ECLI:NL:RBUTR:2009:BH3075

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
11 februari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
SBR 09-429
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • mr. B.J. van Ettekoven
  • W.B. Lakeman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opheffing van de schorsing van het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht met betrekking tot de bypass en tijdelijke omleidingsroute

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Utrecht op 11 februari 2009 uitspraak gedaan over een verzoek tot voorlopige voorziening. Verzoekers, het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht en de gemeente Utrecht, hebben verzocht om de schorsing van een besluit van 16 januari 2006 op te heffen. Dit besluit betreft het gebruik van een bypass als onderdeel van een tijdelijke omleidingsroute tijdens werkzaamheden aan de Majellaknoop in het voorjaar van 2009. De rechtbank heeft de schorsing opgeheven, met de voorwaarde dat het gebruik van de bypass tot uiterlijk 30 april 2009 is toegestaan. Na deze datum mag de bypass alleen nog gebruikt worden als ontsluitingsweg voor aanwonenden van het Thomas à Kempisplantsoen.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er een dringende noodzaak was voor het treffen van een voorlopige voorziening, gezien de betrokken belangen. De rechtbank heeft ook een dwangsom van € 1.000,- per dag opgelegd voor elke dag dat de bypass na 30 april 2009 in gebruik blijft, anders dan als ontsluitingsweg voor aanwonenden. Dit besluit is genomen in het kader van de rechtsgang die voortvloeit uit eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, die de gemeente verplichtte om een nieuw besluit op bezwaar te nemen.

