RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
Parketnummer(s): 16/602669-07
Datum uitspraak: 29 september 2008
Vonnis van de meervoudige kamer voor strafzaken op tegenspraak
gewezen in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1994] te [geboorteplaats],
wonende te [adres].
Raadsman: mr. B.M.E. Drykoningen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 15 september 2008.
Aan de verdachte is ten laste gelegd wat in de dagvaarding is omschreven.
Op vordering van de officier van justitie is wijziging van de onder 5 en 6 ten laste gelegde feiten ter terechtzitting toegestaan.
Na de wijziging van de tenlastelegging is aan verdachte ten laste gelegd, dat
hij op of omstreeks 10 juli 2007 te Utrecht, althans in het arrondissement
Utrecht, tezamen en vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met
het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in / uit een personenauto (merk
BMW, kleur blauw) heeft weggenomen een laptop (met daarin gegraveerd [code]),
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de Politie Regio
Utrecht, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en zijn
mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de
plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en / of de / het weg te nemen
goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak
op en/of verbreking van een ruit van die auto, immers heeft hij, verdachte,
met zijn rechterhand (met daarin een boortje) een slaande beweging gemaakt in
de richting van de ruit van het (bestuurders)portier van die personenauto en
heeft hij, verdachte (vervolgens) nadat de ruit hierdoor was versplinterd/
verbroken, (via het onstane gat) een laptoptas en/of een laptop weggenomen;
hij op of omstreeks 13 juli 2007 te Utrecht, althans in het arrondissement
Utrecht, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in / uit een
personenauto (merk Opel, type Vectra) heeft weggenomen een fotocamera en/of
een damestas en/of een MP3-speler, in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan de Politie Regio Utrecht (district Marco Polo), in elk geval
aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang
tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en / of de / het weg te nemen
goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak op en/of
verbreking van een ruit van die personenauto, immers heeft hij, verdachte,
twee keer met een steen tegen/door die ruit gegooid;
hij op of omstreeks 06 juli 2007 te Utrecht, althans in het arrondissement
Utrecht, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk een bromscooter (merk Piaggio, kleur zwart, kenteken [kenteken])),
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer A], in
elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welk(e) goed(eren) verdachte en/of zijn mededader(s) anders dan door misdrijf,
te weten voor het maken van een (proef)rit, onder zich had(den),
wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
(16/512248-07)
hij op of omstreeks 04 mei 2007 te Utrecht, althans in het arrondissement
Utrecht, opzettelijk beledigend (een) ambtena(a)r(en), te weten [slachtoffer B],
gedurende en / of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening,
hoofdagent van politie in diens / dier tegenwoordigheid mondeling heeft
toegevoegd de woorden "Kankerlijer", althans woorden van gelijke beledigende
aard en / of strekking;
5.
(16/512503-07)
hij in of omstreeks de periode van 17 juli 2007 tot en met 19 juli 2007 te
Zeist opzettelijk en wederrechtelijk cel nummer 0006 in gebouw Utrechtseweg
141 aldaar , in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
politie regio Utrecht, district Binnensticht, in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte, heeft vernield en / of beschadigd en / of
onbruikbaar gemaakt, door toen aldaar opzettelijk en wederrechtelijk de muren
en/of de brits en/of de tafel van die cel met een pen of stift, althans een
voorwerp, te bekladden met teksten;
6.
(16/602639-07)
hij op of omstreeks 13 juni 2007 te Utrecht, althans in Nederland, tezamen en
in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening in / uit een auto (merk Ford) heeft weggenomen
een navigatiesysteem (merk Tomtom), in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer C], in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en / of zijn mededader(s), waarbij verdachte en / of zijn
mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft / hebben
verschaft en / of de / het weg te nemen goed(eren) onder zijn / hun bereik
heeft / hebben gebracht door (met een breekwerktuig) een (portier)ruit van die
auto in te slaan;
Niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen aan verdachte onder 3 ten laste gelegd.
