Sector handels- en familierecht
zaaknummer / rolnummer: 211183 / HA ZA 06-1002
Vonnis van 12 november 2008
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
advocaat: mr. L.A. Agterberg,
de naamloze vennootschap
FORTIS ASR SCHADEVERZEKERING N.V.,
rechstopvolgster van de naamloze vennootschap
Amev Schadeverzekering N.V.,
gevestigd te Utrecht,
gedaagde,
advocaat: eerst mr. B.F. Keulen, thans mr. J.M. van Noort.
Partijen zullen hierna [eiseres] en Fortis ASR genoemd worden.
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 15 november 2006, met de in dat vonnis genoemde gedingstukken
- de akte van depot d.d. 17 april 2007 met depotnummer 117/2007, waarbij een deskundigenbericht d.d. 13 april 2007 ter griffie is gedeponeerd
- de akte van depot d.d. 1 oktober 2007 met depotnummer 255/2007, waarbij een deskundigenbericht d.d. 27 september 2007 ter griffie is gedeponeerd
- de conclusie na deskundigenbericht d.d. 28 november 2007 aan de zijde van [eiseres]
- de conclusie van antwoord na deskundigenbericht d.d. 30 januari 2008 aan de zijde van Fortis ASR, met één productie
- de akte na conclusie van antwoord na deskundigenbericht d.d. 27 februari 2008 aan de zijde van [eiseres].
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De verdere beoordeling
2.1. Fortis ASR heeft aansprakelijkheid erkend voor het ongeval dat [eiseres] als bestuurster van een auto op 8 mei 1994 is overkomen. [eiseres] vordert (onder andere) dat de rechtbank Fortis ASR veroordeelt – na vermindering van eis bij conclusie na deskundigenbericht - tot betaling van een bedrag van € 1.023.632,79, te vermeerderen met rente, terzake van schadevergoeding en daarnaast een schadevergoeding nader op te maken bij staat terzake de p.m.-posten (zie hieronder). [eiseres] heeft haar vordering als volgt gespecificeerd:
- verlies arbeidsvermogen € 957.412,00
- wettelijke rente over post verlies arbeidsvermogen p.m.
- huishoudelijke hulp 16.591,03
- wettelijke rente over post huishoudelijke hulp 3.408,50
- zelfdoecapaciteit 26.507,13
- wettelijke rente over post zelfdoecapaciteit 2.197,81
- smartengeld (reeds voldaan) (13.613,40)
- wettelijke rente over post smartengeld 11.312,72
- buitengerechtelijke kosten 5.674,59
- wettelijke rente over buitengerechtelijke kosten 529,01
- kosten geneeskundige of paramedische
behandelingen, reiskosten, porti, telefoon etc. p.m.
2.2. Partijen twisten over de hoogte van de schadevergoeding. De kern van het geschil daarbij vormt de vraag in hoeverre [eiseres] als gevolg van het ongeval ongeschikt is tot het verrichten van werkzaamheden. In dat kader houdt partijen verdeeld de vraag hoe de beperkingen van [eiseres] vertaald moeten worden naar haar huidige arbeidsmogelijkheden en haar capaciteiten om werkzaamheden van huishoudelijke aard te verrichten. Bij tussenvonnis van 15 november 2006 heeft de rechtbank in dat kader een tweetal onderzoeken door deskundigen bevolen. Allereerst is de heer mr. drs. G.J. Kruithof als verzekeringsgeneeskundige verzocht een belastbaarheids- en beperkingenprofiel op te stellen, aan de hand waarvan mevrouw R.E.E.M. Artoos, arbeidsdeskundige, een rapportage kan opstellen.
2.3. De verzekeringsgeneeskundige heeft op 13 april 2007 gerapporteerd en als volgt geconcludeerd:
“Ik concludeer dat het klachtenpatroon ten tijde van mijn onderzoek op 16 januari 2007, behoudens toegenomen vermoeidheidsklachten, niet substantieel afwijkt van het klachtenpatroon zoals geformuleerd in het expertiserapport d.d. 1 september 1997. De bevindingen bij onderzoek op 16 januari 2007 wijken niet substantieel af van de bevindingen, gedaan door de expertiserend neuroloog en genoemd in het expertiserapport d.d. 1 september 1997.
Op basis van zowel de expertiserend neuroloog als de bevindingen van ondergetekende, ben ik van mening dat patiënte is aangewezen op arbeid waarbij beperkingen gelden ten aanzien van belasting en/of intensief gebruik van de nek en schouders.
Er gelden dan ook beperkingen ten aanzien van dragen, duwen, tillen, trekken, bovenhands werken, reiken, etc.
