ECLI:NL:RBUTR:2008:BG9916

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
14 november 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16-600904-08
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van afpersing en diefstal in vereniging na onvoldoende bewijs

In de zaak tegen de verdachte, geboren in 1987 en thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Utrecht, heeft de rechtbank Utrecht op 14 november 2008 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van afpersing en diefstal, beide in vereniging. Tijdens de zitting op 12 november 2008 werd de hardnekkige ontkenning van de verdachte tegen het bewijs gewogen. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende wettige bewijsmiddelen waren om de verdachte te veroordelen. De verdachte had gereageerd op een foto met de woorden: “Dat ben ik niet. Hij lijkt wel een beetje op mij.” Dit leidde de rechtbank tot de conclusie dat er geen overtuiging was dat de verdachte de ten laste gelegde feiten had gepleegd.

De rechtbank merkte op dat, hoewel het bewijs sterk in de richting van de verdachte wees, er ook andere personen waren gekoppeld aan het signalement van de daders. De positieve herkenning door een verbalisant was niet voldoende om de verdachte als dader aan te wijzen. Bovendien ontbraken andere overtuigende aanknopingspunten, zoals een fotoconfrontatie met het slachtoffer.

De benadeelde partij had een vordering ingediend voor schadevergoeding, maar omdat de verdachte niet werd veroordeeld, werd de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in de vordering. De rechtbank gelastte ook de teruggave van een inbeslaggenomen telefoonkaart aan de verdachte en hefte het bevel tot voorlopige hechtenis op. De uitspraak werd gedaan door de meervoudige kamer voor strafzaken, met de rechters E.F. Bueno, Z.J. Oosting en D.A.C. Koster, bijgestaan door griffier S.L.D. Marx.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
Parketnummer: 16/600904-08
Datum uitspraak: 14 november 2008
Vonnis van de meervoudige kamer voor strafzaken op tegenspraak
gewezen in de zaak tegen:
[Verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1987 te [geboorteplaats],
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Utrecht, Huis van Bewaring locatie Nieuwegein, te Nieuwegein.
Raadsman: mr. W. Tijsseling.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 12 november 2008.
De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd wat in de dagvaarding is omschreven. Een kopie van die dagvaarding is als bijlage I aan dit vonnis gehecht. De inhoud daarvan geldt als hier ingevoegd.
Vrijspraak
Hoewel het bewijs sterk in de richting van verdachte wijst , bevindt zich in het dossier ook een proces-verbaal van bevindingen waarin brigadier [verbalisant 1] en hoofdagent [verbalisant 2] twee andere personen hebben gekoppeld aan het opgegeven signalement van de daders van de ten laste gelegde feiten, te weten een afpersing en diefstal, beide in vereniging. Dit maakt dat enkel de positieve herkenning door diezelfde [verbalisant 2] vier dagen later, onvoldoende is voor de overtuiging dat verdachte één van de daders is. In het dossier bevinden zich voorts geen andere overtuigende aanknopingspunten, zoals een fotoconfrontatie tussen het slachtoffer en verdachte.
Ter terechtzitting heeft de officier van justitie een kleurenfoto van de dader aan de rechtbank overgelegd. De rechtbank heeft sterke overeenkomsten gezien tussen verdachte en de persoon op voornoemde foto, echter de rechtbank heeft ook verschillen gezien. Dit heeft als gevolg dat de rechtbank op basis van voornoemde foto eveneens niet de overtuiging heeft verkregen dat verdachte de dader is.
Wanneer vorengenoemde wordt afgezet tegen de hardnekkige ontkenning van de verdachte en zijn reactie bij de politie wanneer hem voornoemde foto wordt getoond, namelijk “Dat ben ik niet. Hij lijkt wel een beetje op mij.”, heeft de rechtbank op grond van wettige bewijsmiddelen niet de overtuiging verkregen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan.
De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]
De benadeelde partij heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering. De vordering strekt tot vergoeding van geleden schade ten gevolge van de ten laste gelegde feiten.
Nu aan de verdachte geen straf of maatregel zal worden opgelegd en artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht geen toepassing zal vinden, dient de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Beslag
Met betrekking tot de inbeslaggenomen telefoonkaart, zal de rechtbank de teruggave gelasten aan de verdachte.
DE BESLISSING
De rechtbank beslist als volgt:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij] niet ontvankelijk in de vordering.
Gelast de teruggave van de inbeslaggenomen telefoonkaart aan de verdachte.
Heft het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte op.
Dit vonnis is gewezen door mrs. E.F. Bueno, Z.J. Oosting en D.A.C. Koster, bijgestaan door mr. S.L.D. Marx als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 14 november 2008.