ECLI:NL:RBUTR:2008:BE9007

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
20 augustus 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/600033-08
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling meermalen gepleegd in Amersfoort

In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 20 februari 2008 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1979 op de Nederlandse Antillen, die zich schuldig had gemaakt aan mishandeling. De verdachte werd beschuldigd van het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan twee slachtoffers op 30 december 2007 in Amersfoort. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte met een glas op het hoofd van het eerste slachtoffer heeft geslagen, maar dat dit niet wettig en overtuigend kon worden bewezen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van dit feit. Ten aanzien van het tweede slachtoffer, dat door de verdachte meermalen in het gezicht was geslagen, was er wel voldoende bewijs. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich tweemaal in één nacht schuldig had gemaakt aan mishandeling, wat een inbreuk op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers betekende. De rechtbank hield rekening met de omstandigheden waaronder de feiten waren gepleegd en de eerdere veroordelingen van de verdachte voor soortgelijke feiten. De rechtbank legde een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf op van acht weken, waarvan twee weken voorwaardelijk, en bepaalde dat de verdachte een taakstraf van 50 uren moest uitvoeren in plaats van de tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf. De vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat de rechtbank oordeelde dat het slachtoffer ook een aandeel had in de vechtpartij.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
Parketnummers: 16/600033-08 en 10/703372-05 (TUL)
Datum uitspraak: 20 februari 2008
Vonnis van de meervoudige kamer voor strafzaken op tegenspraak gewezen in de zaak tegen:
[verdachte]
geboren op [geboortedatum]1979 op [geboorteplaats] (Nederlandse Antillen),
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Utrecht, locatie Wolvenplein
te Utrecht.
Raadsvrouw: mr. W.J. de Vries-Mulder, advocaat te Amersfoort.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 6 februari 2008.
De tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat
1.
Primair
hij op of omstreeks 30 december 2007 te Amersfoort, althans in het arrondissement Utrecht, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [aangever 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet (gewelddadig) met een glas (althans een dergelijk hard en / of scherp voorwerp) op / tegen het hoofd, althans op / tegen het lichaam heeft geslagen / gestompt en / of (met een duim) op /in / tegen de oogkas heeft gedrukt / gestoken, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
hij op of omstreeks 30 december 2007 te Amersfoort, althans in het arrondissement Utrecht, opzettelijk mishandelend [aangever 1], met een glas (althans een dergelijk hard en / of scherp voorwerp) op / tegen het hoofd, althans op / tegen het lichaam heeft geslagen / gestompt, waardoor voornoemde [aangever 1] letsel heeft bekomen en / of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 30 december 2007 te Amersfoort, althans in het arrondissement Utrecht, opzettelijk mishandelend [aangever 2] meermalen, althans één maal (met gebalde vuist(en)) op / tegen het hoofd / in het gezicht, althans op / tegen het lichaam heeft geslagen /gestompt, waardoor voornoemde [aangever 2] letsel heeft bekomen en / of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Vrijspraak
Niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen aan verdachte onder 1 primair is tenlastegelegd. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit het dossier weliswaar dat het slachtoffer met een glas is geslagen , maar niet dat dat aan de verdachte kan worden toegerekend. Voorts is de rechtbank van oordeel dat de verwondingen van het slachtoffer er niet op wijzen dat iemand (met een duim) in oog van het slachtoffer heeft gedrukt .
De verdachte moet derhalve hiervan worden vrijgesproken.
De bewezenverklaring
Ten aanzien van feit 1 subsidiair:
Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat hij op 30 december 2007 in café Rumours te Amersfoort een man tegen zijn hoofd heeft gestompt. Het slachtoffer heeft verklaard dat hij de verdachte aansprak op zijn gedrag en daarop door de verdachte werd geduwd . Uit de medische informatie over het slachtoffer blijkt dat het slachtoffer een blauwe plek met zwelling onder zijn linkeroog had . De vriendin van de verdachte heeft verklaard dat zij heeft gezien dat de verdachte door een man werd aangesproken en dat de verdachte en de man elkaar met de vuisten hebben geslagen .
Ten aanzien van feit 2:
De verdachte heeft ter terechtzitting eveneens verklaard dat hij op dezelfde dag voor de deur van café Rumours te Amersfoort een man met zijn hand in het gezicht heeft geraakt en korte tijd later met zijn vuist in het gezicht heeft geslagen, vermoedelijk op zijn neus. Het slachtoffer heeft verklaard dat de verdachte bij de deur van het café stond en dat hij tegen de verdachte zei dat hij aan de kant moest gaan en dat hij direct hierop pijn in zijn bovenlip voelde . Voorts heeft het slachtoffer verklaard dat de verdachte daarop wegliep, maar dat het slachtoffer op een gegeven moment voor de verdachte op straat stond en toen van de verdachte een klap op zijn neus kreeg . Een getuige heeft verklaard dat hij heeft gezien dat de verdachte uithaalde naar het slachtoffer . Voorts heeft deze getuige verklaard dat er een vechtpartij was ontstaan tussen de verdachte en het slachtoffer en dat er werd geslagen .
