschopt en met voorwerpen heeft aangevallen. Ook zijn zoon en dochter zijn slachtoffer geworden van zijn gewelddadige gedrag. De verdachte heeft tijdens de rechtszitting gedeeltelijk bekend, maar heeft ook ontkend dat hij stelselmatig geweld heeft gebruikt.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte strafbaar is, omdat er geen omstandigheden zijn die zijn strafbaarheid uitsluiten. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers in overweging genomen bij het bepalen van de straf. De verdachte is veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 8 maanden, met bijzondere voorwaarden waaronder behandeling bij een reclasseringsinstelling. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding aan de benadeelde partij, die een rechtstreeks gevolg is van de bewezen verklaarde feiten. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie en de argumenten van de verdediging zorgvuldig afgewogen en heeft uiteindelijk besloten tot een straf die zowel recht doet aan de slachtoffers als aan de rehabilitatie van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/601482-08 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 8 april 2009
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1957] te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats], [adres]
raadsvrouwe mr. M.M. Strengers, advocaat te Soest.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 25 maart 2009, waarbij de officier van justitie, mr. E.D.I. Martens, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Ten aanzien van feit 1 en feit 2:
heeft geprobeerd zijn vrouw en zoon zwaar lichamelijk letsel toe te brengen danwel zijn vrouw en zoon heeft mishandeld.
Ten aanzien van feit 3:
zijn dochter heeft mishandeld.
Ten aanzien van feit 4:
[benadeelde 4] heeft mishandeld.
3 De beoordeling van het bewijs
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder
1 primair, 2 primair, 3 en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan gelet op de voorhanden zijnde bewijsmiddelen.
3.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank ten aanzien van alle feiten niet tot een bewezenverklaring kan komen.
De raadsvrouwe heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Ten aanzien van feit 1:
Verdachte heeft bekend dat hij zijn vrouw enkele malen een tik met de hand heeft gegeven. Er is echter geen wettig en overtuigend bewijs voorhanden dat hij stelselmatig heeft gepoogd zijn vrouw zwaar lichamelijk letsel toe te brengen danwel haar stelselmatigheeft mishandeld.
Behalve de aangifte van zijn vrouw zijn er alleen verklaringen van getuigen die haar hebben horen zeggen dat ze door haar man mishandeld zou zijn. Geen van de getuigen kan hierover uit eigen waarneming verklaren. Bovendien bevatten deze getuigenverklaringen geen concrete informatie. Verdachte dient voor dit feit vrijgesproken te worden.
Ten aanzien van feit 2:
Verdachte heeft bekend dat hij zijn zoon in het verleden een enkele tik heeft gegeven. Van gedragingen zoals ten laste zijn gelegd, is echter nooit sprake geweest.
Een aangifte van [benadeelde 3], de zoon van verdachte, ontbreekt. Zijn verklaring kan uitsluitend worden afgeleid uit het proces-verbaal van het studioverhoor en uit hetgeen verbalisanten buiten dat verhoor om van zijn moeder hebben vernomen.
De zoon van verdachte heeft een verstandelijke handicap en functioneert op het niveau van een 5-jarige. De communicatie met hem wordt hierdoor ernstig beïnvloed. De vraagstelling tijdens het studioverhoor is dermate suggestief dat de antwoorden hierop niet kunnen bijdragen aan het bewijs. De antwoorden van [benadeelde 3] zijn vaag en voor meerdere uitleg vatbaar. Bovendien is duidelijk dat [benadeelde 3] door zijn familie zodanig is voorbereid op het verhoor dat dit zijn weerslag heeft op zijn verklaringen waardoor deze besmet zijn en daarom onbruikbaar. Ook hier zijn er, naast het studioverhoor, slechts verklaringen van derden die [benadeelde 3] hebben horen zeggen dat hij mishandeld zou zijn door zijn vader. Deze verklaringen voegen niets toe. Verdachte dient voor dit feit vrijgesproken te worden.
Ten aanzien van feit 3:
Verdachte heeft bekend dat hij zijn dochter een stomp heeft gegeven en dat hij haar weleens heeft geduwd waardoor zij is gevallen. Van mishandeling zoals ten laste gelegd is echter geen sprake geweest.
Ook hier is er alleen een aangifte en zijn er daarnaast uitsluitend verklaringen van horen zeggen. Verdachte dient voor dit feit vrijgesproken te worden.
