Sector handels- en familierecht
zaaknummer / rolnummer: 246720 / HA ZA 08-702
Vonnis in incident van 20 augustus 2008
de naamloze vennootschap
ABN AMRO BANK N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres in conventie in de hoofdzaak,
verweerster in reconventie in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
procureur mr. H. van Dijk,
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde in conventie in de hoofdzaak,
eiseres in reconventie in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
procureur mr. Th. de Werdt.
Partijen zullen hierna de ABN AMRO Bank en [gedaagde] genoemd worden.
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord in conventie, tevens van eis in reconventie, tevens houdende de incidentele vordering tot oproeping in vrijwaring
- de incidentele conclusie van antwoord.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.
2. De beoordeling in het incident
2.1. [gedaagde] vordert dat haar wordt toegestaan [naam] (hierna te noemen: [naam]) in vrijwaring op te roepen. De ABN AMRO Bank voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
2.2. De rechtbank overweegt als volgt. Gebleken is dat op de in vrijwaring op te roepen persoon, [naam], de wettelijke schuldsaneringsregeling van toepassing is. Ingevolge artikel 299 lid 2 Faillissementswet kunnen rechtsvorderingen die voldoening van een vordering uit de boedel ten doel hebben, gedurende de toepassing van de schuldsaneringsregeling ook tegen de schuldenaar op geen andere wijze worden ingesteld dan door aanmelding ter verificatie. [gedaagde] is - indien zij een vordering tot vrijwaring zou instellen tegen [naam] - in deze vordering dan ook niet-ontvankelijk. De processuele doelmatigheid die wordt beoogd met een oproeping in vrijwaring, verzet zich tegen het toestaan van een oproeping in vrijwaring die zal leiden tot een vrijwaringsprocedure waarin de partij die de oproeping in vrijwaring heeft verzocht, niet-ontvankelijk zal worden verklaard. De incidentele vordering zal dan ook worden afgewezen.
2.3. [gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het incident worden veroordeeld.
3. De beoordeling in de hoofdzaak
3.1. De rechtbank zal een comparitie bevelen om inlichtingen over de zaak te vragen en om te onderzoeken of partijen het op een of meer punten met elkaar eens kunnen worden. Daarbij kan de mogelijkheid van doorverwijzing naar een mediator aan de orde komen.
3.2. De ABN AMRO Bank heeft de gelegenheid de conclusie van antwoord in reconventie ter comparitie te nemen. De ABN AMRO Bank moet de conclusie uiterlijk twee weken voor aanvang van de comparitie toezenden. Na de comparitie kan deze conclusie niet meer genomen worden.
3.3. De rechtbank wijst erop dat zij uit een niet verschijnen van een partij ter comparitie de gevolgtrekkingen - ook in het nadeel van die partij - kan maken die zij geraden zal achten.
3.4. De behandeling van de zaak ter comparitie zal in beginsel de volgende onderwerpen bevatten. De rechter zal beginnen met een aantal formaliteiten. Vervolgens zal de rechter zo nodig vragen stellen over de feiten en over de standpunten van partijen waarin inzicht moet bestaan om tot een oordeel te kunnen komen.
3.5. In beginsel zal ter comparitie niet de gelegenheid worden geboden om te pleiten, waarbij onder pleiten wordt verstaan het juridisch beargumenteren van de zaak aan de hand van een voorbereide, uitgeschreven pleitnotitie.
3.6. Op de comparitie zal, eventueel aan de hand van een voorlopig oordeel over de zaak, worden nagegaan hoe de verdere gang van de procedure moet zijn. Daarbij kan ook aan de orde komen of een schikking (al dan niet op onderdelen) mogelijk is. De zitting eindigt met een aantal formaliteiten.
in het incident
4.1. wijst het gevorderde af,
4.2. veroordeelt [gedaagde] in de kosten van het incident, aan de zijde van de ABN AMRO Bank tot op heden begroot op EUR 452,00,
in de hoofdzaak
4.3. beveelt een verschijning van partijen, bijgestaan door hun advocaten, voor het geven van inlichtingen en ter beproeving van een minnelijke regeling op de terechtzitting van mr. Ch.E. Bethlem in het gerechtsgebouw te Utrecht aan Vrouwe Justitiaplein 1 op vrijdag 10 oktober 2008 van 9:00 tot 11:00 uur,
4.4. bepaalt dat [gedaagde] dan in persoon aanwezig moet zijn en dat de ABN AMRO Bank dan vertegenwoordigd moet zijn door iemand die van de zaak op de hoogte is en hetzij rechtens hetzij op grond van een bijzondere schriftelijke volmacht bevoegd is haar te vertegenwoordigen,
4.5. bepaalt dat de partij die op genoemd tijdstip niet kan verschijnen, binnen twee weken na de datum van dit vonnis schriftelijk en gemotiveerd aan de rechtbank ter attentie van de secretaresse (mevrouw H. Alberts kamer A.2.16) - om een nadere dag- en uurbepaling dient te vragen onder opgave van de verhinderdata van alle partijen in de drie maanden volgend op genoemde datum.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.W.M. de Wolf en in het openbaar uitgesproken op 20 augustus 2008.