Gezien de onderzoeksbevindingen (verminderde knijpkracht en een verminderd gevoel aan linker arm/hand) is de linker niet dominante arm wat meer beperkt dan de rechter arm.
Ook dienen activiteiten waarbij de cervicale wervelkolom hoog frequent en langdurig achtereen statisch in een uiterste houding gehouden wordt, vermeden te worden.
Ten gevolge van de aanwezige vermoeidheidsklachten gelden er beperkingen ten aanzien van zware fysieke arbeid zoals traplopen, langdurig lopen/staan, klimmen, dragen, etc.
Verder gelden er beperkingen ten aanzien van de psychische belasting. Er is een beperking ten aanzien van werkdruk (niet extreem), tijdsdruk, gebrek aan structuur en concentratie.
Op basis van zowel de bevindingen van de expertiserend neuroloog als die van ondergetekende, ben ik van mening dat, sprekend over het arbeidspatroon, excessieve werktijden vermeden dienen te worden.
Ik ben dan ook van mening dat, bij inachtneming van de bovengenoemde beperkingen, patiënte maximaal 8 uur per dag/40 uur per week werkzaam (arbeid, huishouden) kan zijn.
Zie voor een uitgebreide omschrijving van de beperkingen bijgevoegd belastbaarheidspatroon d.d. 22 januari 2007.”
2.4. De arbeidsdeskundige heeft op 27 september 2007 gerapporteerd en daarbij de door de rechtbank in het vonnis van 15 november 2006 onder punt 4.7. geformuleerde vragen als volgt beantwoord:
Vraag a. Betekenen de functiebeperkingen, zoals deze zijn beschreven in het door de verzekeringsgeneeskundige opgestelde beperkingen- en belastbaarheidsprofiel, dat [eiseres] arbeidsdeskundig gezien beperkingen ondervindt bij het verrichten van loonvormende arbeid, huishoudelijk werk en/of andere werkzaamheden?
Antwoord: Ja, de door de heer Kruithof [verzekeringsgeneeskundige; rb.] aangegeven beperkingen betekenen dat er beperkingen zijn ten aanzien van bepaalde loonvormende arbeid en huishoudelijke arbeid.
Vraag b. Is [eiseres] als gevolg van de eventuele beperkingen bij het verrichten van loonvormende arbeid geheel of gedeeltelijk arbeidsongeschikt te achten voor het eigen beroep […] en zo ja, voor welk percentage?
Antwoord: Ja, betrokkene is gedeeltelijk arbeidsongeschikt voor het eigen beroep in de profit sector en de overheidsinstellingen. De arbeidsongeschiktheid bedraagt circa 30%. Ze kan maximaal 30 uren productief werken in dergelijke functies. In de meeste functies in de non profit kan ze fulltime (36 uren per week) werken met de gestelde beperkingen.
Vraag c. Indien [eiseres] geheel of gedeeltelijk arbeidsongeschikt is voor het eigen beroep, is [eiseres] wel geheel of gedeeltelijk arbeidsgeschikt te achten voor ander passend werk, rekening houdende met de beperkingen, het opleidings- en arbeidsverleden en de belangstelling van [eiseres]? Zo ja:
- hoeveel uur per week zou [eiseres] met deze arbeid belast kunnen worden?
Antwoord: Zie hierboven
- welk bruto-inkomen kan [eiseres] met deze arbeid verdienen?
Antwoord: 70% van het inkomen van de ervaren communicatiemedewerker (vanaf 5 jaren ervaring) in de profit sector en de overheid. De range hiervoor is tussen € 2.100 en € 7.000 bruto per maand (basissalaris bij fulltime). Daar horen ook een aantal emolumenten bij. Het basissalaris van andere passende functies, die ze fulltime kan verrichten in de regio ligt tussen de range van € 1.800 en € 2.858 bruto per maand.
In de non profit sector, mits aan de voorwaarden van de beperkingen is voldaan, kan ze fulltime werken en een inkomen verdienen in een range van € 2.159 en € 3.300 bruto per maand.
- welke opleidingen zou [eiseres] eventueel moeten volgen, hoe lang duren deze opleidingen en welke kosten zijn daaraan verbonden?
Antwoord: Betrokkene moet geen opleidingen volgen om passend werk voor haarzelf te verwerven.
- hoe groot zijn de kansen van [eiseres] op de arbeidsmarkt voor dit soort werk bij bedrijven/instellingen in de omgeving van [eiseres]?
Antwoord: De kansen zijn goed te noemen om concreet passend werk te verwerven.
