parketnummer: 16/601099-08; 16/600424-08 (tul) [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 24 december 2008
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1985 te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats]
thans gedetineerd in het Huis van Bewaring Wolvenplein te Utrecht
raadsman mr. J.G.M. Dassen, advocaat te Utrecht
1. Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 22 oktober 2008 en 10 december 2008, waarbij de officier van justitie, mr. A.M.F. van Veghel, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter terechtzitting is ook de vordering tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermeld parketnummer.
2. De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
samen met anderen heeft gepoogd iemand van zijn vrijheid te beroven.
3. De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4. De beoordeling van het bewijs
4.1. Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan gelet op de voorhanden zijnde bewijsmiddelen.
4.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen. De raadsman heeft daartoe het volgende aangevoerd.
De betrouwbaarheid van de aangever.
De verklaringen van de aangever zijn niet betrouwbaar, bevatten innerlijke tegenstrijdigheden en aangever heeft een persoonlijk belang om verdachte zo lang mogelijk achter slot en grendel te krijgen.
Het Wapen
Buiten aangever heeft de buschauffeur in eerste instantie verklaard dat er sprake was van een vuurwapen. Later tijdens het verhoor bij de rechter-commissaris heeft de buschauffeur verklaard dat hij geen vuurwapen heeft gezien maar afgaande op het gedrag van aangever heeft geconcludeerd dat daar sprake van was. Niemand heeft een vuurwapen gezien. Ook op de camerabeelden is geen vuurwapen te zien.
Opzet
Ook het bestanddeel opzet kan naar het oordeel van de verdediging niet bewezen worden omdat verdachte niet wist en ook niet had kunnen of behoren te weten dat er een vrijheidsberoving zou plaatsvinden. Nergens blijkt uit dat hij op de hoogte was.
Het oordeel van de rechtbank
De betrouwbaarheid van de aangever
De rechtbank is, met de raadsman, van oordeel dat de verklaringen van aangever met behoedzaamheid beschouwd moeten worden en dat deze niet op alle punten geloofwaardig zijn. Zij gaat derhalve aan die onderdelen van de aangifte voorbij die niet door een ander bewijsmiddel worden gesteund.
Het wapen
De rechtbank is, met de raadsman, van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om tot een bewezenverklaring te komen dat verdachte of een van zijn mededaders een vuurwapen danwel een op een vuurwapen gelijkend voorwerp voorhanden heeft gehad.
De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van dit deel van de tenlastelegging.
De vindplaatsvermeldingen, voorkomend in de navolgende bewijsoverwegingen, verwijzen naar de paginanummering van een in wettelijk vorm opgemaakt proces-verbaal .
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met anderen heeft gepoogd iemand van zijn vrijheid te beroven gelet op:
-de aangifte van [aangever 1] ;
-proces-verbaal technische recherche ;
-de getuige [getuige 1] ;
-de getuige [getuige 2] ;
-proces-verbaal d.d. 17 juli 2008 naar aanleiding van het bekijken van de videobeelden ;
-de getuige [getuige 3] ;
-de medeverdachte [A] ;
-de verklaring van verdachte ter terechtzitting
Uit bovengenoemde bewijsmiddelen blijkt dat er op 6 juli 2008 te Utrecht is gepoogd
[aangever 1] wederrechtelijk van zijn vrijheid te beroven danwel beroofd te houden.
Aangever heeft verklaard dat hij op 6 juli 2008 toen hij op het Jaarbeursplein te Utrecht liep werd aangesproken door een vrouw en even later werd ingesloten door meerdere personen. Een van de jongens herkende hij als [A]. Aangever is deze [A] geld schuldig. Aangever werd vervolgens vastgepakt bij zijn arm en meegetrokken. Hij hoorde [A] zeggen:”Loop mee en verzet je niet”. Toen aangever zich toch verzette is hij geslagen en geschopt waarbij [A] tegen een van zijn mededaders riep: “broertje, pak je pipa”.