De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De rechtbank kan uit het bewijsmateriaal niet afleiden dat verdachte de verduistering van de bromfiets in nauwe en bewuste samenwerking met zijn broer heeft gepland en/of uitgevoerd.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1, 2, 4, 5, en 6 ten laste gelegde feiten heeft begaan op de wijze zoals hierna is vermeld, namelijk dat
hij op 10 juli 2007 te Utrecht, tezamen en vereniging met een ander, met
het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een personenauto (merk
BMW, kleur blauw) heeft weggenomen een laptop (met daarin gegraveerd [code]),
toebehorende aan de Politie Regio Utrecht, waarbij verdachte en zijn mededader het weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak
op een ruit van die auto, immers heeft hij, verdachte, met zijn rechterhand (met daarin een boortje) een slaande beweging gemaakt in de richting van de ruit van het (bestuurders)portier van die personenauto en heeft hij, verdachte (vervolgens) nadat de ruit hierdoor was versplinterd/verbroken, via het onstane gat een laptop weggenomen.
hij op 13 juli 2007 te Utrecht, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een
personenauto (merk Opel, type Vectra) heeft weggenomen een fotocamera en
een damestas en een MP3-speler, toebehorende aan de Politie Regio Utrecht (district Marco Polo), waarbij verdachte de weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak op een ruit van die personenauto, immers heeft hij, verdachte,
twee keer met een steen tegen/door die ruit gegooid.
(16/512248-07)
hij op 04 mei 2007 te Utrecht, opzettelijk beledigend een ambtenaar, te weten [hoofdagent],
gedurende en ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening als hoofdagent van politie, in diens tegenwoordigheid mondeling heeft
toegevoegd het woord "Kankerlijer”.
5.
(16/512503-07)
hij in de periode van 17 juli 2007 tot en met 19 juli 2007 te
Zeist opzettelijk en wederrechtelijk cel nummer 0006 in gebouw Utrechtseweg
141 aldaar , toebehorende aan politie regio Utrecht, district Binnensticht, heeft beschadigd, door toen aldaar opzettelijk en wederrechtelijk de muren en de brits en de tafel van die cel met een pen of stift, te bekladden met teksten;
6.
(16/602639-07)
hij op 13 juni 2007 te Utrecht, tezamen en
in vereniging met een ander, met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening uit een auto (merk Ford) heeft weggenomen
een navigatiesysteem (merk Tomtom),
toebehorende aan een ander of anderen dan verdachte en/of zijn mededader,
waarbij verdachte en zijn mededader het weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door een (portier)ruit van die
auto in te slaan;
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1, 2, 4, 5 en 6 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt:
Ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde:
Namens de Politie Regio Utrecht is aangifte gedaan van diefstal uit een projectauto van het merk BMW, kleur blauw. Hieruit is op 10 juli 2007 aan de Vleutenseweg te Utrecht, een laptop ontvreemd. Aan de achterzijde van die laptop is [code] gegraveerd. De auto was in gebruik bij de regiopolitie Utrecht in het kader van het project “Boobytrap”.
De verdachte heeft ontkend dit feit te hebben begaan.
Door [agent] en [brigadier], resp. agent en brigadier van politie, is verklaard dat zij op 10 juli 2007 een zogenoemde projectauto hebben geparkeerd op de Vleutenseweg te Utrecht. Zij hadden een goed zicht op het voertuig. Zij zagen dat er over de Vleutensweg een jongen aan kwam fietsen. Later herkenden zij deze persoon als de hun ambtshalve bekende [verdachte]. Zij zagen dat [verdachte], terwijl hij de projectauto passeerde, in de projectauto keek.
Later op die avond zien zij [verdachte] samen met een onbekende jongen in de nabijheid van de projectauto. Zij zagen dat de onbekende jongen naar de projectauto liep en dat hij in de projectauto en om zich heen keek.
Weer later zagen zij dat [verdachte] weer terug liep naar de projectauto. Zij zagen dat hij de projectauto passeerde en dat hij de mouw van zijn jack over zijn hand hield. Zij zagen dat hij met beide handen een boortje of zoiets vast had. Verbalisant [brigadier] zag dat [verdachte] naar de onbekende jongen keek, die enkele meters verderop op een scooter zat.
Even later zagen zij dat [verdachte] naar de projectauto rende. Zij zagen dat [verdachte] met zijn rechterhand een slaande beweging maakte in de richting van de ruit van het bestuurdersportier van de projectauto. Zij zagen dat de ruit versplinterde. Zij zagen dat [verdachte] met zijn bovenlichaam door het ontstane gat, de auto in boog en dat hij een laptoptas met daarin een laptop uit de auto wegnam. Zij zagen dat [verdachte] hieropvolgend wegrende in de richting waar de onbekende jongen stond.
Van het plegen van dit feit zijn door de politie beeldopnamen gemaakt. Deze beeldopnamen zijn bekeken door [hoofdagent], hoofdagent van politie. Hij heeft hierover verklaard, dat hij op de beelden een jongen zag die trachtte een scooter te starten. Hij herkende deze jongen op dat moment direct voor 100% als zijnde de hem ambtshalve bekende [verdachte], geboren op [1994]. Tijdens zijn werkzaamheden was hij meerdere keren in aanraking geweest met [verdachte] .