Vraag d. Hoe groot is nu de behoefte aan huishoudelijke hulp per week als gevolg van de eventuele beperkingen bij het verrichten van huishoudelijk werk?
Antwoord: Rekening houdend met het feit dat betrokkene, zonder ongeval, in een fulltime baan, een hulp van 2 uren per week zou hebben gehad, is er als gevolg van het ongeval een toegenomen huishoudelijke hulpbehoefte van 1,5 uren per week.
Vraag e. Valt in redelijkheid aan te nemen dat de eventuele behoefte aan huishoudelijke hulp in de toekomst zal afnemen en zo ja, in welke mate en vanaf welk moment?
Antwoord: Ik die daar geen redenen voor als de medische situatie hetzelfde blijft.
Vraag f. Hoe groot is de behoefte aan hulp bij het verrichten van andere werkzaamheden (compensatie voor verlies aan zelfdoe-capaciteiten) als gevolg van de eventuele beperkingen?
Antwoord: Ervan uitgaande dat betrokkene bij een fulltime baan zonder ongeval, de nodige uren zou hebben gewerkt, en ze ook voor huishoudelijk werk een hulp zou hebben gehad, lijkt het mij reëel dat ze voor de grote klussen in en om het huis zoals schilderen en behangen, hulp had ingehuurd en dat niet zelf had gedaan.
Vraag g. Heeft u nog overige opmerkingen die voor de beoordeling van de zaak van belang zouden kunnen zijn?
Antwoord: Neen.
2.5. Partijen hebben geen bezwaren geuit tegen (de totstandkoming van) het deskundigenbericht. Bovendien zijn de conclusies van beide deskundigen consistent en gemotiveerd. De rechtbank neemt de conclusies waartoe de deskundigen zijn gekomen en de gronden waarop deze rusten derhalve over en maakt deze tot de hare. De rechtbank zal hierna ingaan op de door [eiseres] en Fortis ASR bij (antwoord)conclusie na deskundigenbericht ingenomen standpunten.
2.6. Ten aanzien van de verzekeringsgeneeskundige rapportage is [eiseres] van mening dat de deskundige haar klachten inclusief de vermoeidheidsklachten ten onrechte niet, althans niet voldoende heeft vertaald in beperkingen van haar duurbelasting, omdat de deskundige haar in staat acht maximaal 8 uur per dag/40 uur per week werkzaam (arbeid/huishouden) te zijn, zonder te verdisconteren dat zij in haar privéleven bij een 24-urige werkweek exclusief reistijd al langdurig moet recupereren. [eiseres] stelt zich op het standpunt naar de opvatting van de verzekeringsgeneeskundige te vragen over de duurbelasting van [eiseres]. Fortis ASR voert aan dat [eiseres] dit standpunt ook heeft ingenomen naar aanleiding van het conceptrapport van de verzekeringsgeneeskundige en dat daar voldoende op is gereageerd.
2.7. De rechtbank overweegt als volgt. Bij zijn rapportage d.d. 13 april 2007 heeft de verzekeringsgeneeskundige bijgevoegd de reactie d.d. 21 februari 2007 van [eiseres]. De rechtbank constateert - op basis van die reactie van [eiseres] d.d. 21 februari 2007 - dat de verzekeringsgeneeskundige naar aanleiding van de opmerkingen van [eiseres] op punten de rapportage heeft aangepast. De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat de verzekeringsgeneeskundige bij het opstellen van de definitieve rapportage ook acht heeft geslagen op de opmerkingen van [eiseres] ten aanzien van de duurbelasting en deze bij zijn oordeelsvorming heeft betrokken. In het navolgende zal de rechtbank derhalve uitgaan van de juistheid van de bevindingen van de verzekeringsgeneeskundige en dat oordeel overnemen.