Vervolgens is aangever in een gereedstaande auto, een grijze Citroën, geduwd. Aangever is uit de auto gesprongen, weggerend en is achtervolgd tot hij, nadat hij een chauffeur van een stadsbus gedwongen had te stoppen, in die stadsbus kon springen.
Aangever heeft verder verklaard dat hij in de bus besefte dat hij het T-shirt dat hij aan had en het tasje, dat hij met de band diagonaal over zijn schouder en borst droeg, kwijt was.
Uit het proces-verbaal van de technische recherche en de daarbij gevoegde foto’s blijkt dat aangever letsel had op zijn voorhoofd, op zijn keel, op zijn linkerschouder, op zijn rechter nierstreek en op zijn linkeronderbeen.
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat aangever op 6 juli 2008 te Utrecht, terwijl zij een praatje stond te maken met hem, werd ingesloten door een groep personen. Vervolgens heeft ze gezien dat aangever door de groep werd beetgepakt en werd meegevoerd in de richting van een grijze auto.
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat er op 6 juli 2008 opeens een man voor zijn bus sprong die in paniek was en om hulp schreeuwde. Kort nadat de man bij hem in de bus was gevlucht stopte er een auto vlakbij de bus waaruit drie mannen stapten, één van de mannen ging bij de voordeur van de bus staan en een ander liep naar de achterdeur. De man bij de achterdeur was het meest agressief en bedreigde het meest.
Uit het relaas van verbalisant [verbalisant 1] naar aanleiding van het bekijken van videobeelden gemaakt op 6 juli 2008 omstreeks 22.40 uur blijkt het volgende.
Disk 1
Zij ziet dat aangever en een vrouw door vier mannen worden ingesloten (mannen A, B, C en D), dat er een worsteling ontstaat waarbij aangever wordt vastgegrepen, dat ze zich enkele meters voorwaarts verplaatsen en dat aangever wordt meegevoerd. Aangever wordt constant vastgehouden door een of meerdere mannen.
Disk 2
Zij ziet dat er diverse personen om een grijze auto lopen, instappen, uitstappen, en dat portieren worden geopend en gesloten. Zichtbaar is dat de persoon die achterin zit de auto wil verlaten. Vervolgens is zichtbaar dat twee personen bij de auto wegrennen.
Disk 3
Zij ziet dat aangever met ontbloot bovenlijf voor de bus staat en door de chauffeur wordt binnengelaten. Hierop is een man bij de bus te zien die voor de deuropening blijft staan en gebaren in de richting van aangever maakt. Vervolgens is een tweede man voor de deur van de bus zichtbaar. Verbalisant herkent beide personen als persoon D en persoon C die zichtbaar op disk 1 betrokken waren bij het vastgrijpen en wegvoeren van aangever.
Getuige [getuige 3] ziet op 6 juli 2008 omstreeks 22.45 uur op de monitoren van de beveiligingscamera’s dat een man in een rode korte broek wordt vastgrepen door vier personen en dat zij de man in een zilverkleurige Citroën duwen.
Medeverdachte [A] heeft verklaard dat hij die avond samen met zijn broertje [verdachte] en [O] aangever heeft staande gehouden, dat er werd geduwd en getrokken en dat aangever op een gegeven moment ontsnapte en een bus is ingerend. Hij heeft verklaard dat hij aangever van voren is genaderd en dat [verdachte] en [O] van achteren kwamen aanlopen.
Hij heeft verder verklaard dat hij die avond met een grijze Citroën was.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op het gescheurde T-shirt, het kwijtgeraakte tasje en het letsel, er sprake was van meer geweld dan alleen van duwen en trekken.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij zichzelf herkent op CD 3 (beeld 1/545= foto A pagina 216) als de persoon die voor de deuropening van de bus gebaren maakt.
Verdachte heeft verder verklaard dat hij achter aangever is aangerend toen deze in de richting van de bus rende.
De verklaring van verdachte dat hij dacht dat hij achter een dief aanrende en dat hij er niet bij was toen aangever werd ingesloten en werd meegevoerd, acht de rechtbank in het licht van bovengenoemde bewijsmiddelen niet aannemelijk.