Ter terechtzitting heeft de rechtbank een foto bekeken waarop verdachte zou zijn afgebeeld. Deze foto maakt deel uit van een serie foto’s waarop het plegen van het feit is vastgelegd. Hoewel verdachte ter terechtzitting heeft verklaard dat hij niet de op foto 1 afgebeelde persoon is, ziet de rechtbank op die foto een persoon die naar haar oordeel een zo grote gelijkenis vertoont met de ter terechtzitting aanwezige verdachte dat er nauwelijks ruimte is voor enige twijfel.
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte dit feit heeft begaan.
Ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde:
Namens de politie regio Utrecht, district Marco Polo, is aangifte gedaan van diefstal uit een auto, gepleegd op de Vleutenseweg te Utrecht op 13 juli 2007. Het betreft een politieauto van het merk Opel, type Vectra. Uit deze auto zijn weggenomen: een fotocamera, een damestas en een MP3-speler.
[hoofdagent], hoofdagent van politie heeft verklaard dat door hem op 13 juli 2007 een projectauto is geplaatst op de Vleutenseweg te Utrecht. In de projectauto lagen een camera, een MP3-speler en een damestas.
De verdachte heeft ter terechtzitting erkend dat hij dit feit pleegde.
Ter zake van het onder 4 bewezenverklaarde:
[slachtoffer B] hoofdagent van politie, heeft verklaard dat hij op 4 mei 2007 hoorde dat een collega twee personen staande hield in Utrecht. Hij is daar naar toe gereden en zag onder meer de hem ambtshalve bekende [verdachte]. [slachtoffer B] hoorde dat [verdachte] riep dat hij zijn advocaat ging bellen en dat hij zijn mobiele telefoon uit zijn broekzak pakte. Hij zag vervolgens dat [verdachte] in zijn richting liep en hem passeerde. De afstand was minder dan één meter. [slachtoffer B] hoorde en zag vervolgens dat [verdachte] zachtjes het woord “kankerlijer” in zijn richting riep. Hij zag en hoorde dat dit woord kennelijk opzettelijk in zijn richting en voor hem bestemd werd gesproken. [slachtoffer B] voelde zich hierdoor beledigd.
Verdachte heeft ter terechtzitting erkend dat hij het woord “kankerlijer” heeft gebruikt, terwijl hij zich in de nabijheid van [slachtoffer B] bevond, maar dat hij dat woord niet richting [slachtoffer B] gebruikte. Hij zou boos zijn geweest op degene die hij aan de telefoon had en zou dit woord aan die persoon hebben toegevoegd en niet aan [slachtoffer B].
De rechtbank acht deze lezing van verdachte onaannemelijk, nu uit de ambtsedige verklaring van [slachtoffer B] zonneklaar blijkt dat het beledigende woord in diens richting werd uitgesproken.
De rechtbank acht dit feit dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Ter zake van het onder 5 bewezenverklaarde:
[Getuige A] heeft verklaard dat hij op 17 juli 2007 als beveiliger/arrestantenverzorger werkzaam was in het bureau van politie te Zeist. Hij verklaart dat er op die dag een arrestant binnenkwam en dat hij zich goed kan herinneren dat deze arrestant [verdachte] was genaamd. Hij sloot [verdachte] in in cel 0006 van het cellenblok. Alvorens hij [verdachte] insloot heeft hij gezien dat deze cel geheel schoon was en niet voorzien was van muurschilderingen.
Verder heeft [getuige A] verklaard, dat hij de cel op 18 juli 2007 opende en dat [verdachte] [verdachte] zich daarin bevond. Hij zag toen dat de cel geheel was ondergekladderd met verschillende teksten. Voorts heeft [getuige A] verklaard, dat vanaf het moment dat arrestant [verdachte] in de cel werd geplaatst tot het moment dat hij op 19 juli 2007 werd overgeplaatst, er niemand anders in de cel 0006 is geweest.
Uit de verklaring van [getuige B] blijkt dat de teksten waren aangebracht op de muren van de cel en op de in de cel staande brits en tafel.
Verdachte heeft ontkend dit feit te hebben gepleegd.
De rechtbank heeft ter terechtzitting een tweetal foto’s bekeken. Op de ene foto heeft de rechtbank waargenomen dat in de cel tweemaal het woord “Lombok” is geschreven .
Op de andere foto, eveneens gemaakt in een cel waar verdachte verbleef , heeft de rechtbank waargenomen dat het woord “’Mama” in een deur is gekrast . Verdachte heeft tegenover de politie erkend dat hij het laatstgenoemde woord inderdaad in de deur heeft gekrast . Bij vergelijking van beide foto’s ziet de rechtbank een opmerkelijke overeenkomst in de opvallende schrijfwijze van de letter “M” in beide woorden. Deze letters zijn geschreven als een soort “harkje”.