Ten aanzien van feit 4:
Verdachte heeft verklaard dat hij door [benadeelde 4] is vastgepakt, dat hij zich los heeft geworsteld en vermoedelijk [benadeelde 4] toen heeft geraakt in diens gezicht. Van mishandeling is geen sprake. De verklaring van zijn dochter sluit aan bij die van verdachte.
Verdachte dient ook voor dit feit vrijgesproken te worden.
3.3 Het oordeel van de rechtbank
De vindplaatsvermeldingen, die voorkomen in de navolgende bewijsoverwegingen, verwijzen naar de paginanummeringen van de in wettelijk vorm opgemaakte processen-verbaal .
Ten aanzien van feit 1:
De rechtbank is van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte heeft gepoogd zijn vrouw zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
In de stukken is onvoldoende concrete informatie aanwezig over de stokken waarmee verdachte zou hebben gegooid dan wel geslagen. Evenmin is duidelijk onder welke omstandigheden en op welke manier verdachte tegen de rug van zijn vrouw zou hebben geschopt. Ook heeft de rechtbank onvoldoende informatie over het letsel dat daarvan het gevolg zou zijn geweest. De overige aan verdachte verweten gedragingen kunnen naar het oordeel van de rechtbank niet leiden tot zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van de onder 1 primair ten laste gelegde pogingen tot zware mishandeling.
Wel acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de periode van
1 januari 2003 tot en met 10 december 2008 te Groenekan zijn vrouw stelselmatig heeft mishandeld zoals ten laste is gelegd onder 1 subsidiair gelet op:
-de aangifte van [benadeelde];
-de aanvullende verklaringen van [benadeelde];
-een proces-verbaal van bevindingen;
-de verklaring van [benadeelde 2]
-de deels bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting en bij de politie.
Aangeefster heeft het volgende verklaard.
Verdachte heeft haar in de afgelopen acht jaar meermalen geslagen en geschopt. Verdachte heeft met stokken naar haar gegooid, hierbij heeft hij haar hoofd geraakt. Verdachte heeft haar meerdere malen uit bed gegooid danwel uit bed geschopt terwijl zij sliep .
Verdachte heeft haar met een stuk hout tegen haar pols geslagen. Door de klap ontstond een wond op haar pols. De klap deed zeer veel pijn .
Verdachte heeft haar op 6 november 2008 aan haar haren getrokken, geslagen en geschopt. Hij deed dat hard en het deed veel pijn.
Verdachte heeft haar op 13 november 2007 geslagen en geschopt. Dit deed veel pijn.
Verdachte heeft haar op 25 november 2007 uit bed gegooid en getrapt.
Verdachte heeft haar op 21 november 2008 geslagen, geschopt en aan haar haren getrokken.
Verdachte heeft haar op 1, 3 en 11 november 2008 meerdere malen geschopt, geslagen en op de grond gegooid. Zij had daar veel pijn van.
Verdachte heeft haar op 13 december 2007 geslagen en op haar been geschopt.
Verdachte heeft haar op 14 april 2008 geslagen en met spullen naar haar gegooid.
Verdachte heeft haar in de nacht van 17 op 18 oktober 2007 uit bed gegooid en geschopt.
Verdachte heeft haar op 8 februari 2008 in haar rug geschopt.
Verdachte heeft haar op 29 april 2008 geslagen.
Uit het proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 december 2008 blijkt dat verbalisant aangeefster heeft horen zeggen dat ze door verdachte is geslagen en daardoor blauwe plekken op haar been heeft en dat ze een keer meerdere malen met een stok op haar hoofd is geslagen door verdachte .
[benadeelde 2]heeft verklaard dat haar vader vanaf 1 september 1997 thuis geweld gebruikte en dat haar moeder één van de slachtoffers was. Haar moeder werd gedurende jaren regelmatig met de hand en met voorwerpen door haar vader geslagen. Haar moeder vertelde dit en ze heeft zelf ook gezien dat haar vader haar moeder sloeg .
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij zijn vrouw vóór 2007 wel eens heeft geslagen, dat hij haar wel eens uit bed heeft geduwd en dat hij haar na 2007 een keer heeft geslagen. Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij vóór 2007 wel eens iets gooide naar zijn vrouw en dat hij haar dan wel eens raakte.
