Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6. De strafoplegging
6.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarde dat verdachte zich gedurende de proeftijd gedraagt naar de aanwijzingen van de reclassering. De officier van justitie heeft bij deze strafeis tevens rekening gehouden met een vijftal ad informandum gevoegde feiten, zoals vermeld op de dagvaarding.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd de vordering van de benadeelde partij geheel toe te wijzen, met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
Tenslotte heeft de officier van justitie gevorderd de in beslag genomen goederen, zoals vermeld op de beslaglijst (bijlage II bij dit vonnis), terug te geven aan de beslagene, met uitzondering van het in beslag genomen goed, vermeld onder nummer 2 op de beslaglijst, dat moet worden teruggegeven aan de eigenaar.
6.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging is met de officier van justitie van oordeel dat voor de bewezenverklaarde feiten straf moet volgen. De verdediging is het niet eens met de hoogte van de gevorderde straf door de officier van justitie. De raadsman verzoekt de hoogte van de straf te beperken.
Het voorstel van de raadsman is om aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 20 weken op te leggen, waardoor verdachte in januari vrij zal komen, zodat hij zijn woning kan behouden. Deze gevangenisstraf kan, volgens de raadsman, eventueel aangevuld worden met een werkstraf. Daarnaast verzoekt de raadsman aan verdachte een forse voorwaardelijke straf op te leggen, zonodig langer dan de 6 maanden, die zijn gevorderd door de officier van justitie.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij, merkt de raadsman op dat er schade vergoed zal moeten worden, maar dat hij de overeenkomst met de voorbeelden uit de smartengeldgids niet ziet.
Met betrekking tot de inbeslaggenomen goederen heeft de raadsman geen opmerkingen.
6.3. Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van een reeks (merendeels) gekwalificeerde diefstallen, waarbij in twee gevallen ’s nachts, terwijl de bewoners sliepen, werd ingebroken. In één geval is daarbij geweld gebruikt.
Verdachte heeft bij de eerste diefstal, die plaatsvond in de nacht, de ruit van de woning vernield met een bijl om de woning binnen te kunnen komen. Verdachte was ervan op de hoogte dat in de woning van het slachtoffer een waardevolle computer aanwezig was. Het slachtoffer heeft verdachte in haar woning gezien met een bijl in zijn hand. Om herkenning te voorkomen droeg verdachte een muts, die tot aan zijn kin naar beneden was getrokken.
Bij de tweede diefstal, die eveneens plaatsvond in de nacht terwijl de bewoners sliepen, is verdachte de woning binnengegaan via een openstaande balkondeur. De bewoner is op verdachte afgelopen en verdachte heeft geprobeerd te vluchten via het balkon, waarbij hij de balkondeuren dichttrok. Toen verdachte zag dat de bewoner achter hem aankwam, heeft verdachte een moker in de richting van de ruit van de deur gegooid. Ten gevolge hiervan is de ruit kapot gegaan en heeft de bewoner glas in zijn gezicht gekregen, waardoor hij enkele wondjes in zijn gezicht opgelopen.
Bij de derde diefstal heeft verdachte de ruiten van de woning vernield met een kloofhamer, om de woning binnen te kunnen komen.
Tenslotte heeft verdachte zich nog schuldig gemaakt aan de diefstal van een tas.