RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
Parketnummer: 16/602536-07
Datum uitspraak: 23 september 2008
Vonnis van de meervoudige kamer voor strafzaken op tegenspraak gewezen in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1991 te [geboorteplaats],
wonende te [woonadres], [woonplaats].
Raadsman: mr. R.M. Maanicus.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 23 september 2008.
Aan de verdachte is ten laste gelegd wat in de dagvaarding is omschreven. Een kopie van die dagvaarding is als bijlage I aan dit vonnis gehecht. De inhoud daarvan geldt als hier ingevoegd.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan op de wijze als hieronder is vermeld, namelijk dat:
1.
[medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] op 9 januari 2006 te Hoogland, gemeente Amersfoort, tezamen en in vereniging, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening hebben weggenomen een hoeveelheid geld, toebehorende aan damesmodewinkel "De Stip" en/0f [aangever 1], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen [aangever 2] en [aangever 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat voornoemde [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] tezamen en in vereniging, in voornoemde winkel naar binnen zijn gegaan en daarbij een op een vuurwapen lijkend voorwerp op het zich in die winkel bevindende personeel [aangever 3] en [aangever 2] hebben gericht gehouden en met dat voorwerp een doorlaad-beweging hebben gemaakt en tegen de trekker van dat voorwerp hebben getikt en daarbij dreigend hebben geroepen "Kassa. We willen geld. Waar is het geld" en "Dit is een overval" en "Geld, geld" en "Meer, meer" en naar de zich in voornoemde winkel bevindende [getuige 1] "Hier blijven jij", althans telkens woorden van gelijke aard en/of strekking;
tot het plegen van welk misdrijf verdachte omstreeks de maand december 2005 tot en met 9 januari 2006 te Leusden opzettelijk middelen heeft verschaft door opzettelijk aan zijn mededaders een bivakmuts en een op een vuurwapen gelijkend voorwerp te leveren;
2.
hij op 03 februari 2007 te Leusden wapens van categorie I onder 7°, te weten:
- merkloos, kleur zwart, loop beschadigd, opschrift linkerzijde: Made in Taiwan en opschrift rechterzijde: 1 Put on Safe, BRD 18 jahre & alter, 2 load, 3 cock, 4 arm, 5 take off safe, 6 fire) en
- Athletics, kleur zwart, opschrift linkerzijde US 9mm M9 athletics en opschrift rechterzijde The best new battery operated type US 9mm M9 strong) en
- HFC, type Wilson, kleur zwart/zilver, opschrift linkerzijde: 99 en/of opschrift rechterzijde warning read safety manual, Made in Taiwan, M92017
zijnde voorwerpen die voor wat betreft hun vorm, afmeting en kleur een sprekende gelijkenis vertoonden met vuurwapens, voorhanden heeft gehad;
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Bewijsmiddelen:
Ten aanzien van feit 1:
De verklaringen van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] . Zij verklaren dat zij met zijn tweeën op 9 januari 2006 een gewapende overval hebben gepleegd op de kledingwinkel De Stip in Hoogland. Dat zij voor de overval hierover hebben gesproken met verdachte en dat verdachte hen heeft voorzien van een op een echt wapen gelijkend nepvuurwapen en een bivakmuts.
De bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter zitting d.d. 23 september 2008
– zakelijk weergegeven -:
Het klopt dat ik een wapen en een bivakmuts heb geleverd aan [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1]. Ik heb van te voren met hen gesproken en ik wist dat zij een overval wilden plegen. Ik heb niets van de buit gekregen, het was een soort van vriendendienst.
Ten aanzien van feit 2:
Het proces-verbaal van [verbalisant 1] , betreffende het onderzoek aan de op 3 februari 2007 bij verdachte aangetroffen voorwerpen, waaruit onder andere blijkt dat het gaat om voorwerpen die wat betreft hun vorm en afmeting een sprekende gelijkenis vertonen met vuurwapens.
De bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter zitting d.d. 23 september 2008
– zakelijk weergegeven -:
Het klopt dat ik op 3 februari 2007 drie BB-guns in huis had. Ik heb die wapens ooit tijdens een vakantie in Spanje gekocht, ze zagen er allemaal uit als echte vuurwapens.
De strafbaarheid van de feiten
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 en 2 bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
Feit 1:
Medeplichtigheid aan diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Feit 2:
Handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd.
De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Motivering van de op te leggen sanctie
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Wat betreft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft als vriendendienst een - op een echt vuurwapen gelijkend - neppistool en een bivakmuts geleverd aan twee vrienden, terwijl hij van te voren wist dat deze twee vrienden een overval op een winkel wilden plegen.
Verdachte heeft door zijn handelen bijgedragen aan de gevoelens van onveiligheid die bij de slachtoffers in het bijzonder en bij de maatschappij in het algemeen door dergelijke feiten worden gewekt. Het is algemeen bekend dat slachtoffers van een gewapende overval nog lange tijd angstgevoelens kunnen ondervinden.
Voorts heeft verdachte een drietal – op echte vuurwapens gelijkende – pistolen voorhanden gehad. Dit kan een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen meebrengen.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verdachte ter zitting zijn rol in het feitencomplex iets teveel gerelativeerd door te verklaren dat hij er van uitging dat de twee andere verdachten misschien wel niets zouden doen met het neppistool en de bivakmuts. Een dergelijke houding verraadt weinig besef van het laakbare karakter van zijn rol in het geheel. De rechtbank vindt dit zorgelijk en rekent hem dat aan.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- de inhoud van een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 4 september 2008, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
- een voorlichtingsrapport, met bijlage, betreffende de verdachte, van de Raad voor de Kinderbescherming, d.d. 3 augustus 2007, opgemaakt door C. Annoff, raadsonderzoeker.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat verdachte ter zake van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten wordt veroordeeld tot -kort gezegd-:
- een werkstraf van 120 uur, subsidiair 60 dagen vervangende jeugddetentie, met aftrek.
De rechtbank is van oordeel dat een feit als het bewezenverklaarde op zich een hogere werkstraf dan die door de officier van justitie is geëist, rechtvaardigt. De rechtbank acht echter, alles afwegende, een voorwaardelijke taakstraf als na te melden passend en geboden.
Naar het oordeel van de rechtbank kan met deze straf, die lager is dan door de officier van justitie is gevorderd, worden volstaan.
De rechtbank overweegt hierbij dat zij, nog meer dan de officier van justitie, rekening houdt met de ouderdom van het feit en de zeer lange periode die de zaak na de voorgeleiding van verdachte, bij het Openbaar Ministerie heeft gelegen.
De rechtbank overweegt voorts dat zij rekening houdt met de toekomst van verdachte nu verdachte heeft laten zien dat het een eenmalig incident betrof en dat hij hier van heeft geleerd.
De toepasselijke wettelijke voorschriften
Behalve op het reeds vermelde wetsartikel is de op te leggen straf voorts gegrond op de artikelen 48, 77a, 77g, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77gg, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht en op artikel 55 van de Wet Wapens Munitie.
De rechtbank beslist als volgt:
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor vermeld, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart dat het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar is en dat dit de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een TAAKSTRAF, bestaande deze straf uit:
- een werkstraf voor de duur van 40 uren, te vervangen door jeugddetentie voor de duur van 20 dagen indien de veroordeelde deze straf niet naar behoren verricht.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht bij de uitvoering van de werkstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren taakstraf per dag inverzekeringstelling.
Bepaalt dat deze straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders mocht worden gelast.
Stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren.
Bepaalt dat de tenuitvoerlegging kan worden gelast indien:
- de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Otte, kinderrechter en mrs Z.J. Oosting en D.A.C. Koster, bijgestaan door G. van Engelenburg als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 23 september 2008.