RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
Parketnummer: 16/611801-06
Datum uitspraak: 26 november 2008
Vonnis van de meervoudige kamer voor strafzaken op tegenspraak
gewezen in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1987] te [geboorteplaats],
wonende te [woonadres], [woonplaats].
Raadsman: mr. W. Tijsseling.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
12 november 2008.
Aan de verdachte is ten laste gelegd wat in de dagvaarding is omschreven. Een kopie van die dagvaarding is als bijlage I aan dit vonnis gehecht. De inhoud daarvan geldt als hier ingevoegd.
Niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen aan verdachte onder 2 primair is ten laste gelegd. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken. De rechtbank acht met name het opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel niet bewezen, ook niet in voorwaardelijke vorm, nu de verdachte ter terechtzitting heeft verklaard dat hij enkel met het zakmes wilde dreigen en niet de intentie had om zijn broer te steken met het zakmes.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1, 2 subsidiair en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan op de wijze als hieronder is vermeld, namelijk dat
Ten aanzien van feit 1:
hij op 9 mei 2006 in het arrondissement Utrecht, een wapen van categorie I, onder 1 te weten een valmes merk Adola model Nato Military, voorhanden heeft gehad;
Ten aanzien van feit 2 subsidiair:
hij op 24 mei 2006 te De Bilt, [aangever 1] heeft bedreigd met zware mishandeling, immers heeft hij, verdachte, een zakmes in de richting van voornoemde [aangever 1] gehouden en vervolgens een stekende beweging gemaakt in de richting van het lichaam van voornoemde [aangever 1];
Ten aanzien van feit 3:
hij op 29 mei 2006 te De Bilt, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een personenauto merk Fiat Croma en kenteken [kenteken], met daarin een navigatiesysteem en sportschoenen en een kentekenbewijs, toebehorende aan [aangever 2], waarbij verdachte die weg te nemen personenauto onder zijn bereik heeft gebracht door het gebruik van een autosleutel die hij zonder toestemming onder zich had;
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank komt tot deze bewezenverklaring op grond van de bewijsmiddelen vermeld in het ambtsedige proces-verbaal nr. PL0920/06-008072 en op grond van de door de verdachte ter terechtzitting afgelegde verklaring.
Ten aanzien van feit 1:
Uit het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door agent [verbalisant 1] is gebleken dat verdachte op 9 mei 2006 in Utrecht is aangehouden en dat in zijn fouillering een stiletto is aangetroffen. Brigadier [verbalisant 2] heeft dat voorwerp vervolgens onderzocht en geconcludeerd dat het mes een valmes, merk Adola, model Nato Military betrof, zijnde een wapen als bedoeld in categorie I onder 1 van de Wet wapens en munitie. De rechtbank onderschrijft deze conclusie en neemt deze over.
Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat hij het mes voorhanden heeft gehad.
Gezien het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het bewezenverklaarde feit.
Ten aanzien van feit 2 subsidiair:
Aangever [aangever 1] heeft verklaard dat hij op 24 mei 2006 in zijn ouderlijk huis in De Bilt was. Zijn broer, verdachte, was daar ook en had in zijn rechterhand een opengeklapt mes. De punt wees in de richting van aangever. Aangever zag dat verdachte met zijn rechterhand, waarin hij het mes hield, een stekende beweging naar het lichaam van aangever maakte. De afstand tussen beiden was op dat moment ongeveer 50 cm. De verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij met het zakmes heeft gedreigd en gezwaaid.
Gezien het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het bewezenverklaarde feit.
Ten aanzien van feit 3:
Aangever [aangever 2] heeft verklaard dat op 29 mei 2006 zijn personenauto, merk Fiat Croma, kenteken [kenteken], is weggenomen. In de auto zaten een navigatiesysteem, gymschoenen en een kentekenbewijs. Aangever zag dat de reservesleutel weg was. Bij de politie heeft verdachte verklaard dat hij de auto heeft weggenomen door gebruik te maken van de reservesleutel die hij zich had toegeëigend.
Gezien het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het bewezenverklaarde feit.
De strafbaarheid van de feiten
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
Ten aanzien van feit 1:
Handelen in strijd met artikel 13, eerste lid van de Wet wapens en munitie
Ten aanzien van feit 2 subsidiair:
Bedreiging met zware mishandeling
Ten aanzien van feit 3:
Diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels.
