ECLI:NL:RBUTR:2008:BI5029

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
10 december 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16-711478-08
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor meervoudige diefstal met geweld en poging tot diefstal

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Utrecht op 10 december 2008 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van meerdere diefstallen en een poging tot diefstal, waarbij geweld werd gebruikt. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 20 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De feiten vonden plaats in de nachtelijke uren, waarbij de verdachte zich toegang verschafte tot woningen door middel van braak en inklimming. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld, waarbij de slachtoffers ernstig in hun persoonlijke levenssfeer zijn aangetast. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de psychische gevolgen voor de slachtoffers en de gevoelens van onveiligheid die dergelijke feiten in de samenleving teweegbrengen. De verdachte heeft tijdens het proces open kaart gespeeld en er is slechts één eerdere veroordeling bekend. De rechtbank heeft de omstandigheden in het voordeel van de verdachte meegewogen, maar heeft desondanks geoordeeld dat een aanzienlijke gevangenisstraf gerechtvaardigd is. De rechtbank heeft ook de teruggave van in beslag genomen goederen gelast en de vordering van de benadeelde partij toegewezen, waarbij de verdachte aansprakelijk is gesteld voor de schade.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/711478-08 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 10 december 2008
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1981 te [geboorteplaats]
Gedetineerd in het Huis van Bewaring te Nieuwegein
Raadsman mr. J.J.D. van Doleweerd, advocaat te Utrecht
1. Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 26 november 2008, waarbij de officier van justitie, mr. W.J. Nijkerk, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2. De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat
1.
(zaak 1)
hij op of omstreeks 20 juli 2008 te omstreeks 04.25 uur, althans in de voor de
nachtrust bestemde tijd te Amersfoort met het oogmerk van wederrechtelijke
toeëigening heeft weggenomen vanuit een woning, gelegen op of aan de [adres]
een computer (merk Paradigit) en/of een beeldscherm, in elk geval
enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 1], in elk geval aan
een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot
de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die goed(eren) onder zijn
bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming en/of
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen die [aangever 1], gepleegd met het oogmerk om die
diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping
op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit
van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld
hierin bestond(en) dat hij in die woning
-met op zijn hoofd een zak met één of meer gat(en) in de richting van die
[aangever] is gelopen en/of dat
-hij met een bijl, althans een dergelijk voorwerp in de (opgeheven) hand in de
richting van die [aangever 1] is gelopen en/of met die bijl/ dat voorwerp een
voorwaartse beweging heeft gemaakt;
2.
(zaak 2)
hij op of omstreeks 28 juni 2008 te omstreeks 04.40 uur, althans in de voor de
nachtrust bestemde tijd te Amersfoort, althans in het arrondissement Utrecht,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk
van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen vanuit een woning gelegen op of
aan de [adres] aldaar geld en/of goed(eren), geheel of ten dele
toebehorende aan [aangever 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en / of zijn mededader(s) en/of zich de toegang tot de plaats des
misdrijfs te verschaffen en/of dat geld en/of goed(eren) onder zijn bereik te
brengen door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming,
als volgt heeft gehandeld: zijnde en/of hebbende hij, verdachte (via een
regenpijp) een balkon van die woning opgeklommen en/of naar een balkondeur
gegaan en/of via die/een balkondeur de woning (gedeeltelijk) binnengegaan,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid,
welk bovenomschreven misdrijf werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd
van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [aangever 2], gepleegd met het
oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of bij
betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte
(ter afschrikking) een moker tegen de ruiten/een ruit van die balkondeur heeft
gegooid en/of (dusdoende) aan die [aangever 2] (die zich op korte afstand achter die
ruit(en) bevond) één of meer bloedende wondje(s) in diens gezicht heeft
toegebracht;
3.
(zaak 3)
hij op of omstreeks 14 juni 2008 op de openbare weg, [adres], althans op een
openbare weg, te Amersfoort, althans in het arrondissement Utrecht, met het
oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een tas met inhoud,
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 3], in
elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd
voorafgegaan en / of vergezeld en / of gevolgd van geweld en / of bedreiging
met geweld tegen die [aangever 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal
voor te bereiden en / of gemakkelijk te maken en / of om bij betrapping op
heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit
van het gestolene te verzekeren, welk geweld en / of welke bedreiging met
geweld hierin bestond(en) dat het (met kracht) rukken aan die tas en/of het
uit de hand rukken van die tas;
4.