Op grond van het vorenstaande acht de rechtbank dit feit wettig en overtuigend bewezen.
Ter zake van het onder 6 bewezenverklaarde:
Door [aangever] is aangifte gedaan van diefstal uit een auto, merk Ford, type Escort, kleur donkerpaars, gepleegd op 13 juni 2007. De auto stond op de Ina Boudier Bakkerlaan te Utrecht. Bij terugkomst bij de auto zag hij dat de ruit van het rechterportier was ingeslagen. Hij keek in de auto en zag dat zijn navigatiesysteem van het merk Tom Tom was weggenomen.
Onder de aangifte staat als benadeelde vermeld [slachtoffer C].
Verdachte heeft ontkend dit feit te hebben begaan.
Verdachte heeft verklaard, dat hij op 13 juni 2007 met drie anderen naar een supermarkt liep en dat twee van de jongens op een gegeven moment terugliepen en dat hij zag dat één van de jongens een steen van de grond raapte. Aangezien hij er niets mee te maken wilde hebben is hij volgens zijn zeggen hard doorgelopen. Even later hoorde hij een harde knal.
Een bewoner die vanuit zijn flat getuige was van de diefstal heeft verklaard, dat hij op 13 juni 2007 4 jongens zag lopen over de Ina Boudier Bakkerlaan. De jongens hoorden duidelijk bij elkaar. Hij zag dat het drie jongens waren met een Marokkaans uiterlijk en één Nederlandse jongen. Hij zag dat de vier jongens tussen de auto’s liepen. Hij zag vervolgens dat één van de jongens een baksteen pakte en dat dit niet de Nederlandse jongen was. Vervolgens zag hij dat de jongen met een baksteen een ruit aan de passagierszijde van een donkerkleurige personenauto insloeg.
[medeverdachte D], [medeverdachte E] en [medeverdachte F] hebben allen verklaard, dat zij samen met verdachte naar de supermarkt liepen. Hun verklaringen lopen uiteen op het punt wie er in directe zin bij de inbraak in de auto betrokken is geweest.
[medeverdachte D] heeft verklaard dat hij zag dat [verdachte] en nog een andere Marokkaanse jongen hard over het grasveld liepen. Hij zag dat [verdachte] een Tom-Tom in zijn hand had.
[medeverdachte F] heeft verklaard dat hij zag dat [verdachte] een steen van de grond pakte en dat [verdachte] de steen door de ruit gooide.
[medeverdachte E] heeft verklaard dat hij zag dat [verdachte] en [medeverdachte F] in de auto keken en dat hij hoorde dat de ruit van de auto kapot ging.
De rechtbank concludeert, dat de drie andere verdachten, hoewel hun verklaringen niet gelijkluidend zijn, wel steeds [verdachte] als dader van de inbraak aanwijzen en dat zij eveneens allen aangeven dat er minstens één andere persoon bij betrokken was.
Op grond van het vorenstaande acht de rechtbank ook dit feit wettig en overtuigend bewezen.
De strafbaarheid van de feiten
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1, 2, 4, 5 en 6 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1, 2, 4, 5 en 6 bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
Ter zake van het onder 1 en 6 bewezenverklaarde:
Telkens: diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde:
Diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Ter zake van het onder 4 bewezenverklaarde:
Eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende en ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.
Ter zake van het onder 5 bewezenverklaarde:
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen.
De strafbaarheid van de verdachte
Ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde heeft verdachte naar voren gebracht dat hij door een donkere man met een soort Rambomes is gedwongen om de diefstal te plegen. De man zou hem hebben bedreigd met de dood. Dit verweer kan worden gekwalificeerd als een beroep op overmacht.
Nu de rechtbank deze lezing van verdachte zeer onaannemelijk acht, mede gegeven het feit dat er in het dossier geen enkele bevestiging voor kan worden gevonden, acht zij verdere bespreking van dit verweer niet noodzakelijk.
Er is ook overigens geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Motivering van de op te leggen sanctie
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Wat betreft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ter zake van het onder 1, 2 en 6 bewezenverklaarde:
Verdachte heeft driemaal in een personenauto ingebroken en daarbij waardevolle zaken uit de auto weggenomen. In twee gevallen pleegde verdachte de feiten met een ander of anderen.
Dergelijke diefstallen uit personenauto’s bezorgen de slachtoffers daarvan veel overlast en worden om die reden in de samenleving als ergerlijk ervaren. Voorts brengen ze financiële schade toe aan de slachtoffers en/of hun verzekeraars.
