ECLI:NL:RBUTR:2008:BF3695

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
29 september 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/981, 07/982 en 07/983
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke geschillen over ontruiming en sloop van een voormalig politiebureau

In deze zaak hebben eisers, bewoners van een voormalig politiebureau te Wijk bij Duurstede, beroep ingesteld tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Wijk bij Duurstede. Dit besluit, genomen op 5 maart 2007, verklaarde het bezwaar van eisers tegen een eerdere aanschrijving van 15 februari 2006 ongegrond. De aanschrijving had betrekking op de ontruiming van het pand, dat niet voldeed aan de eisen van het Bouwbesluit en de Bouwverordening. De rechtbank heeft de beroepen behandeld in zittingen op 16 januari en 16 september 2008, waarbij eisers in persoon verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde, en de gemeente vertegenwoordigd was door verschillende ambtenaren.

De rechtbank heeft overwogen dat de ontruiming en sloop van het pand inmiddels onomkeerbaar zijn, waardoor eisers geen procesbelang meer hebben. De rechtbank concludeert dat er geen causaal verband bestaat tussen de gestelde schade van eisers en het besluit van de gemeente. De schade die eisers claimen, is volgens hen zelf het gevolg van de wijze waarop de gemeente de ontruiming heeft uitgevoerd, en niet van het besluit zelf. De rechtbank heeft daarom de beroepen niet-ontvankelijk verklaard, omdat eisers niet konden aantonen dat zij schade hebben geleden die voor vergoeding in aanmerking komt.

De rechtbank heeft verder opgemerkt dat eventuele schadevergoeding als gevolg van onrechtmatig handelen van de gemeente in verband met de ontruiming uitsluitend door de burgerlijke rechter kan worden beoordeeld. De uitspraak is gedaan door de meervoudige kamer van de rechtbank Utrecht op 29 september 2008, onder leiding van voorzitter mr. H.J.H. van Meegen, en de leden mr. B.J. van Ettekoven en mr. J.M. Willems. De griffier was E. Heemsbergen. Tegen deze uitspraak staat binnen zes weken hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector bestuursrecht
zaaknummer: 07/981, 07/982 en 07/983
uitspraak van de meervoudige kamer d.d. 29 september 2008
inzake
[eisers],
wonende te [woonplaatsen],
eisers,
tegen
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Wijk bij Duurstede,
verweerder.
Inleiding
1.1 Eisers hebben elk beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 5 maart 2007, waarbij verweerder het bezwaar van eisers tegen het besluit van 15 februari 2006 ongegrond heeft verklaard. Bij laatstgenoemd besluit, toegezonden aan de gemeente, is de ontruiming gelast van het voormalige politiebureau Zandweg 15c te Wijk bij Duurstede (hierna te noemen: het pand).
1.2 De beroepen zijn behandeld ter zitting van de enkelvoudige kamer van 16 januari 2008, waar eisers in persoon zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde mr. M.C. Vermeul, advocaat te Utrecht. Namens verweerder zijn verschenen O. Claasen, P.F.M. Oostveen en W.K. de Groot.
1.3 Vervolgens is het onderzoek heropend en ter behandeling doorverwezen naar een meervoudige kamer.
1.4 De beroepen zijn daarna behandeld ter zitting van de meervoudige kamer van 16 september 2008, waar eisers wederom in persoon zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Namens verweerder zijn verschenen A. Kabaktepe, P.F.M. Oostveen en W.K. de Groot.
Overwegingen
2.1 Op 15 februari 2006 heeft verweerder de gemeente Wijk bij Duurstede in haar hoedanigheid van eigenaar van het pand aangeschreven. Bij een controle van het pand zou zijn geconstateerd dat niet wordt voldaan aan eisen gesteld in het Bouwbesluit en de Bouwverordening. De gemeente is als eigenaar in de gelegenheid gesteld om binnen één uur na overhandiging van die aanschrijving aan de gebruikers, het gebruik van het pand te (doen) staken en gestaakt te houden totdat aan de aanschrijving is voldaan. Daarbij is bestuursdwang aangezegd voor het geval geen gevolg wordt gegeven aan de aanschrijving. Vervolgens hebben vertegenwoordigers van de gemeente het pand bezocht. Naar aanleiding daarvan hebben de gebruikers van het pand, waaronder eisers, op 15 februari 2006 het pand verlaten. Op 17 februari 2006 hebben zij het pand weer betrokken, waarna op 20 februari 2006 ontruiming met behulp van de politie heeft plaatsgevonden. Vervolgens is het pand gesloopt.
2.2 Ambtshalve dient de rechtbank te beoordelen of eisers ontvankelijk zijn in hun beroepen. Naar het oordeel van de rechtbank is dat niet het geval. Daartoe wordt het volgende overwogen.
2.3 Inmiddels heeft ontruiming en sloop van het pand plaatsgevonden. De situatie is in zoverre onomkeerbaar. Met de onderhavige beroepen bij de rechtbank kan niet meer worden bereikt dat die handelingen worden voorkomen of beëindigd. Procesbelang kan echter toch worden aangenomen indien tot op zekere hoogte aannemelijk wordt gemaakt dat als gevolg van het bestreden besluit daadwerkelijk schade is geleden die voor vergoeding in aanmerking zou kunnen komen. Daaraan wordt niet voldaan als het vereiste causaal verband tussen de gestelde schade en het beweerdelijke schadeveroorzakende besluit evident ontbreekt. Een dergelijk situatie doet zich hier voor. Naar het oordeel van de rechtbank is niet aannemelijk geworden dat sprake is van causaal verband tussen de gestelde schade en het beweerdelijke schadeveroorzakende besluit. De gestelde schade is immers ook volgens eisers zelf het gevolg van de rol van de gemeente bij de wijze van uitvoering van het feitelijke vertrek uit het pand op 15 februari 2006 en de feitelijke ontruiming van het pand op 20 februari 2006. Eisers hebben betoogd dat de gestelde schade een gevolg is van het onzorgvuldig opladen van de container waardoor de daarin geplaatste spullen zijn verschoven en beschadigd en een onjuiste danwel onvolledige selectie van goederen voor de sloop van het pand waardoor goederen verloren zijn gegaan. Dergelijke schade staat in een te ver verwijderd verband ten opzichte van het besluit om daaraan te kunnen worden toegerekend. Voorts hebben eisers desgevraagd ter zitting bevestigd dat dezelfde schade zou zijn geleden, indien het besluit van 15 februari 2006 voor rechtmatig moet worden gehouden.
2.4 Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen dienen de beroepen niet-ontvankelijk verklaard te worden wegens het ontbreken van procesbelang. Aan een bespreking van de juistheid van het besluit komt de rechtbank dan ook niet toe. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
2.5 Ter voorlichting van eisers wordt nog opgemerkt dat schadevergoeding als gevolg van beweerdelijk onrechtmatig feitelijk handelen door of namens de gemeente bij of in verband met de ontruiming uitsluitend ter beoordeling van de burgerlijke rechter staat.
De rechtbank beslist als volgt.
Beslissing
De rechtbank Utrecht,
recht doende,
verklaart de beroepen niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. H.J.H. van Meegen, als voorzitter van de meervoudige kamer, en mr. B.J. van Ettekoven en mr. J.M. Willems, als leden, en in het openbaar uitgesproken op 29 september 2008.
De griffier: De voorzitter:
E. Heemsbergen mr. H.J.H. van Meegen
De griffier is verhinderd om
deze uitspraak te ondertekenen.
Afschrift verzonden op:
Tegen deze uitspraak staat, binnen zes weken na de dag van verzending hiervan, voor belanghebbenden hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag.