RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
Parketnummer: 16/602584-08
Datum uitspraak: 12 augustus 2008
Vonnis van de meervoudige kamer voor strafzaken op tegenspraak gewezen in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1991 te [geboorteplaats],
wonende te [woonadres], [woonplaats].
Raadsvrouwe: mr. E. Kolokatsi.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
29 juli 2008.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 11 maart 2008 te Utrecht, althans in het arrondissement Utrecht, op/aan de openbare weg, te weten de Sweelinckstraat, althans een openbare weg, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een (hand)tas (met inhoud), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en / of vergezeld en / of gevolgd van geweld en / of bedreiging met geweld tegen [aangever 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en / of gemakkelijk te maken en / of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en / of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en / of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s) met kracht die (hand)tas uit de hand(en) van voornoemde [aangever 1] heeft/hebben getrokken/gerukt;
2.
hij in of omstreeks de periode van 19 februari 2008 tot en met 20 februari 2008 te Utrecht, althans in het arrondissement Utrecht, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in / uit een bouwcontainer heeft weggenomen negen, althans één of meer haspel(s) met koperkabels, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [N. Aanneming], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s), waarbij verdachte en / of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft / hebben verschaft en / of de / het weg te nemen goed(eren) onder zijn / hun bereik heeft / hebben gebracht door middel van braak op en/of verbreking van een beugel (van het slot) van die bouwcontainer;
3.
hij in of omstreeks de periode van 1 maart 2008 tot en met 5 maart 2008 te Utrecht, althans in het arrondissement Utrecht, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een personenauto (Fiat Panda, kenteken [kenteken]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s), waarbij verdachte en / of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft / hebben verschaft en / of de / het weg te nemen goed(eren) onder zijn / hun bereik heeft / hebben gebracht door middel van braak op en/of verbreking van een slot van die personenauto;
4.
hij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 13 november 2007 tot en met 01 februari 2008 te Utrecht, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) een mobiele telefoon heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die mobiele telefoon (telkens) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
5.
primair
hij op of omstreeks 16 maart 2008 te Hilversum, althans in het arrondissement Amsterdam, met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, Utrechtseweg, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een bushokje, welk geweld bestond uit het meermalen, althans eenmaal, schoppen/trappen tegen voornoemd bushokje en/of het meermalen, althans eenmaal, (met een (zwaar) voorwerp) inslaan van één of meerdere ruit(en) van voornoemd bushokje, waarbij hij, verdachte, opzettelijk één of meerdere ruit(en) heeft vernield;
subsidiair
hij op of omstreeks 16 maart 2008 te Hilversum, althans in het arrondissement Amsterdam, opzettelijk en wederrechtelijk een bushokje, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan CBS Outdoor BV, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en / of beschadigd en / of onbruikbaar gemaakt, door toen aldaar opzettelijk en wederrechtelijk meermalen, althans eenmaal, tegen voornoemd bushokje te schoppen/trappen en/of meermalen, althans eenmaal, (met een (zwaar) voorwerp) één of meerdere ruit(en) van voornoemd bushokje in te slaan;
6.
hij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 15 november 2007 tot en met 22 februari 2008 te Utrecht, (telkens) niet heeft voldaan aan de verplichting om overeenkomstig de bepalingen van de Leerplichtwet 1969 te zorgen dat hij, terwijl hij als leerling van een school, te weten […] was ingeschreven, die school na inschrijving geregeld bezocht.
7.
hij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 08 september 2006 tot en met 15 juni 2007 te Utrecht, (telkens) niet heeft voldaan aan de verplichting om overeenkomstig de bepalingen van de Leerplichtwet 1969 te zorgen dat hij, terwijl hij als leerling van een school, te weten […] was ingeschreven, die school na inschrijving geregeld bezocht.
Niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen aan verdachte onder 4 ten laste is gelegd.