Verdachte heeft op geen enkele wijze respect getoond voor de bezittingen van anderen en zich niet bekommerd om de gevolgen voor de slachtoffers.
Ter zake van het onder 4 bewezenverklaarde:
Verdachte heeft een politieagent een beledigend woord toegevoegd. Politiemensen die handelen in de uitvoering van hun functie behoren gevrijwaard te blijven van dergelijke op hun persoon gerichte krenkingen.
Ter zake van het onder 5 bewezenverklaarde:
In de politiecel waarin hij was geplaatst heeft verdachte met pen of stift een aantal teksten geschreven. Hij heeft hiermee getoond “lak” te hebben aan bezittingen van de overheid.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- de inhoud van een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 22 juli 2008, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld.
- een rapport betreffende de verdachte, van de Raad voor de Kinderbescherming, d.d. 8 september 2008, opgemaakt door M. Maas, raadsonderzoeker.
- een omtrent verdachte opgemaakt psychologisch rapport d.d. 6 augustus 2007, van drs. I. van Asselt, GZ-psycholoog, uitsluitend betrekking hebbend op feit 6, inhoudende als conclusie dat verdachte ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde feit - indien bewezen - lijdende was aan een ziekelijke stoornis en een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens, zodat verdachte enigszins verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht.
De rechtbank neemt de conclusie van deze deskundige over en maakt deze tot de hare.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat verdachte ter zake van de onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 ten laste gelegde feiten wordt veroordeeld tot -kort gezegd-:
- jeugddetentie voor de duur van 1 maand met aftrek van het voorarrest, geheel voorwaardelijk;
- een werkstraf van 120 uur, met aftrek van voorarrest.
De raadsman heeft ten aanzien van de strafoplegging naar voren gebracht dat verdachte, nadat ter zake van de onderhavige feiten een opsporingsonderzoek was gestart, ongeveer 11 maanden civielrechtelijk geplaatst is geweest in Glenn Mills, dat deze plaatsing in de beleving van verdachte mede verband hield met de toen naar voren gekomen verdenkingen en dat de plaatsing weliswaar geen strafrechtelijke was, maar dat verdachte deze plaatsing wel als een straf heeft gevoeld en zo ook kon voelen. Nu het voorts de goede kant op lijkt te gaan, in die zin dat verdachte naar school gaat en een goed contact onderhoudt met de gezinsvoogd, is de raadsman van oordeel dat geen onvoorwaardelijke straf meer moet volgen en er hoogstens nog plaats is voor een geheel voorwaardelijke straf.
De rechtbank deelt de mening van de raadsman dat het opleggen van een onvoorwaardelijke straf, in het bijzonder gelet op de langdurige plaatsing van verdachte in Glenn Mills, geen redelijk doel meer dient. Zij acht echter, met name gelet op de aard en de ernst van de feiten en de houding van verdachte ten aanzien van die feiten, een langere voorwaardelijke straf dan door de officier van justitie gevorderd, passend en geboden. Gezien het grote belang dat de rechtbank hecht aan het contact met de gezinsvoogd zal zij als bijzondere voorwaarde bij die voorwaardelijke straf opnemen dat verdachte de aanwijzingen van de gezinsvoogd zal opvolgen.
Een (onvoorwaardelijke) werkstraf voegt naar het oordeel van de rechtbank, gelet op het voorgaande, niets toe, zodat die niet zal worden opgelegd.
De toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 77a, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77gg, 266, 267, 310, 311 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank beslist als volgt:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1, 2, 4, 5 en 6 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor vermeld onder bewezenverklaring, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder 1, 2, 4, 5 en 6 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart dat het onder 1, 2, 4, 5 en 6 bewezenverklaarde strafbaar is en dat dit de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot JEUGDDETENTIE voor de duur van 3 maanden.
Bepaalt dat deze jeugddetentie niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders mocht worden gelast.
Stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren.
Bepaalt dat de tenuitvoerlegging kan worden gelast indien:
- de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
- de veroordeelde na te melden bijzondere voorwaarde niet naleeft:
- dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen van zijn gezinsvoogd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht.
Gelast de teruggave aan verdachte van:
- 2 stukken snoer (onderdelen van navigatiesystemen);
- 1 adapter, merk Playstation;
- een zaklamp, merk Philips, kleur grijs
Heft in de zaak met parketnummer 16/602639-07 het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte op.
Dit vonnis is gewezen door mr J.E. Kruijff-Bronsing, kinderrechter en mrs Z.J. Oosting en D.A.C. Koster, bijgestaan door mr. E.J. Willekers als griffier
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 29 september 2008.