2.8. Teneinde (de uitgangspunten voor de berekening van) de hoogte van de door [eiseres] als gevolg van het ongeval geleden schade te kunnen vaststellen, heeft de rechtbank naast een belastbaarheids- en beperkingenprofiel opgesteld door een verzekeringsgeneeskundige, tevens een onderzoek door een arbeidsdeskundige noodzakelijk geacht. Alvorens in te gaan op de standpunten van partijen ten aanzien van deze arbeidsdeskundige rapportage stelt de rechtbank het volgende voorop. De vraag of een door een ongeval getroffene als gevolg van het ongeval schade heeft gelden door verlies van toekomstige inkomsten uit arbeid moet worden beantwoord door vergelijking van de feitelijke inkomenssituatie na het ongeval met de hypothetische situatie bij wegdenken van het ongeval. Bij zo’n vergelijking komt het aan op de redelijke verwachting van de rechter omtrent toekomstige ontwikkelingen. Daarbij geldt tevens dat aan een benadeelde die blijvende letselschade heeft opgelopen, geen strenge eisen mogen worden gesteld met betrekking tot het te leveren bewijs van schade wegens het derven van arbeidsinkomsten die de benadeelde in de toekomst zou hebben genoten in de hypothetische situatie dat het ongeval niet zou hebben plaatsgehad; het is immers de aansprakelijke veroorzaker van het ongeval die aan de benadeelde de mogelijkheid heeft ontnomen om zekerheid te verschaffen omtrent hetgeen in die hypothetische situatie zou zijn geschied. Dit uitgangspunt geldt bovendien niet alleen voor de schadepost verlies aan verdien- of arbeidsvermogen, maar voor alle schade die het gevolg is van het ongeval.
2.9. Daarmee komt de rechtbank toe aan de standpunten van partijen ten aanzien van de inhoud c.q. uitkomst van de arbeidsdeskundige rapportage. De rechtbank begrijpt het standpunt van Fortis ASR aldus dat zij in principe wenst uit te gaan van de deskundigenberichten en dat zij daarop haar (uiteindelijke) standpunt heeft gebaseerd.
* Verlies arbeidsvermogen
feitelijke inkomenssituatie na het ongeval
2.10. [eiseres] stelt zich op het standpunt dat zij op dit moment haar resterende arbeidsvermogenscapaciteit maximaal heeft ingezet door 24 uur per week te werken, waarvoor zij 9 uur per week reist, derhalve bij elkaar 33 uur per week. [eiseres] stelt daartoe dat zij dit ternauwernood kan volhouden, en alleen maar omdat zij zich daarvoor de nodige opofferingen in haar privé-leven getroost.
2.11. De rechtbank onderschrijft dit standpunt van [eiseres] niet. Daarbij stelt de rechtbank voorop dat in het kader van de vaststelling van de (on)mogelijkheden ten aanzien van arbeid niet de subjectieve beleving van in dit geval [eiseres] bepalend is, maar een meer objectieve benadering van doorslaggevende betekenis is. Deze objectivering vindt plaats door in kaart te brengen de belastbaarheid en beperkingen van [eiseres] zoals de verzekeringsgeneeskundige dat in de onderhavige zaak heeft gedaan, op basis waarvan de arbeidsdeskundige vervolgens de (on)mogelijkheden op het gebied van werk, huishouden en zelfdoecapaciteit inzichtelijk maakt. De abstrahering die plaatsvindt is derhalve het uitgangspunt en derhalve niet, zonder daaraan vanzelfsprekend afbreuk te willen doen, de situatie hoe [eiseres] haar beperkingen beleeft en ervaart. De rechtbank zoekt hiertoe aansluiting bij de visie van de (beide) deskundige(n). Het uitgangspunt voor de bepaling van de hoogte van de schade is dan ook datgene wat [eiseres] volgens de deskundigen redelijkerwijs zou moeten kunnen. Dit betekent kort gezegd dat [eiseres] gedeeltelijk arbeidsongeschikt is voor het eigen beroep in de profit sector en bij de overheidsinstellingen. De arbeidsongeschiktheid bedraagt circa 30%. In dergelijke functies kan zij maximaal 30 uren productief werken. In de meeste functies in de non profit kan ze fulltime (36 uur per week) werken met de gestelde beperkingen.
2.12. Voor het antwoord op de vraag wat het voorgaande betekent voor het daarmee corresponderende inkomen dat [eiseres] kan verwerven, neemt de rechtbank als uitgangspunt het huidige salaris van [eiseres], omgerekend naar een 30-urige werkweek en vervolgens afgezet tegen de salarisranges zoals de arbeidsdeskundige die in haar rapportage heeft weergegeven. De rechtbank neemt een 30-urige werkweek als uitgangspunt, omdat [eiseres] volgens de arbeidsdeskundige haar huidige functie voor 30 uur kan uitoefenen. Het huidige salaris van [eiseres] bedraagt (sub 60. van de conclusie na deskundigenbericht van [eiseres] volgend) € 2.407,41 voor een 24-urige werkweek, hetgeen overeenkomt met een salaris van € 3.009,26 bij een 30-urige werkweek. De salarisranges die de arbeidsdeskundige bij de beantwoording van de door de rechtbank voorgelegde vragen heeft aangegeven, luiden als volgt. Ten aanzien van de profit sector en de overheid geldt dat [eiseres] 70% van het inkomen van een ervaren communicatiemedewerker (vanaf 5 jaren ervaring) kan verdienen. De range hiervoor is tussen € 2.100 en € 7.000 bruto per maand (basissalaris bij fulltime). Daar horen ook een aantal emolumenten bij. Ten aanzien van andere passende functies die [eiseres] fulltime kan verrichten in de regio geldt volgens de arbeidsdeskundige een range van € 1.800 en € 2.858 bruto per maand. In de non profit sector, mits aan de voorwaarden van de beperkingen is voldaan, kan [eiseres] fulltime werken en een inkomen verdienen in een range van € 2.159 en € 3.300 bruto per maand.