De rechtbank acht gelet op het voorgaande, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte
1.
Subsidiair
op 30 december 2007 te Amersfoort, opzettelijk mishandelend [aangever 1], tegen het hoofd heeft gestompt, waardoor voornoemde [aangever 1] heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
2.
op 30 december 2007 te Amersfoort, opzettelijk mishandelend [aangever 2] meermalen in het gezicht heeft geslagen/gestompt, waardoor voornoemde [aangever 2] letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De raadsvrouw van de verdachte heeft ter terechtzitting aangevoerd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van beide feiten, aangezien de verdachte in beide gevallen werd aangevallen en niet als eerste geslagen heeft.
Voor zover de raadsvrouw een beroep heeft willen doen op noodweer, verwerpt de rechtbank dit verweer. Ten aanzien van beide feiten is niet gebleken dat sprake was van een zodanige aanranding, dat het voor de verdachte noodzakelijk was zich hiertegen te verdedigen. De beide slachtoffers hebben immers verklaard dat de verdachte direct geweld gebruikte op het moment dat hij door hen werd aangesproken .
De strafbaarheid van de feiten
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 en 2 bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op:
Mishandeling, meermalen gepleegd.
De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Motivering van de op te leggen sanctie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met aftrek van het voorarrest. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij wordt toegewezen tot een bedrag van € 200,- en dat de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd. Tevens heeft de officier van justitie gevorderd dat de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank van Rotterdam van 4 oktober 2006 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 4 weken wordt tenuitvoergelegd.
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Wat betreft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich tweemaal in één nacht schuldig gemaakt aan mishandeling. De verdachte heeft een slachtoffer tegen het hoofd gestompt en een ander slachtoffer meerdere malen in het gezicht geslagen en gestompt. Door aldus te handelen heeft de verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers. De rechtbank houdt er in het voordeel van de verdachte echter rekening mee dat het tweede slachtoffer zich ook niet onbetuigd heeft gelaten.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op de inhoud van een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 9 januari 2008, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor het plegen van soortgelijke feiten, hetgeen hem er niet van heeft weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
De rechtbank acht, alles afwegende, een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
De vordering van de benadeelde partij [aangever 2]
De benadeelde partij heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering. De vordering strekt tot vergoeding van geleden schade ten gevolge van het onder 2 tenlastegelegde feit.
Nu de benadeelde partij naar het oordeel van de rechtbank ook een aandeel in de vechtpartij heeft gehad, is de vordering van de benadeelde partij niet van zo eenvoudige aard dat die vordering zich leent voor behandeling in dit strafgeding. Daarom zal de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard met bepaling dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
De benadeelde partij zal worden verwezen in de tot op heden door verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakte kosten, die worden vastgesteld op nihil.
De vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke veroordeling
Bij onherroepelijk geworden vonnis van de politierechter in de rechtbank te Rotterdam van 4 oktober 2006 is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 weken, waarvan 4 weken voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en de voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Uit het dossier blijkt dat bovenbedoelde uitspraak op 27 augustus 2007 aan de verdachte in persoon is betekend. De proeftijd is ingegaan op 11 september 2007.
Nu de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd opnieuw aan strafbare feiten heeft schuldig gemaakt, te weten de hiervoor bewezenverklaarde feiten, heeft de veroordeelde voornoemde voorwaarde overtreden.
De rechtbank zal, in plaats van een last tot tenuitvoerlegging van genoemde voorwaardelijke gevangenisstraf te geven, een taakstraf in de vorm van een werkstraf gelasten voor de duur van 50 uren, te vervangen door hechtenis voor de duur van 25 dagen indien de veroordeelde deze straf niet naar behoren verricht.
De toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14g, 57, 300 van het Wetboek van Strafrecht.
DE BESLISSING
De rechtbank beslist als volgt:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair en 2 tenlastegelegde, zoals hiervoor vermeld, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart dat het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar is en dat dit de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een GEVANGENISSTRAF voor de duur van 8 WEKEN.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 2 WEKEN, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders mocht worden gelast.
Stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren.
Bepaalt dat de tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Bepaalt dat de benadeelde partij [aangever 2] niet ontvankelijk is in de vordering en dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Verwijst de benadeelde partij in de tot op heden door verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakte kosten, vastgesteld op nihil.
Ten aanzien van parketnummer 10/703372-05:
Gelast, in plaats van de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke gevangenisstraf van 4 weken, een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 50 uren, te vervangen door hechtenis voor de duur van 25 dagen indien de veroordeelde deze straf niet naar behoren verricht.
Dit vonnis is gewezen door mrs. M.J. Veldhuijzen, D.A.C. Koster en J.D.E. Brouwer-Poederbach, bijgestaan door mr. S. Prinsen als griffier
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 20 februari 2008