(zaak 4)
hij op of omstreeks 12 juni 2008 te Amersfoort, althans in het arrondissement
Utrecht, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in / uit een pand
(woning) gelegen aan de [adres] heeft weggenomen (onder andere)
een computer (merk Apple) en/of een televisie, in elk geval enig goed, geheel
of ten dele toebehorende aan [aangever 4], in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des
misdrijfs heeft verschaft en / of de / het weg te nemen goed(eren) onder zijn
bereik heeft gebracht door middel van braak op en/of verbreking van één of
meer ruiten van die woning en/of door inklimming;
3. De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4. De beoordeling van het bewijs
4.1. Het standpunt van de officier van justitie
Ten aanzien van feit 1:
De officier van justitie acht het ten laste gelegde, te weten diefstal met bedreiging met geweld, wettig en overtuigend bewezen. De officier van justitie heeft hiertoe aangevoerd dat er sprake is van voorwaardelijk opzet met betrekking tot de bedreiging met geweld met het oogmerk die diefstal voor te bereiden hetzij gemakkelijk te maken etc.
Ten aanzien van feit 2:
De officier van justitie acht het ten laste gelegde, te weten de poging tot diefstal met geweld, wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van feit 3:
De officier van justitie acht de diefstal van een tas wettig en overtuigend bewezen. Naar het oordeel van de officier van justitie dient verdachte te worden vrijgesproken van het geweldaspect.
Ten aanzien van feit 4:
De officier van justitie acht het ten laste gelegde feit, te weten de diefstal van een computer en een televisie door middel van braak, wettig en overtuigend bewezen.
4.2. Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van feit 1:
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van het tenlastegelegde geweld dan wel de bedreiging met geweld. De raadsman voert hiertoe aan dat voorwaardelijk opzet ten aanzien van de geweldscomponent niet voldoende is om tot een bewezenverklaring te komen van het tenlastegelegde oogmerk. Oogmerk gaat verder dan opzet. De raadsman wijst er hierbij op dat verdachte niet het oogmerk ten aanzien van het geweld dan wel de bedreiging met geweld heeft gehad. Verdachte heeft niet de intentie gehad om dreigend over te komen.
Ten aanzien van feit 2:
De verdediging is met de officier van justitie van oordeel dat bij dit feit het geweld bewezen kan worden. Naar de mening van de raadsman dient het geweld echter in perspectief geplaatst te worden, omdat verdachte niet de intentie heeft gehad om iemand te verwonden.
Ten aanzien van feit 3:
De verdediging sluit zich ten aanzien van dit feit aan bij het standpunt van de officier van justitie.
Ten aanzien van feit 4:
De verdediging is met de officier van justitie van oordeel dat dit ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
4.3. Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van feit 1:
De rechtbank is van oordeel dat de onder 1 tenlastegelegde woninginbraak wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard op grond van:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter zitting van 26 november 2008;
- de aangifte van [aangever 1].
Ten aanzien van het geweldsaspect overweegt de rechtbank het volgende:
Vaststaat dat verdachte met een bedekking op zijn hoofd en een bijl in de hand de trap op is gelopen, waarbij hij in de richting is gelopen van aangeefster, die zich op de verdieping bevond. Aannemelijk is tevens dat verdachte daarbij met die bijl een voorwaartse beweging heeft gemaakt. Dit alles zal op aangeefster een dreigende indruk hebben gemaakt en dit was voor haar ook zeer beangstigend. In die zin moet de situatie haar ook zijn voorgekomen als bedreiging met geweld. Met de raadsman is de rechtbank evenwel van oordeel dat niet valt te bewijzen dat verdachte daarbij het oogmerk had om die bedreiging met geweld aan te wenden om de diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken ofwel om daarna bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van te gestolene te verzekeren. Uit de voorhanden zijnde stukken en het onderzoek ter terechtzitting blijkt naar het oordeel van de rechtbank niet dat verdachte de bijl bij zich had met de vooropgezette bedoeling daarmee te dreigen of te slaan. Verdachte heeft verklaard dat hij dacht dat er niemand thuis was en dat hij de bijl alleen bij zich had om een raam van de woning in te slaan. Dat de bijl een voorwaartse beweging heeft gemaakt toen verdachte er de trap mee opliep is niet onaannemelijk, omdat dit een welhaast niet te vermijden beweging is voor iemand die een trap oploopt. Naar het oordeel van de rechtbank kan met deze vaststelling echter niet het tenlastgelegde oogmerk van bedreiging met geweld worden onderbouwd.
De rechtbank acht derhalve niet wettig en overtuigend bewezen het verband tussen (de bedreiging met) het geweld en de diefstal.