De uitspraak van de voorzieningenrechter is van belang voor de betrokken partijen, aangezien het de voorwaarden schetst waaronder de bypass gebruikt mag worden en de financiële consequenties die verbonden zijn aan het niet naleven van deze voorwaarden. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector bestuursrecht
zaaknummer: SBR 09/429
uitspraak van de voorzieningenrechter van 11 februari 2009
inzake
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht en de gemeente Utrecht,
verzoekers.
Inleiding
1.1 Bij brief van 27 januari 2009 hebben verzoekers de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRS) verzocht bij wijze van voorlopige voorziening de schorsing van het (primaire) besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht (verder: het college) van 16 januari 2006 op te heffen. Bij uitspraak van 4 februari 2009, zaak nr. 200900819/4, heeft de voorzitter van de ABRS dat verzoek afgewezen en het verzoek met toepassing van artikel 6:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) doorgezonden naar de voorzieningenrechter van de rechtbank Utrecht. Dit verzoek is bij de rechtbank geregistreerd onder nummer SBR 09/429.
1.2 Het verzoek is op 6 februari 2009 en 11 februari 2009 ter zitting behandeld. Op beide zittingen is namens verzoekers verschenen mr. R.J.G. Bäcker, advocaat te Rotterdam, en A.H. Keyzer. Ter zitting van 11 februari 2009 is voorts nog verschenen mr. E.J.B. Rooke.
Namens de Stichting Bewonerscomité Ronduit Weg (verder: de Stichting) is op beide zittingen verschenen drs. C. van Oosten, werkzaam bij het Bureau Rechtsbescherming te Utrecht. Ter zitting van 11 februari 2009 is tevens verschenen de heer [naam], voorzitter van de Stichting.
Overwegingen
2.1 Ingevolge artikel 8:81 van de Awb kan, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2.2 Bij uitspraak van 24 december 2008, zaak nr. 200804932/1, heeft de ABRS de hoger beroepen van verzoekers tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 23 mei 2008 (reg. nr. SBR 08/320) gegrond verklaard en die uitspraak, met verbetering van de gronden waarop deze rust, bevestigd. Bij uitspraak van 23 mei 2008 heeft de rechtbank Utrecht het beroep van de Stichting tegen het in bezwaar gehandhaafde besluit van het college van 18 december 2007 tot het verlenen van vrijstelling voor het reconstrueren van aan het verkeersknooppunt Majella gelegen gedeelten van de Vleutenseweg, de Thomas à Kempisweg en de Spinozaweg te Utrecht, gegrond verklaard, dat besluit vernietigd, het college opgedragen binnen zes weken na verzending van die uitspraak een nieuw besluit op bezwaar te nemen, en het (primaire) vrijstellingsbesluit van 16 januari 2006 geschorst tot zes weken na dat nieuw te nemen besluit.
2.3 Het project Majellaknoop houdt verband met de aanleg van een busbaan voor hoogwaardig openbaar vervoer van en naar Leidsche Rijn, de spoorwegverdubbeling in het kader van het Randstadspoor, de bouw van de Combibrug, de afkoppeling van de Vleutenseweg van de A2 en de bouw van het RSS-station Majellaknoop. Het project omvat onder meer een reconstructie van gedeelten van de Vleutenseweg, de Thomas à Kempisweg en de Spinozaweg. Daarnaast wordt parallel aan het spoor een nieuwe verbindingsweg, de zogenoemde bypass, aangelegd tussen de Vleutensweg en de Thomas à Kempisweg.
2.4 Met het ingediende verzoek om een voorlopige voorziening beogen verzoekers de door de rechtbank Utrecht uitgesproken schorsing van het besluit van 16 januari 2006 op te heffen, echter uitsluitend voor zover die schorsing betrekking heeft op het gebruik van de hiervoor genoemde bypass.
2.5 De voorzieningenrechter is van oordeel dat de vereiste connexiteit als bedoeld in artikel 8:81, eerste lid, van de Awb aanwezig is, nu het college door de onder rechtsoverweging 2.3 genoemde uitspraak van de ABRS van 24 december 2008 gehouden is een nieuw besluit op bezwaar te nemen. De bodemzaak bevindt zich daarmee weer in de bezwaarfase. De voorzieningenrechter moet bevoegd worden geacht te oordelen op het verzoek van verzoekers. Onder de omstandigheden als hier aan de orde staat het bepaalde in artikel 8:81, derde lid, van de Awb daaraan niet in de weg. De voorzieningenrechter vindt voor dit oordeel steun in rechtsoverweging 2.4 van de uitspraak van de Voorzitter van de ABRS van 4 februari 2009.
2.6 De voorzieningenrechter stelt verder vast dat zowel het college en de gemeenteraad enerzijds als de Stichting anderzijds zich blijkens hun respectievelijke brieven van 10 februari 2009 kunnen vinden in een opheffing van de door de rechtbank Utrecht uitgesproken schorsing van het besluit van 16 januari 2006, in dier voege dat deze opheffing uitsluitend betrekking heeft op het toestaan van het gebruik van de zogenoemde bypass als onderdeel van een tijdelijke omleidingsroute gedurende de door Stedin en de gemeentelijke rioolbeheerder onder de bestaande Majellaknoop te verrichten werkzaamheden in het voorjaar van 2009 tot uiterlijk 30 april 2009 en dat de bypass, uitsluitend voor zover bereikbaar vanaf de Thomas à Kempisweg, daarna uitsluitend wordt gebruikt als ontsluitingsweg voor aanwonenden van het Thomas à Kempisplantsoen.
De voorzieningenrechter ziet aanleiding, na afweging van de relevante belangen, in vorenstaande zin te beslissen. De voorzieningenrechter ziet aanleiding daaraan een dwangsom te koppelen, in die zin dat voor elke dag dat de bypass na 30 april 2009 in gebruik blijft anders dan als ontsluitingsweg voor aanwonenden van het Thomas à Kempisplantsoen, verzoekers gezamenlijk een dwangsom van € 1.000,- per dag verbeuren ten behoeve van de Stichting.
2.7 De voorzieningenrechter stelt vast dat de Stichting ter zitting heeft opgemerkt geen bezwaar te hebben tegen het terugbrengen in de oude c.q. huidige staat van dat deel van de Spinozaweg dat “open” moet vanwege de leidingwerkzaamheden.
2.8 Onderstaande voorziening, die strekt tot opheffing onder voorwaarden van de door de rechtbank getroffen voorziening, komt tot een eind zes weken na het nemen van het nieuwe besluit op bezwaar.
2.9 Voor een veroordeling in de proceskosten is geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter,
3.1 heft bij wijze van voorlopige voorziening de schorsing door de rechtbank Utrecht van het besluit van 16 januari 2006 op, in die zin dat het gebruik van de bypass als onderdeel van een tijdelijke omleidingsroute gedurende de door Stedin en de gemeentelijke rioolbeheerder onder de bestaande Majellaknoop te verrichten werkzaamheden in het voorjaar van 2009 wordt toegestaan tot uiterlijk 30 april 2009 en dat de bypass, uitsluitend voor zover bereikbaar vanaf de Thomas à Kempisweg, daarna uitsluitend wordt gebruikt als ontsluitingsweg voor aanwonenden van het Thomas à Kempisplantsoen;
3.2 voor elke dag dat de bypass na 30 april 2009 in gebruik blijft anders dan uitsluitend als ontsluitingsweg voor aanwonenden van het Thomas à Kempisplantsoen verbeuren verzoekers gezamenlijk een dwangsom van € 1.000,- per dag ten behoeve van de Stichting.
Aldus vastgesteld door mr. B.J. van Ettekoven en in het openbaar uitgesproken op 11 februari 2009.
De griffier: De voorzieningenrechter:
W.B. Lakeman mr. B.J. van Ettekoven
Afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Ingevolge artikel 37, tweede lid, aanhef en onder d, van de Wet op de Raad van State staat tegen deze uitspraak geen hoger beroep open.