Gelet op de voorgaande bewijsmiddelen in hun onderling verband en samenhang bezien, acht de rechtbank niet aannemelijk dat verdachte niet wist en zich niet ook niet bewust was wat er te gebeuren stond. De rechtbank komt dan ook tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte vanaf het begin, het beetpakken en meevoeren, tot en met de achtervolging bij de bus betrokken was bij de poging om samen met anderen het slachtoffer van zijn vrijheid te beroven.
4.3. De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 6 juli 2008 te Utrecht, tezamen en in vereniging met anderen,
ter uitvoering van het door hem en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk [aangever 1] wederrechtelijk van de
vrijheid te beroven of beroofd te houden,
- die [aangever 1] met kracht bij zijn arm heeft gepakt en voornoemde [aangever 1]
naar zich toegetrokken heeft en
- die [aangever 1] met meerdere personen ingesloten heeft en
- tegen die [aangever 1] heeft gezegd "loop mee en verzet je niet", en
- die [aangever 1] (met kracht) heeft geschopt en geslagen tegen zijn hoofd
en/of lichaam en
- die [aangever 1] in een gereed staande auto heeft geduwd en/of getrokken en
- die [aangever 1] toen hij ontkomen was uit de auto heeft achtervolgd tot in/voor een stadsbus,
zijnde de uitvoering van dat misdrijf niet voltooid;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5. De strafbaarheid
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6. De strafoplegging
6.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 15 maanden met aftrek.
6.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte vrijgesproken dient te worden bij gebrek aan bewijs.
6.3. Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Wat betreft de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan, heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een ernstig strafbaar feit, door te pogen aangever van zijn vrijheid te beroven en hem zo op gewelddadige wijze te bewegen tot de aflossing van een schuld. De ernst van het feit wordt versterkt door de omstandigheid dat dit in groepsverband heeft plaatsgevonden. Er zijn gevoelens van angst en onveiligheid voor het slachtoffer ontstaan. Voorts wordt door een dergelijk feit maatschappelijke onrust te weeg gebracht. Het staat niemand vrij een schuld op deze wijze te incasseren. Verdachte heeft hiermee ontoelaatbaar gedrag vertoond.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op het volgende.
Blijkens zijn strafblad heeft verdachte zich eerder schuldig gemaakt aan vermogensdelicten, waaronder diefstal met geweld, en liep hij tijdens het bewezenverklaarde feit nog in een proeftijd.
De reclassering heeft geprobeerd een rapport op te stellen over verdachte, dit is echter niet gelukt omdat verdachte geen hulpvraag heeft.
De officier van justitie is bij zijn eis uitgegaan van een bewezenverklaring van het feit dat er een vuurwapen danwel een op een vuurwapen gelijkend voorwerp is gebruikt .
Nu de rechtbank dit onderdeel van de tenlastelegging niet bewezen acht, zal zij een lagere straf opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd.
Naar het oordeel van de rechtbank is het bewezenverklaarde feit echter zodanig ernstig dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur gepast is.
7. De vordering tot tenuitvoerlegging
De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke straf van 1 maand die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van 22 april 2008 ten uitvoer zal worden gelegd.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen.
8. De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14g, 45, 47en 282 van het Wetboek van Strafrecht.
9. De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Medeplegen van poging tot opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven of beroofd houden;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 9 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Vordering tenuitvoerlegging
- gelast dat de voorwaardelijke straf die bij vonnis d.d. 22 april 2008 is opgelegd in de zaak onder parketnummer 16/600424-08 ten uitvoer zal worden gelegd, te weten 1 maand gevangenisstraf;
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Wagenmakers, voorzitter, mr. D.A.C. Koster en
mr. P.H. Pronk, rechters, in tegenwoordigheid van M.C.H. Franckena, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 24 december 2008.
Mr. Koster en mr. Pronk zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mee te ondertekenen.