Indien het huidige, naar een 30-urige werkweek omgerekende salaris van € 3.009,26 wordt afgezet tegen de hiervoor weergegeven salarisranges constateert de rechtbank dat dit de range van de categorie andere passende functies overstijgt, terwijl dit richting het einde van de range ten aanzien van de non profit sector gaat. Met betrekking tot de range die de arbeidsdeskundige aangeeft voor de categorie profit sector en overheid geldt dat het salaris van € 3.009,26 zich grofweg bevindt op de helft van de aangegeven range. De rechtbank acht het redelijk om bij de bepaling van de schadeomvang voor wat betreft de feitelijke inkomenssituatie na het ongeval, ten aanzien van de toekomst, van dit salaris van € 3.009,26 uit te gaan. Voor zover de feitelijke inkomenssituatie betrekking heeft op het verleden, dient uitgegaan te worden van hetgeen [eiseres] daadwerkelijk heeft verdiend. De rechtbank heeft daarbij in aanmerking genomen dat uit het deskundigenbericht ten aanzien van de optie “parttime werken in de profit sector of bij de overheid” blijkt dat de deskundige het in dat geval nodig acht om de 28 uren die dan gewerkt kunnen worden zoveel mogelijk verspreid worden over 5 dagen en idealiter dat zij dagelijks 8 uur aanwezig is, waarin zij slechts 70% productief is. De rechtbank leidt hieruit af dat voor deze optie geldt dat de nodige voorzichtigheid betracht dient te worden. Bovendien acht de rechtbank het niet onwaarschijnlijk dat de kans bestaat dat werkgevers niet bereid zijn onder een dergelijke arbeidsvoorwaarde een arbeidsovereenkomst aan te gaan. Daartoe is immers ook vereist dat [eiseres] openheid van zaken geeft, waarvan gezegd kan worden dat het niet onaannemelijk is dat het gevolg zal zijn dat [eiseres] überhaupt niet wordt aangenomen.
hypothetische situatie zonder ongeval
2.13. In het kader van de hypothetische situatie zonder ongeval is van belang het standpunt van [eiseres] dat haar carrière c.q. loopbaanontwikkeling zonder ongeval niet zou zijn gestopt bij haar huidige functie of een daarmee vergelijkbare functie. [eiseres] stelt rekeninghoudend daarmee niet dat zij zonder ongeval € 130.000,- per jaar exclusief emolumenten zou hebben verdiend, maar zij acht een salaris van € 84.500,- exclusief opties, winstregelingen, bonus, auto, telefoon en pc van de zaak gezien haar opleiding, ambitie, werklust, persoonlijkheid, communicatieve vaardigheden en eerdere aanbiedingen plausibel en volgens [eiseres] voldoet dit aan norm van de redelijke toekomstverwachting.
2.14. Fortis ASR is van mening dat het rekening houdend met goede en kwade kansen te ver gaat om in dit kader telkens tot uitgangspunt te nemen het maximale bedrag dat [eiseres] volgens de arbeidsdeskundige zou kunnen hebben verdienen. Volgens haar bestaat er geen enkele aanleiding te veronderstellen dat juist [eiseres] tot die maximale hoogte zou zijn gestegen, ook niet in het licht van de op dit punt relevante jurisprudentie van de Hoge Raad.
2.15. Bij de beoordeling van dit geschilpunt hanteert de rechtbank, zoals zij hiervoor onder rechtsoverweging 2.8. reeds in zijn algemeenheid heeft aangegeven, op basis van vaste jurisprudentie de maatstaf dat het moet gaan om een redelijke verwachting omtrent de toekomstige ontwikkelingen. Daarbij geldt tevens dat aan een benadeelde die blijvende letselschade heeft opgelopen, geen strenge eisen mogen worden gesteld met betrekking tot het te leveren bewijs van schade wegens het derven van arbeidsinkomsten die de benadeelde in de toekomst zou hebben genoten in de hypothetische situatie dat het ongeval niet zou hebben plaatsgehad; het is immers de aansprakelijke veroorzaker van het ongeval die aan de benadeelde de mogelijkheid heeft ontnomen om zekerheid te verschaffen omtrent hetgeen in die hypothetische situatie zou zijn geschied.
Uit het deskundigenbericht volgt dat [eiseres] volgens de arbeidsdeskundige ambitieus is, graag zonder beperkingen zou werken in haar vak, carrière zou willen maken en zich nog verder zou willen scholen. De arbeidsdeskundige is van mening dat [eiseres] imponeert als persoonlijkheid en voorts dat zij een representatieve vrouw is, die sterk communiceert. De arbeidsdeskundige baseert dit niet alleen op het gesprek dat zij had met [eiseres], maar ook op het feit dat het [eiseres] lukt om aan het werk te blijven, ook in deeltijd. Op basis van deze omstandigheden en het feit dat [eiseres] een HEAO-opleiding heeft gevolgd, komt de rechtbank tot de conclusie dat een redelijke kans bestaat dat [eiseres] carrière niet op het huidige niveau zou zijn geëindigd, maar dat zij verder had kunnen groeien richting een leidinggevende functie of die van specialist. De rechtbank baseert dit mede op de laatste alinea van pagina 13 van het deskundigenbericht, waar de gemiddelde carrière van een goed getalenteerde afgestudeerde HEAO-er communicatie met veel ambitie staat beschreven. Voor het salaris dat [eiseres] in dat geval had kunnen verdienen zoekt de rechtbank aansluiting bij de tabel zoals de arbeidsdeskundige die heeft opgenomen op pagina 20 van de rapportage. De rechtbank is van oordeel dat, nu [eiseres] uitgaat van het gemiddelde van de range in de markt met betrekking tot de functie van hoofd communicatie, manager of specialist/topper, en dus niet van het maximale zoals Fortis ASR aanvoert, dit de toets van de redelijkheid kan doorstaan. Ten aanzien van het hypothetisch inkomen zonder ongeval heeft als uitgangspunt te gelden een bedrag van € 84.500,- exclusief emolumenten. Dergelijke extra’s dienen derhalve in beginsel in de uiteindelijke schadeberekening te worden meegenomen. De rechtbank zal de zaak naar de rol verwijzen teneinde [eiseres] in de gelegenheid te stellen een standpunt in te nemen ten aanzien van deze emolumenten, zoveel mogelijk geadstrueerd door schriftelijke bescheiden. De rechtbank denkt daarbij aan het concretiseren van de emolumenten die in dergelijke functies gebruikelijk zijn c.q. in het merendeel van de gevallen voorkomen en daaraan gekoppeld de in aanmerking te nemen waarde ervan. Vanzelfsprekend kan Fortis ASR daarop bij antwoordakte reageren.
2.16. De arbeidsdeskundige komt op dit punt tot de conclusie dat er als gevolg van het ongeval een (toegenomen) huishoudelijke hulpbehoefte van 1,5 uur per week bestaat. Naar aanleiding van dit oordeel heeft [eiseres] haar vordering bij conclusie na deskundigenbericht verminderd tot een bedrag van € 16.591,03 (te vermeerderen met de wettelijke rente). Nu ook Fortis ASR op dit punt geen, althans niet langer (inhoudelijk) verweer voert, zal rechtbank dit onderdeel van de vordering in hoofdsom - bij eindvonnis - toewijzen. Voor de over de schadepost huishoudelijke hulp gevorderde wettelijke rente verwijst de rechtbank naar rechtsoverweging 2.24.
2.17. [eiseres] bestrijdt de bevindingen van de arbeidsdeskundige met betrekking tot de schadepost zelfdoecapaciteit. [eiseres] stelt dat zij zonder ongeval zelf zou verven, witten, behangen, verhuizen en dergelijke, althans dat zij daar hard aan zou meewerken. [eiseres] stelt in dit kader dat zij dergelijke werkzaamheden voor het ongeval ook deed, bij haar ouders en bij vrienden/vriendinnen. [eiseres] vindt het dan ook onbillijk om deze schadecomponent voor haar rekening te laten komen.
Fortis ASR heeft, ondanks dat de arbeidsdeskundige de mening is toegedaan dat [eiseres] op dit punt geen schade lijdt, terzake van zelfdoecapaciteit een post van € 1.947,- in haar berekening meegenomen.
