ECLI:NL:RBUTR:2008:BG9916
Rechtbank Utrecht
- Eerste aanleg - meervoudig
- E.F. Bueno
- Z.J. Oosting
- D.A.C. Koster
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van afpersing en diefstal in vereniging na onvoldoende bewijs
In de zaak tegen de verdachte, geboren in 1987 en thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Utrecht, heeft de rechtbank Utrecht op 14 november 2008 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van afpersing en diefstal, beide in vereniging. Tijdens de zitting op 12 november 2008 werd de hardnekkige ontkenning van de verdachte tegen het bewijs gewogen. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende wettige bewijsmiddelen waren om de verdachte te veroordelen. De verdachte had gereageerd op een foto met de woorden: “Dat ben ik niet. Hij lijkt wel een beetje op mij.” Dit leidde de rechtbank tot de conclusie dat er geen overtuiging was dat de verdachte de ten laste gelegde feiten had gepleegd.
De rechtbank merkte op dat, hoewel het bewijs sterk in de richting van de verdachte wees, er ook andere personen waren gekoppeld aan het signalement van de daders. De positieve herkenning door een verbalisant was niet voldoende om de verdachte als dader aan te wijzen. Bovendien ontbraken andere overtuigende aanknopingspunten, zoals een fotoconfrontatie met het slachtoffer.
De benadeelde partij had een vordering ingediend voor schadevergoeding, maar omdat de verdachte niet werd veroordeeld, werd de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in de vordering. De rechtbank gelastte ook de teruggave van een inbeslaggenomen telefoonkaart aan de verdachte en hefte het bevel tot voorlopige hechtenis op. De uitspraak werd gedaan door de meervoudige kamer voor strafzaken, met de rechters E.F. Bueno, Z.J. Oosting en D.A.C. Koster, bijgestaan door griffier S.L.D. Marx.