ECLI:NL:RBUTR:2008:BG5467

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
3 oktober 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/442055-08
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verkeersdelict door onduidelijkheid in bewijsvoering

Op 3 oktober 2008 heeft de Rechtbank Utrecht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 27 februari 2008 betrokken was bij een verkeersongeval te Woerden. De verdachte, bestuurder van een vrachtauto, werd beschuldigd van roekeloos rijgedrag dat leidde tot een aanrijding met een fietser, die daarbij zwaar lichamelijk letsel opliep. De tenlastelegging omvatte zowel een primair als een subsidiair verwijt op basis van de Wegenverkeerswet 1994. De rechtbank heeft echter geconcludeerd dat niet wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte in strijd heeft gehandeld met de verkeersregels. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om vast te stellen of de verdachte verkeersgevaarlijk gedrag heeft vertoond, en dat de rol van het slachtoffer in het ongeval niet duidelijk was. De verdachte had verklaard dat hij zich aan de verkeersregels hield en de weg vrij was voordat hij rechtsaf sloeg. De rechtbank heeft daarom besloten tot vrijspraak van zowel de primair als subsidiair ten laste gelegde feiten. Het vonnis is gewezen door een meervoudige kamer voor strafzaken, waarbij de raadsman van de verdachte, mr. D. Fasseur, aanwezig was. De uitspraak is gedaan na een openbare terechtzitting op 19 september 2008.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
Parketnummer: 16/442055-08
Datum uitspraak: 3 oktober 2008
Vonnis van de meervoudige kamer voor strafzaken op tegenspraak gewezen in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1951 te [geboorteplaats],
wonende [woonadres].
Raadsman mr. D. Fasseur te Nieuwegein.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 19 september 2008.
De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
Primair
hij op of omstreeks 27 februari 2008 te Woerden, althans in het arrondissement Utrecht, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (vrachtauto), daarmede rijdende over de weg, de Oranjestraat, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
gekomen ter hoogte van de kruising met de Kruittorenweg en de Wilhelminaweg rechts af te slaan, teneinde de Wilhelminaweg op te rijden, op het moment dat zich rechts naast dan wel schuin voor de door hem bestuurde vrachtauto een fietser bevond (die zijn linker hand had uitgestoken) waardoor de vrachtauto is gereden/gebotst tegen genoemde fiets(er),
en de fietser, genaamd [slachtoffer], zwaar lichamelijk letsel, te weten een borstkascompressie en/of rechts een enkelfractuur en een voetwortelfractuur en/of links een forse kneuzing van enkel en voet, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
art 6 Wegenverkeerswet 1994
Subsidiair
hij op of omstreeks 27 februari 2008 te Woerden. althans in het arrondissement Utrecht, als bestuurder van een motorrijtuig (vrachtauto), op de weg, de Oranjestraat,
gekomen ter hoogte van de kruising met de Kruittorenweg en de Wilhelminaweg rechtsaf is geslagen, teneinde de Wilhelminaweg op te rijden, op het moment dat zich rechts naast dan wel schuin voor de door hem bestuurde vrachtauto een fietser bevond (die zijn linker hand had uitgestoken) waardoor de vrachtauto is gereden/gebotst tegen genoemde fiets(er),
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd.
art 5 Wegenverkeerswet 1994
Bewijsoverweging
De verdachte heeft op 27 februari 2008 als bestuurder van een vrachtauto over de Oranjestraat te Woerden gereden. De verdachte heeft voor de kruising met de Kruittorenweg en de Wilhelminaweg stilgestaan voor de haaientanden, heeft zijn richtingaanwijzer aangedaan, heeft naar links en rechts en meermalen in zijn spiegels gekeken en is toen rechtsaf geslagen. Hierbij heeft hij op dat moment geen enkele weggebruiker naast of voor zich zien staan of rijden en was hij daarom van oordeel dat de weg vrij was. Op het moment dat hij met zeer lage snelheid rechtsaf sloeg, hoorde hij een geluid en voelde dat de vrachtauto bewoog. Vervolgens hoorde hij roepen en heeft hij zijn vrachtauto meteen gestopt. Hij is direct uit de vrachtauto gesprongen en zag een man achter de vooras van de vrachtwagen liggen. De verdachte heeft geen idee waar het slachtoffer vandaan kwam en heeft hem in het geheel niet gezien.
Het is voor de beoordeling van het dossier noodzakelijk te kunnen vaststellen wat de uitgangspositie en de rol van het slachtoffer in deze is. Vast staat dat het slachtoffer zich op het moment van het optrekken van verdachtes vrachtauto op een plaats vóór de spiegels van verdachtes voertuig bevond, waar verdachte hem vanuit zijn voertuig in het geheel niet kon zien. In de verkeersanalyse is niet gereconstrueerd welke route het slachtoffer voorafgaande aan het ongeval heeft genomen en hoe hij op de plaats vlak voor de spiegels is komen te staan.
Door het ontbreken van deze gegevens, is de uitgangspositie van het slachtoffer niet komen vast te staan. Daarnaast biedt de verkeersanalyse geen duidelijkheid omtrent de voorrangssituatie ter plaatse. Daarmee staat echter niet vast dat het uitgangspunt van de verkeeranalyse incorrect was, zoals door de raadsman in zijn pleitnota is aangevoerd. Daartoe is immers mede van belang wat de positie van zowel verdachte als van aangever was vlak voor en ten tijde van hun botsing. De verkeersanalyse noch de overige stukken in het dossier bieden daaromtrent evenwel voldoende duidelijkheid.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden vastgesteld of er door verdachte is gehandeld in strijd met artikel 18 van het Reglement Verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990) en, zo ja, welk verkeersgevaarlijk gedrag verdachte daardoor dan heeft tentoongespreid.
De rechtbank concludeert derhalve tot vrijspraak van zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde.
Vrijspraak
Niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen aan verdachte primair en subsidiair is ten laste gelegd.
De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
DE BESLISSING
De rechtbank beslist als volgt:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte de primair en subsidiair ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mrs J.R. Krol, A.G. Bakker en D.A.C. Koster, bijgestaan door H.A.M. Blom als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 3 oktober 2008.