Zij zal verdachte dan ook van dit onderdeel van de tenlastelegging vrijspreken.
Ten aanzien van feit 2:
De rechtbank acht dit feit wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 26 november 2008;
- de aangifte van [aangever 2].
Ten aanzien van feit 3:
Evenals de officier van justitie en de verdediging, acht de rechtbank dit feit wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 26 november 2008;
- de aangifte van [aangever 3].
Ten aanzien van feit 4:
Evenals de officier van justitie en de verdediging, acht de rechtbank dit feit wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 26 november 2008;
- de aangifte van [aangever 4].
4.4. De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
op 20 juli 2008, in de voor de nachtrust bestemde tijd, te Amersfoort met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen vanuit een woning, gelegen aan de [adres] een computer (merk Paradigit) en een beeldscherm, toebehorende aan [aangever 1], waarbij verdachte zich de toegang tot
de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming;
2.
op 28 juni 2008, in de voor de nachtrust bestemde tijd, te Amersfoort, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen vanuit een woning gelegen op of aan de [adres] aldaar geld en/of goederen, geheel of ten dele toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte en zich de toegang tot de plaats des misdrijfs te verschaffen en dat/die geld en/of goed(eren) onder zijn bereik te brengen door middel van inklimming, als volgt heeft gehandeld: zijnde en/of hebbende hij, verdachte via een
regenpijp een balkon van die woning opgeklommen en naar een balkondeur
gegaan en via die balkondeur de woning (gedeeltelijk) binnengegaan, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid, welk bovenomschreven misdrijf werd gevolgd
van geweld tegen die [aangever 2], gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, welk geweld hierin bestond dat verdachte (ter afschrikking) een moker tegen een ruit van die balkondeur heeft gegooid en dusdoende aan die [aangever 2] (die zich op korte afstand achter die ruit bevond) één of meer bloedende wondjes in diens gezicht heeft toegebracht;
3.
op 14 juni 2008 te Amersfoort, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een tas met inhoud, toebehorende aan [aangever 3];
4.
op 12 juni 2008 te Amersfoort, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in een pand (woning) gelegen aan de [adres] heeft weggenomen een computer (merk Apple) en een televisie, toebehorende aan [aangever 4], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak op ruiten van die woning en door inklimming;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5. De strafbaarheid
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6. De strafoplegging
6.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarde dat verdachte zich gedurende de proeftijd gedraagt naar de aanwijzingen van de reclassering. De officier van justitie heeft bij deze strafeis tevens rekening gehouden met een vijftal ad informandum gevoegde feiten, zoals vermeld op de dagvaarding.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd de vordering van de benadeelde partij geheel toe te wijzen, met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
Tenslotte heeft de officier van justitie gevorderd de in beslag genomen goederen, zoals vermeld op de beslaglijst (bijlage II bij dit vonnis), terug te geven aan de beslagene, met uitzondering van het in beslag genomen goed, vermeld onder nummer 2 op de beslaglijst, dat moet worden teruggegeven aan de eigenaar.
6.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging is met de officier van justitie van oordeel dat voor de bewezenverklaarde feiten straf moet volgen. De verdediging is het niet eens met de hoogte van de gevorderde straf door de officier van justitie. De raadsman verzoekt de hoogte van de straf te beperken.
Het voorstel van de raadsman is om aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 20 weken op te leggen, waardoor verdachte in januari vrij zal komen, zodat hij zijn woning kan behouden. Deze gevangenisstraf kan, volgens de raadsman, eventueel aangevuld worden met een werkstraf. Daarnaast verzoekt de raadsman aan verdachte een forse voorwaardelijke straf op te leggen, zonodig langer dan de 6 maanden, die zijn gevorderd door de officier van justitie.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij, merkt de raadsman op dat er schade vergoed zal moeten worden, maar dat hij de overeenkomst met de voorbeelden uit de smartengeldgids niet ziet.
Met betrekking tot de inbeslaggenomen goederen heeft de raadsman geen opmerkingen.
6.3. Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van een reeks (merendeels) gekwalificeerde diefstallen, waarbij in twee gevallen ’s nachts, terwijl de bewoners sliepen, werd ingebroken. In één geval is daarbij geweld gebruikt.
Verdachte heeft bij de eerste diefstal, die plaatsvond in de nacht, de ruit van de woning vernield met een bijl om de woning binnen te kunnen komen. Verdachte was ervan op de hoogte dat in de woning van het slachtoffer een waardevolle computer aanwezig was. Het slachtoffer heeft verdachte in haar woning gezien met een bijl in zijn hand. Om herkenning te voorkomen droeg verdachte een muts, die tot aan zijn kin naar beneden was getrokken.