2.18. De rechtbank is van oordeel dat voor wat betreft de schadepost zelfdoecapaciteit het deskundigenbericht als uitgangspunt moet dienen. Zoals de rechtbank hiervoor onder punt 2.4. heeft weergegeven is de arbeidsdeskundige op dit punt van mening dat [eiseres] voor de grote klussen in en om het huis zoals schilderen en behangen, hulp had ingehuurd en dat niet zelf had gedaan. Deze redenering van de arbeidsdeskundige komt de rechtbank niet onlogisch of ongebruikelijk voor, in aanmerking genomen de ambitie die [eiseres] drijft zoals de arbeidsdeskundige die heeft beschreven. Dit onderdeel van de vordering zal derhalve - bij eindvonnis - worden afgewezen.
2.19. Aan immateriële schade heeft Fortis ASR aan [eiseres] reeds een bedrag van € 13.613,40 voldaan. [eiseres] vordert tevens wettelijke rente over voormeld bedrag. Vooruitlopend op hetgeen de rechtbank hierna onder punt 2.24. overweegt, geldt ten aanzien van wettelijke rente over immateriële schadevergoeding dat dit verschuldigd en toewijsbaar is vanaf de datum van het ongeval, derhalve vanaf 8 mei 1994.
* Kosten geneeskundige of paramedische behandeling, reiskosten, porti, telefoon etc.
2.20. [eiseres] vordert ook vergoeding van de kosten van geneeskundige of paramedische behandeling, reiskosten, porti, telefoon en dergelijke. [eiseres] stelt dat de kosten tot en met 8 februari 2002 € 3.600,12 bedragen en de kosten over de periode vanaf 8 februari 2002 tot en met 31 december 2004 € 22.702,81. Nadien zijn de kosten vanzelfsprekend verder opgelopen, aldus [eiseres]. Volgens [eiseres] heeft Fortis ASR aan de hand van de schadestaat van 2 juni 2005 die zij als productie 6 bij dagvaarding heeft overgelegd een deel van deze kosten erkend en bevoorschot.
Bij conclusie van antwoord voert Fortis ASR aan dat [eiseres] deze post nader dient in te vullen en cijfermatig in haar vordering dient op te nemen alsmede alle bewijsstukken dienaangaande in het geding te brengen, voordat zij daartegen verweer kan voeren.
2.21. De rechtbank zal [eiseres] bij de hiervoor genoemde aktewisseling tevens in de gelegenheid te stellen haar vordering op dit punt te onderbouwen door een en ander te adstrueren door middel van schriftelijke bescheiden, teneinde Fortis ASR in de gelegenheid te stellen haar verweer te formuleren. De rechtbank verzoekt [eiseres] in dat kader de onderhavige schadepost nader te concretiseren en de noodzaak van de behandelingen aan te tonen, een en ander met inachtneming van hetgeen de rechtbank hierna onder punt 2.22. overweegt.
2.22. Bij de beoordeling van dit geschilpunt zal vervolgens de volgende maatstaf als uitgangspunt dienen. De vergoedingsplicht voor medische kosten is niet beperkt tot behandelingen door officieel erkende medische en paramedische hulpverleners, maar omvat ook alternatieve geneeswijzen die in Nederland min of meer gangbaar zijn. Daarvan kan in ieder geval worden gesproken indien de kosten door een of meer ziektekostenverzekeraars worden vergoed en/of indien artsen patiënten naar dergelijke alternatieve behandelaars verwijzen. Kosten van niet gangbare geneeswijzen komen alleen voor vergoeding in aanmerking indien het nut van de behandeling kan worden geobjectiveerd door bijvoorbeeld een verklaring van een arts. Daarnaast geldt dat het om voor vergoeding in aanmerking te komen niet is vereist dat komt vast te staan dat de behandelingen medisch noodzakelijk zijn. Kosten van behandelingen komen voor vergoeding in aanmerking, indien de behandeling een heilzame bijdrage levert aan het genezingsproces, leidt tot vermindering van klachten of bijdraagt aan het behoud van een zo goed mogelijke lichamelijke toestand. Beslissend is, volgens vaste jurisprudentie, dan ook of de betrokkene in de gegeven omstandigheden - waaronder begrepen zijn persoonlijke omstandigheden - redelijk handelde door de desbetreffende behandeling te ondergaan en verder of de kosten daarvan naar hun omvang redelijk zijn. In dergelijke gevallen mogen dus geen al te zware eisen worden gesteld aan de op het slachtoffer, in dit geval [eiseres], rustende bewijslast van het nut van de behandeling.