Ten aanzien van feit 2
Uit de eerste pagina’s van het studioverhoor blijkt dat de ondervrager [benadeelde 3] eerst op zijn gemak heeft geprobeerd te stellen en vervolgens tegen hem heeft gezegd dat hij mocht gaan vertellen. De rechtbank is van oordeel dat de vraagstelling tijdens het studioverhoor niet suggestief was. Evenmin is gebleken van ontoelaatbare voorbereiding van [benadeelde 3] op het verhoor.
De rechtbank heeft in haar oordeel meegenomen het verslag van M. Heestermans, GZ-psycholoog, aanwezig bij het studioverhoor. Uit dit verslag blijkt dat [benadeelde 3] meer begrijpt dan hij kan uiten, dat hij het onderscheid tussen incidenten en pijn, veroorzaakt door vader goed kan onderscheiden van pijn door ongelukjes. Voorts blijkt uit dit verslag dat zijn geheugen voor ingrijpende gebeurtenissen in tact is .
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de verklaring van [benadeelde 3] wel degelijk betrouwbaar. De rechtbank ziet bovendien in de overige bewijsmiddelen bevestiging van zijn lezing waardoor de betrouwbaarheid van zijn verklaring wordt versterkt.
Het door de raadsvrouwe gevoerde verweer wordt derhalve verworpen.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte stelselmatig in de periode van 1 januari 2003 tot en met 10 december 2008 te Groenekan heeft gepoogd zijn zoon zwaar lichamelijk letsel toe te brengen zoals ten laste is gelegd onder 2 primair.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte opzettelijk zijn zoon met een hamer op zijn hoofd heeft geslagen.
De rechtbank heeft gelet op:
-de verklaring afgelegd tijdens het studioverhoor door [benadeelde 3];
-de verklaring van [benadeelde 2];
-de deels bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting en bij de politie;
Uit het studioverhoor blijkt dat verdachte [benadeelde 3] aan zijn haren heeft getrokken, hem meermalen heeft geslagen met een schep, een griep en meermalen met een stok op zijn armen en benen heeft geslagen en dat het erg pijn deed. Verder blijkt uit het studioverhoor dat verdachte [benadeelde 3] heeft geschopt, met een stok op de voet van [benadeelde 3] heeft geslagen en dat [benadeelde 3] blauwe plekken op zijn buik had .
[benadeelde 2]heeft verklaard dat haar vader vanaf 1 september 1997 thuis geweld gebruikte en dat haar broer [benadeelde 3] één van de slachtoffers was. Haar broer werd stelselmatig door haar vader geslagen, hij was erg bang en ze zag regelmatig rode en blauwe plekken bij hem .
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij zijn zoon vóór 2007 weleens een klap heeft gegeven.
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij vóór 2007 wel eens iets naar zijn zoon gooide en dat hij hem dan wel eens raakte.
Ten aanzien van feit 3:
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de periode van 1 januari 2003 tot en met 10 februari 2007 te Groenekan stelselmatig zijn dochter heeft mishandeld zoals ten laste is gelegd onder feit 3, gelet op:
-de aangifte van [benadeelde 2];
-de deels bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting en bij de politie.
Aangeefster heeft verklaard dat haar vader vanaf 1 september 1997 thuis geweld gebruikte tegen haar. Het deed pijn. Zij werd vanaf haar twaalfde jaar regelmatig door haar vader geslagen. Dat slaan deed hij met zijn hand, met een hooivork, een griep, een schep en een bezem .
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij zijn dochter vóór 2007 wel eens heeft geduwd en gestompt. Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij zijn dochter vóór 2007 wel eens een duw heeft gegeven waardoor ze viel, ze had daardoor een blauwe plek gekregen. Verder heeft verdachte verklaard dat hij haar wel eens sloeg met zijn handen en wel eens iets naar haar gooide, waarbij hij haar wel eens raakte.
Ten aanzien van feit 4:
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 10 februari 2007 te Groenekan [benadeelde 4] heeft mishandeld door hem te schoppen. De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte hem in zijn gezicht heeft geslagen.
De rechtbank heeft gelet op:
-de verklaring van [benadeelde 4]
-de verklaring van [benadeelde 2]
[benadeelde 4] heeft verklaard dat hij op 10 februari 2007 te Groenekan door verdachte met zijn klomp is getrapt tegen zijn linker dijbeen en dat hij pijn voelde .
[benadeelde 2]heeft verklaard dat zij zag dat haar vader op 10 februari 2007 te Groenekan
hard schopte naar haar vriend .