Uit de processtukken is slechts af te leiden dat de simkaart van verdachte op
11 december 2007 gedurende een zeer korte periode (26 seconden) in een telefoon heeft gezeten, welke telefoon op 13 november 2007 van [aangever 3] was gestolen. Dat enkele feit is, gelet op de ontkenning van de verdachte iets met de diefstal van de telefoon of de heling daarvan te maken te hebben , onvoldoende om te kunnen bewijzen dat de verdachte bedoelde telefoon voorhanden heeft gehad. Om dezelfde redenen kan overigens evenmin worden vastgesteld dat verdachte wist, of redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat die telefoon van diefstal afkomstig was.
De verdachte moet dan ook van het hem onder 4 ten laste gelegde worden vrijgesproken.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1, 2, 3, 5, 6 en 7 ten laste gelegde feiten heeft begaan op de wijze als hieronder vermeld, namelijk dat
1.hij op 11 maart 2008 te Utrecht, op de openbare weg, te weten de Sweelinckstraat, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een handtas (met inhoud), toebehorende aan [aangever 1], welke diefstal werd vergezeld van geweld tegen [aangever 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld hierin bestond dat verdachte met kracht die handtas uit de hand van voornoemde [aangever 1] heeft gerukt;
2. hij in de periode van 19 februari 2008 tot en met 20 februari 2008 te Utrecht, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in een bouwcontainer heeft weggenomen negen haspels met koperkabels, toebehorende aan [N. Aanneming], waarbij zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft / hebben verschaft door middel van verbreking van een beugel van het slot van die bouwcontainer;
3. hij in de periode van 1 maart 2008 tot en met 5 maart 2008 te Utrecht, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een personenauto (Fiat Panda, kenteken [kenteken]), toebehorende aan [aangever 2], waarbij verdachte het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking van een slot van die personenauto;
5. primair
hij op 16 maart 2008 te Hilversum, met anderen, op de openbare weg, Utrechtseweg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een bushokje, welk geweld bestond uit het meermalen, schoppen/trappen tegen voornoemd bushokje en het met een (zwaar) voorwerp inslaan van meerdere ruiten van voornoemd bushokje, waarbij hij, verdachte, opzettelijk meerdere ruiten heeft vernield;
6.hij op tijdstippen in de periode van 15 november 2007 tot en met 22 februari 2008 te Utrecht, telkens niet heeft voldaan aan de verplichting om overeenkomstig de bepalingen van de Leerplichtwet 1969 te zorgen dat hij, terwijl hij als leerling van een school, te weten […] was ingeschreven, die school na inschrijving geregeld bezocht.
7. hij op tijdstippen in de periode van 08 september 2006 tot en met 15 juni 2007 te Utrecht, telkens niet heeft voldaan aan de verplichting om overeenkomstig de bepalingen van de Leerplichtwet 1969 te zorgen dat hij, terwijl hij als leerling van een school, te weten […] was ingeschreven, die school na inschrijving geregeld bezocht.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De vindplaatsvermeldingen, voorkomend in de hiernavolgende overwegingen ten aanzien van de feiten 1, 2 en 3, verwijzen naar de paginanummering van het in wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal, met bijlagen, genummerd PL0915/08-00003958D en -E.
Overwegingen ten aanzien van feit 1:
De aangifte van [aangever 1], houdt kort gezegd in dat haar handtas, op 11 maart 2008 op de Sweelinckstraat in Utrecht, met kracht uit haar hand werd gerukt, dat zij vervolgens twee jongens op een bromfiets voor zich uit zag rijden en dat de jongen die achterop de bromfiets zat, haar handtas vast had. Verdachte heeft bij de politie bekend op de Sweelinckstraat een vrouw te hebben beroofd van haar handtas, terwijl hij bij zijn vriend [medeverdachte 1] achterop de scooter zat. Die verklaring heeft de verdachte ter terechtzitting van 29 juli 2008 bevestigd. Op grond van deze aangifte en de bekennende verklaringen van de verdachte acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het hiervoor onder 1 bewezenverklaarde feit heeft begaan.