De strafbaarheid van de verdachte
Uit het door C.J.F. Kemperman, zenuwarts, omtrent verdachte uitgebrachte rapport van
14 september 2007, komt onder meer - zakelijk weergegeven - het volgende naar voren:
Er bestaan een cannabis- en cocaïneafhankelijkheid, nu in vroege remissie, bij een jongeman met een schizofrene stoornis en diepergelegen persoonlijkheidsstoornis met antisociale en narcistische trekken. Ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde was hier tevens sprake van met dien verstande dat het middelenmisbruik actief bestond en de psychose ook meer op de voorgrond stond. De persoonlijkheidsstoornis met een gebrekkig geweten, angstloosheid, impulsiviteit en egocentrisme leidde tot enige drempelverlaging voor het ontstaan van de delicten.
Gesteld kan worden dat betrokkenes zelfcontrole enigszins werd beperkt door de persoonlijkheidsstoornis met (onredelijke) boosheid en wat verminderde controle over woede en agressieve impulsen. De toerekenbaarheid kan men dan ook wel als enigszins verminderd zien ten aanzien van het als wat impulsief overkomende 2e ten laste gelegde. Ten aanzien van het 1e en 3e ten laste gelegde, kan men niet duidelijk spreken over een vermindering van de toerekenbaarheid.
De rechtbank verenigt zich met de conclusies van voormeld rapport op grond van de onderbouwing ervan. Zij is van oordeel dat op grond van het strafdossier, het verhandelde ter terechtzitting en het rapport van voornoemde deskundige, voldoende vast is komen te staan dat het onder 2 ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit in enigszins verminderde mate aan verdachte kan worden toegerekend.
Nu ook overigens uit het onderzoek ter terechtzitting geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten, is verdachte strafbaar voor de door hem gepleegde strafbare feiten.
Motivering van de op te leggen sanctie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat verdachte voor feit 2 primair wordt vrijgesproken en ter zake van de onder 1, 2 subsidiair en 3 ten laste gelegde feiten wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met als bijzondere voorwaarde, het zich houden aan de aanwijzingen van de reclassering, ook als dat inhoudt opname in een kliniek voor verslavingsproblematiek.
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Op de dagvaarding is aan verdachte medegedeeld dat de ad informandum gevoegde strafbare feiten ter bepaling van de strafmaat ter kennis van de rechtbank worden gebracht en dat verdachte daarvoor niet afzonderlijk zal worden vervolgd indien de rechtbank met die feiten rekening houdt.
Nu verdachte die feiten heeft bekend, zal de rechtbank rekening houden met
5 ad informandum gevoegde feiten, zoals vermeld op blad 2 en 3 in bijlage I, waarvan de inhoud als hier ingevoegd geldt.
Wat betreft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich in mei 2006 schuldig gemaakt aan zes strafbare feiten, te weten drie diefstallen van auto’s, mishandeling van zijn zus, bedreiging van zijn broer en het voorhanden hebben van een wapen. Daarnaast heeft hij zich in november 2006 schuldig gemaakt aan wederom diefstal van een auto en verzet bij aanhouding.
Diefstal van auto’s zijn ergerlijke feiten waardoor veel ongerief en materiële schade wordt veroorzaakt aan de benadeelden. Bovendien brengen deze feiten gevoelens van onveiligheid en maatschappelijke onrust teweeg.
Ten aanzien van de mishandeling en bedreiging van zijn zus en broer overweegt de rechtbank dat verdachte ernstig inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers en hen gevoelens van onveiligheid heeft bezorgd.
Door zijn verzet tegen aanhouding frustreert verdachte het werk van de politie.
Wat de persoon van verdachte betreft heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op het voorlichtingsrapport van Reclassering Nederland d.d. 17 september 2007, voornoemd deskundigenrapport van C.J.F. Kemperman en het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 22 september 2008, waaruit blijkt dat verdachte nooit eerder met justitie in aanraking is gekomen wegens het plegen van een misdrijf.
Daarnaast houdt de rechtbank rekening met de enigszins verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte.
De rechtbank acht, alles afwegende, een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
De toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 57, 285, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht en op de artikelen 13 en 55 van de Wet wapens en munitie.
De rechtbank beslist als volgt:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1, 2 subsidiair en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor vermeld, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezenverklaarde strafbaar is en dat dit de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een GEVANGENISSTRAF voor de duur van 4 MAANDEN.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 2 MAANDEN, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders mocht worden gelast.
Stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren.
Bepaalt dat de tenuitvoerlegging kan worden gelast indien:
- de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
- de veroordeelde na te melden bijzondere voorwaarde niet naleeft:
- dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd gedraagt naar de door of namens de Reclassering Nederland te geven aanwijzingen, zolang die reclasseringsinstelling dat nodig acht, met opdracht aan voornoemde instelling de veroordeelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Dit vonnis is gewezen door mrs. E.F. Bueno, Z.J. Oosting en D.A.C. Koster, bijgestaan door mr. S.L.D. Marx als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 26 november 2008.