De voorgaande bewijsmiddelen in hun onderlinge samenhang bezien, brengen de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte stelselmatig zijn vrouw en dochter heeft mishandeld, meermalen heeft gepoogd zwaar lichamelijk aan zijn zoon toe te brengen en [benadeelde 4] heeft mishandeld.
3.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
Subsidiair
op tijdstippen in de periode van 01 januari 2003 tot en met 10 december 2008 te Groenekan,
telkens opzettelijk mishandelend [benadeelde], zijn, verdachte's, echtgenote
-een of meer stokken naar/in de richting van dier hoofd heeft gegooid
en met een houten stok tegen dier hoofd heeft geslagen en/of
-die [benadeelde] uit het bed heeft geduwd en/of gegooid en getrapt -terwijl die
[benadeelde] sliep- en/of
- met een stuk hout, tegen dier pols heeft geslagen en/of
- aan dier hoofdhaar heeft getrokken en/of
- die [benadeelde] heeft geslagen en geschopt en/of
- die [benadeelde] tegen de grond gegooid en/of
- die [benadeelde] tegen dier rug heeft geschopt en/of
- in het gezicht van die [benadeelde] heeft geslagen,
waardoor die [benadeelde] telkens letsel heeft bekomen en/of telkens pijn heeft
ondervonden;
2.
Primair
op tijdstippen in of omstreeks 01 januari 2003 tot en met 10
december 2008 te Groenekan,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [benadeelde 3]
[benadeelde 3], zijn, verdachte's, kind (zoon) telkens opzettelijk zwaar lichamelijk
letsel toe te brengen, telkens opzettelijk
- met een griep en/of schep en/of stok, tegen diens bovenlichaam heeft geslagen en/of
- aan diens hoofdhaar heeft getrokken en/of
- tegen/op diens lichaam heeft geslagen en/of gestompt en/of
- tegen diens arm(en) en/of be(e)n(en) en/of voet heeft geslagen en/of geschopt,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
3.
op tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 januari
2003 tot en met 10 februari 2007 te Groenekan, telkens
opzettelijk mishandelend [benadeelde 2]zijn, verdachte's kind (dochter)
- met zijn, verdachte's, hand tegen/op die [benadeelde 2] heeft geslagen en/of
- met een hooivork en/of een griep en/of een schep en/of een bezem, tegen/op
die [benadeelde 2] heeft geslagen,
waardoor die [benadeelde 2] telkens letsel heeft bekomen en/of telkens pijn
heeft ondervonden;
4.
hij op of omstreeks 10 februari 2007 te Groenekan,
opzettelijk mishandelend [benadeelde 4] tegen diens been heeft getrapt,
waardoor die [benadeelde 4] pijn heeft ondervonden;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
4 De strafbaarheid
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
5 De strafoplegging
5.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 18 maanden met aftrek waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren en als bijzondere voorwaarde toezicht van de Reclassering, ook indien dat inhoudt behandeling bij De Waag.
5.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouwe heeft bepleit dat verdachte voor alle feiten vrijgesproken dient te worden.
5.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft zijn gezin gedurende jaren stelselmatig mishandeld. Verdachte heeft daardoor de lichamelijke integriteit van zijn vrouw, zijn (minderjarige) dochter en zijn geestelijk gehandicapte (minderjarige) zoon ernstig geschonden. Verdachte heeft daarbij misbruik gemaakt van zijn lichamelijk overwicht. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij in geen enkel opzicht zich rekenschap heeft gegeven van de kwetsbare, afhankelijke positie van zijn vrouw, zijn dochter en zijn zoon.
Verdachte heeft de slachtoffers onder andere aan de haren getrokken, geslagen en geschopt en hen met voorwerpen geslagen. De slachtoffers hebben door het handelen van verdachte pijn en letsel bekomen.
Door de bewezenverklaarde feiten zijn ook bedreigende situaties ontstaan voor de slachtoffers.
Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van huiselijk geweld daar nog lang psychische problemen van kunnen ondervinden.
Verdachte heeft de vriend van zijn dochter mishandeld.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op het volgende.
Blijkens een uittreksel uit de justitiële documentatie is verdachte niet eerder veroordeeld voor mishandeling danwel huiselijk geweld.
Verdachte liep wel in een proeftijd van een voorwaardelijk sepot betreffende de mishandeling van zijn dochter en haar vriend zoals ten laste is gelegd onder feit 3 en feit 4. Tijdens deze proeftijd is verdachte gewoon doorgegaan met het mishandelen van zijn vrouw en zoon.
