ECLI:NL:RBUTR:2008:BE9143

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
11 juni 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/611453-06 0
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel na veroordeling in verband met hennepkwekerij

Op 11 juni 2008 heeft de Rechtbank Utrecht uitspraak gedaan in een zaak betreffende de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel na een veroordeling met betrekking tot een hennepkwekerij. De zaak werd behandeld door een meervoudige kamer voor strafzaken, waarbij de voorzitter P. Wagenmakers was, bijgestaan door J.M. Bruins en D.A.C. Koster. De griffier was mr. S.L.D. Marx. De verdachte, geboren in 1971, was vertegenwoordigd door zijn raadsvrouw, mr. N.J. Hos, advocaat te Amersfoort.

De vordering van de officier van justitie, gedateerd 23 april 2008, strekte tot het vaststellen van het bedrag van het wederrechtelijk verkregen voordeel, geschat op € 65.902,55, en het opleggen van de verplichting tot betaling aan de Staat. Tijdens de terechtzitting op 28 mei 2008 concludeerde de officier van justitie echter tot afwijzing van de vordering, omdat uit het dossier niet bleek dat de veroordeelde daadwerkelijk voordeel had genoten.

De rechtbank heeft de vordering beoordeeld en kwam tot de conclusie dat er onvoldoende bewijs was dat de veroordeelde voordeel had genoten uit de baten van het strafbare feit, dat bestond uit het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De rechtbank heeft daarom de vordering van de officier van justitie afgewezen. De uitspraak werd gedaan in het openbaar en mr. J.M. Bruins was buiten staat om het vonnis mede te ondertekenen.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
Parketnummer: 16/611453-06 (ontneming)
Datum uitspraak: 11 juni 2008
Vonnis van de meervoudige kamer voor strafzaken op tegenspraak gewezen op vordering van de officier van justitie op grond van artikel 36e, eerste lid, Wetboek van Strafrecht, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1971 te [geboorteplaats],
wonende te [adres].
Raadsvrouw: mr. N.J. Hos, advocaat te Amersfoort, uitdrukkelijk gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 28 mei 2008.
De vordering
De vordering van de officier van justitie d.d. 23 april 2008 strekt tot het vaststellen van het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e, lid 4, Wetboek van Strafrecht, wordt geschat en het aan de veroordeelde opleggen van de verplichting tot betaling aan de Staat van het geschatte voordeel tot een maximumbedrag van € 65.902,55.
Ter terechtzitting heeft de officier van justitie echter geconcludeerd tot afwijzing van de vordering, nu uit het dossier niet blijkt dat de veroordeelde daadwerkelijk voordeel heeft genoten.
Beoordeling van de vordering
Bij vonnis van deze rechtbank van 11 juni 2008 is de veroordeelde in zijn strafzaak veroordeeld ter zake van het navolgende strafbare feit:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een artikel 3 aanhef en onder B van de Opiumwet gegeven verbod,
gepleegd in de periode van 01 februari 2005 tot en met 27 mei 2005.
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsvrouw van de veroordeelde van oordeel dat niet is komen vast te staan dat de veroordeelde door middel van of uit de baten van genoemd strafbaar feit voordeel heeft genoten.
De vordering van de officier van justitie dient dan ook te worden afgewezen.
DE BESLISSING
De rechtbank:
Wijst de vordering van de officier van justitie tot ontneming van wederrechtelijk voordeel af.
Dit vonnis is gewezen door mrs. P. Wagenmakers, voorzitter, J.M. Bruins en D.A.C. Koster, bijgestaan door mr. S.L.D. Marx als griffier
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 11 juni 2008.
Mr. J.M. Bruins is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.