Bij de tweede diefstal, die eveneens plaatsvond in de nacht terwijl de bewoners sliepen, is verdachte de woning binnengegaan via een openstaande balkondeur. De bewoner is op verdachte afgelopen en verdachte heeft geprobeerd te vluchten via het balkon, waarbij hij de balkondeuren dichttrok. Toen verdachte zag dat de bewoner achter hem aankwam, heeft verdachte een moker in de richting van de ruit van de deur gegooid. Ten gevolge hiervan is de ruit kapot gegaan en heeft de bewoner glas in zijn gezicht gekregen, waardoor hij enkele wondjes in zijn gezicht opgelopen.
Bij de derde diefstal heeft verdachte de ruiten van de woning vernield met een kloofhamer, om de woning binnen te kunnen komen.
Tenslotte heeft verdachte zich nog schuldig gemaakt aan de diefstal van een tas.
Een aantal feiten vond plaats in de woningen van de slachtoffers, hetgeen een ernstige inbreuk betekent op hun recht op een ongestoord privéleven. De bewezenverklaarde feiten houden een ingrijpende aantasting in van de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers. Feiten als de onderhavige worden door de slachtoffers als buitengewoon bedreigend en beangstigend en te verwachten valt dat de slachtoffers nog geruime tijd zullen lijden onder de psychische gevolgen van hetgeen de verdachte hen heeft aangedaan. Dit komt ook duidelijk naar voren uit de verklaring van het slachtoffer [aangever 1], zoals opgenomen in het door haar ingediende voegingsformulier. Bovendien brengen dergelijke feiten in de samenleving gevoelens van angst en onveiligheid teweeg.
Op feiten als de onderhavige kan niet anders worden gereageerd dan met een gevangenisstraf van aanzienlijke duur.
In het voordeel van verdachte heeft de rechtbank laten meewegen dat uit het uittreksel uit de Justitiële Documentatie ten name van verdachte is gebleken van slechts één andere veroordeling.
Voorts neemt de rechtbank bij haar beslissing in overweging dat verdachte gedurende het onderzoek door de politie open kaart heeft gespeeld, de feiten in een relatief korte periode zijn gepleegd en verdachte geen financieel voordeel heeft genoten van de door hem gepleegde diefstallen. Daarenboven acht de rechtbank, anders dan de officier van justitie, de bedreiging met geweld in feit 1 niet bewezen.
Onder deze omstandigheden ziet de rechtbank aanleiding om een lagere straf op te leggen dan geëist door de officier van justitie.
6.4. Het ad informandum gevoegde
De rechtbank heeft bij de strafbepaling rekening gehouden met de door verdachte bekende en ad informandum op de dagvaarding vermelde strafbare feiten.
7. De benadeelde partij
De benadeelde partij [aangever 1] vordert een schadevergoeding van € 1.000,- voor feit 1.
De rechtbank is van oordeel dat de schade een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde is voldoende aannemelijk gemaakt zodat de vordering zal worden toegewezen.
Met betrekking tot de toegekende vordering van de benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schademaatregel opleggen.
8. Het beslag
8.1. De teruggave van de inbeslaggenomen goederen
De rechtbank zal de teruggave ten behoeve van de beslagene en de rechthebbende gelasten van hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen.
9. De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 36f, 45, 57, 310, 311, 312 van het Wetboek van Strafrecht.
10. De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Feit 1: Diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming, terwijl het feit wordt gepleegd gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning
Feit 2: Poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van inklimming, gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning
Feit 3: Diefstal
Feit 4: Diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 20 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- stelt als bijzondere voorwaarde dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens de Stichting Reclassering Nederland;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarde;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit
* omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- bepaalt dat de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, in mindering wordt gebracht bij de uitvoering van de gevangenisstraf;
Beslag
- gelast de teruggave aan de rechthebbende van het op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst genoemd voorwerp, genummerd 2;
- gelast de teruggave aan de beslagene van de op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst genoemde voorwerpen, genummerd 1, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 12, 13, 14, 15, 16, 17;
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [aangever 1] van € 1.000,- als voorschot op de immateriële schade;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [aangever 1], € 1.000,- te betalen, bij niet betaling te vervangen door 20 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M. Bruins, voorzitter, mr. D.A.C. Koster en mr. M.H.L. Schoenmakers, rechters, in tegenwoordigheid van L.C.J. van der Heijden, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 10 december 2008.