De reclassering heeft diverse rapporten over verdachte opgemaakt, namelijk rapporten van 15 mei 2008, 24 november 2008 en 18 maart 2009.
Uit deze rapporten blijkt dat nadat in november 2008 het reclasseringscontact was afgesloten omdat verdachte daar geen prijs meer op stelde, verdachte nu toch openstaat voor contact met de reclassering. Op 17 maart 2009 is verdachte gestart met behandeling bij De Waag.
De reclassering adviseert aan verdachte een voorwaardelijke straf op te leggen met daaraan gekoppeld een verplicht reclasseringstoezicht en het volgen van een behandeling bij De Waag.
De rechtbank heeft verder kennis genomen van een psychologisch rapport van 19 februari 2009, opgemaakt door drs. A.D. Wallace, GZ-psycholoog. Uit dit rapport blijkt dat verdachte lijdt aan een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de zin van een persoonlijkheidsstoornis niet anderszins omschreven met dwangmatige, narcistische, afhankelijke en achterdochtige trekken. Er is sprake van aan de persoonlijkheidsstoornis gerelateerde problemen in de agressiehantering en gebrek aan vaardigheden en methoden om meer adequaat om te gaan met frustratie, stress, irritatie en agressieve gevoelens. Ten tijde van de ten laste gelegde feiten bestonden de bovenvermelde beperkingen. Het onderzoek geeft aanleiding te adviseren onderzochte ten aanzien van de ten laste gelegde feiten enigszins verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen.
Geadviseerd wordt onderzochte een ambulante behandeling te bieden gericht op het aanleren van vaardigheden en het ontwikkelen van nieuwe gedragspatronen in het omgaan van teleurstellingen, frustraties, stress en krenkingen. De Waag is een geschikte instelling om aan onderzochte de nodige behandeling te kunnen bieden.
De rechtbank neemt de conclusie van voornoemde deskundige over en maakt deze tot de hare.
Hoewel de door de officier van justitie geëiste straf, vooral gelet op de aard en de duur van de gepleegde strafbare feiten, op zichzelf zeker te rechtvaardigen zou zijn, acht de rechtbank, gezien het grote belang dat verdachte binnen afzienbare tijd een behandeling in De Waag ondergaat, het opleggen van een voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden. Bovendien acht de rechtbank de kans groot dat verdachte bij een (langdurige) onvoorwaardelijke gevangenisstraf zijn bedrijf kwijtraakt. Ook het belang van zijn gezin is daarmee niet gediend. De rechtbank zal geen proeftijd van 3 jaar bepalen, aangezien de noodzaak van een dergelijke lange proeftijd niet is gebleken.
6 De benadeelde partij
De benadeelde partij [benadeelde] vordert als voorschot een schadevergoeding van € 3.000,- voor feit 1.
De officier van justitie heeft gevraagd de vordering toe te wijzen.
De raadsvrouwe heeft betoogd dat de vordering afgewezen danwel niet-ontvankelijk verklaard dient te worden.
De rechtbank is van oordeel dat de schade een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde is voldoende aannemelijk gemaakt zodat de vordering zal worden toegewezen.
Met betrekking tot de toegekende vordering benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schademaatregel opleggen.
7 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14,c, 14d, 24c, 36f, 45, 57, 300, 302 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.
8 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het onder 1 primair tenlastegelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 3.4. is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Ten aanzien van feit 1 subsidiair: mishandeling begaan tegen zijn echtgenote, meermalen gepleegd
Ten aanzien van feit 2 primair: poging tot zware mishandeling, begaan tegen zijn kind, meermalen gepleegd
Ten aanzien van feit 3: mishandeling begaan tegen zijn kind, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van feit 4: mishandeling.
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 8 maanden, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat de voorwaardelijke straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
-omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
-omdat verdachte tijdens de proeftijd (één of meer van) de na te melden bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens de Reclassering Nederland;
2. dat verdachte zich zal laten behandelen bij De Waag.
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarde;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op met ingang van het onherroepelijk worden van dit vonnis;
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde] van € 3.000,-- als voorschot ter zake van immateriële schade en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 1 januari 2003 tot aan de dag der algehele voldoening.
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde], € 3.000,-- te betalen, bij niet betaling te vervangen door 40 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd; (BP.04)
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P. den Otter, voorzitter, mr. J.M. Bruins en
mr. D.A.C. Koster, rechters, in tegenwoordigheid van M.C.H. Franckena, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 8 april 2009.