* Buitengerechtelijke kosten
2.23. [eiseres] vordert op grond van artikel 6:96 BW tevens vergoeding van buitengerechtelijke kosten ad € 5.674,59, zijnde het bedrag dat haar belangenbehartiger Korevaar Van Dijk Letselschade-experts (hierna: Korevaar) bij [eiseres] in rekening heeft gebracht en waarvoor [eiseres] geen vergoeding heeft verkregen via haar rechtsbijstandverzekering. Fortis ASR betwist de verschuldigdheid van deze kosten en stelt dat deze kosten niet als redelijk kunnen worden beschouwd in de zin van artikel 6:96 BW. Weliswaar heeft enkele malen overleg plaatsgevonden met Korevaar, maar dat heeft niet tot een doorbraak geleid. Bovendien heeft [eiseres] in die periode “ook” haar medewerking geweigerd, aldus Fortis ASR. Fortis ASR concludeert dat het volledig overbodige kosten betreft. Bij conclusie na deskundigenbericht heeft [eiseres] haar vordering naar aanleiding van voormeld verweer van Fortis ASR nader toegelicht. Omdat Fortis ASR daarop in haar conclusie van antwoord na deskundigenbericht niet ingaat, en daarmee dus dit deel van de vordering niet langer weerspreekt, zal de rechtbank een en ander toewijzen als gevorderd. De post buitengerechtelijke kosten zijn immers het (rechtstreekse) gevolg van het ongeval waarop in casu de schadevergoedingsvordering van [eiseres] is gebaseerd.
2.24. [eiseres] heeft over de schadeposten verlies aan verdienvermogen, huishoudelijke hulp, zelfdoecapaciteit, smartengeld, alsmede de schadepost buitengerechtelijke kosten een vergoeding van wettelijke rente gevorderd. Bij de beoordeling hiervan hanteert de rechtbank als uitgangspunt dat wettelijke rente over schade uit hoofde van onrechtmatig handelen verschuldigd is vanaf het moment dat de schade is ontstaan. Volgens vaste jurisprudentie betekent dat voor de immateriële schade dat de wettelijke rente over die schade verschuldigd is vanaf het moment van het ongeval (zie rechtsoverweging 2.19.), voor geleden schade vanaf het moment dat de desbetreffende schade is ontstaan terwijl voor de gekapitaliseerde toekomstschade de wettelijke rente verschuldigd is vanaf de kapitalisatiedatum. Over niet gekapitaliseerde toekomstschade is geen wettelijke rente verschuldigd. De rechtbank zal - bij eindvonnis - derhalve dienovereenkomstig beslissen.
2.25. Partijen zijn het er over eens dat het door Fortis ASR aan [eiseres] uitgekeerde voorschotten ten bedrage van € 61.412,99 in mindering strekken op de totale schadevergoeding.
2.26. Teneinde ten slotte de schadeomvang te bepalen acht de rechtbank vooralsnog een schadeberekening door een rekenbureau noodzakelijk. Alvorens daartoe evenwel over te gaan, zal de rechtbank, zoals zij hiervoor heeft overwogen, de zaak naar de rol verwijzen voor aktewisseling. Indien in het vervolg van deze procedure blijkt dat een onderzoek door een deskundige dient plaats te vinden, dienen naast de (in dit vonnis besproken) uitgangspunten voor een dergelijke schadeberekening, tevens vast te staan zaken als de looptijd van schadeposten, mogelijke fiscale aspecten, pensioenschade, pensioenleeftijd, de kapitalisatiedatum, sterftekanscorrectie en rekenrente. De rechtbank verzoekt partijen dan ook om zich over voormelde onderwerpen bij akte uit te laten. Voorts wordt partijen verzocht zich uit te laten over de aan de deskundigheid van de te benoemen deskundige te stellen eisen en aan de deskundige te stellen vragen. Ook kunnen partijen personen voorstellen, doch alleen indien daarover overeenstemming bestaat. Voorts kunnen partijen zich uitlaten over de aan de deskundige(n) te stellen vragen. Aan [eiseres] wordt met het oog op een eventueel deskundigenonderzoek ten slotte verzocht bij akte schriftelijke stukken in het geding te brengen, voor zover deze nog niet zijn overgelegd, waaruit ten behoeve van de feitelijke inkomenssituatie kan worden opgemaakt welk inkomen [eiseres] heeft verworven vanaf het ongeval tot heden.
2.27. In verband met de rolverwijzing houdt de rechtbank iedere (verdere) beslissing aan.
3. De beslissing
De rechtbank
3.1. bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 10 december 2008 voor het nemen van een akte, eerst door [eiseres], vervolgens door Fortis ASR over hetgeen is vermeld onder rechtsoverweging 2.15., 2.21. en 2.26.,
3.2. houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.W.M. de Wolf en in het openbaar uitgesproken op 12 november 2008.