Overwegingen ten aanzien van feit 2:
De rechtbank leidt voormelde bewezenverklaring ten aanzien van dit feit af uit de aangifte van [aangever 4], de verklaringen van medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en de bekennende verklaring van de verdachte, welke bekentenis de verdachte ter terechtzitting van 29 juli 2008 heeft gehandhaafd. Uit voormelde verklaringen volgt dat de verdachte, tezamen met de medeverdachten, in de avond/nacht van 19 op 20 februari 2008, 9 haspels met koperkabel heeft weggenomen uit een container met bouwmaterialen op de Van Esveldstraat te Utrecht. De medeverdachten of één van hen, hebben/heeft het slot van die container met een koevoet en een betonschaar opengebroken, terwijl verdachte op de uitkijk stond. Vervolgens hebben de verdachte en de medeverdachten gezamenlijk de grote haspels met koper naar de auto gerold en de kleinere getild.
Overwegingen ten aanzien van feit 3:
Uit de aangifte van [aangever 2] en de bekennende verklaringen van de verdachte volgt dat de verdachte op enig moment in de periode van 1 tot en met 5 maart 2008, met een schroevendraaier een schroef in het slot van de Fiat Panda met kenteken [kenteken] van aangever heeft gedraaid en het slot vervolgens uit de autodeur heeft getrokken met een klauwhamer. Daarop zijn verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] -die bij het openbreken van de auto aanwezig was- met de auto weggereden.
Op grond van voormelde aangifte en de verklaringen van de verdachte acht de rechtbank dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het hiervoor onder 3 bewezenverklaarde feit heeft begaan.
Overwegingen ten aanzien van feit 5:
De rechtbank leidt voormelde bewezenverklaring ten aanzien van dit feit af uit de aangifte van [aangever 5], de verklaring van getuige [getuige 1], de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 2] en de bekennende verklaringen van verdachte.
Reeds uit de aangifte, in combinatie met de bekennende verklaringen van de verdachte, volgt dat verdachte op 16 maart 2008 ruiten van het bushokje aan de Utrechtseweg te Hilversum heeft vernield door daar met een zwaar voorwerp tegenaan te slaan, terwijl verdachte ook tegen de ruiten van dat bushokje heeft getrapt.
Voornoemd geweld tegen het bushokje is openlijk en in vereniging heeft gepleegd. [getuige 1] heeft immers -kort gezegd- verklaard dat zes jongens in het bushokje stonden en dat zij willekeurig en te pas en te onpas schopten en sloegen tegen het bushokje. [medeverdachte 2] heeft dienaangaande bovendien -kort gezegd- verklaard dat hij twee of drie trappen tegen een ruit van het bushokje heeft gegeven en vervolgens een hand grind uit een tuin heeft gepakt en dat grind tegen een ruit van het bushokje heeft aangegooid, waardoor deze ruit kapot ging. De openlijkheid van voormelde gedraging, ten slotte, volgt mede uit het feit dat deze door getuige [getuige 1] is waargenomen.
De vindplaatsvermeldingen, voorkomend in voormelde overweging ten aanzien van feit 5, verwijzen naar de paginanummering van het in wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal, met bijlagen, genummerd PL14ND/08-000817.
Overwegingen ten aanzien van feit 6 en 7:
De bewezenverklaring ten aanzien van deze feiten leidt de rechtbank af uit de processen-verbaal van de leerplichtambtenaren en de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 29 juli 2008.
De strafbaarheid van de feiten
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1, 2, 3 en 5 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1, 2, 3 en 5 bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
Ten aanzien van feit 1:
Diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Ten aanzien van feit 2:
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van verbreking.
Ten aanzien van feit 3:
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
Ten aanzien van feit 5:
Openlijk in vereniging geweld plegen tegen goederen.
Het onder 6 en 7 bewezenverklaarde levert geen strafbare feiten op. Immers, de onder 6 en 7 ten laste gelegde gedragingen zijn slechts strafbaar indien deze zijn begaan door een jongere die de leeftijd van 12 jaren heeft bereikt, welk bestanddeel van het strafbare feit niet ten laste is gelegd. De verdachte moet voor wat betreft deze feiten dan ook worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Het voorgaande laat onverlet dat vast staat dat de verdachte zich niet aan de wettelijke leerplichtregels heeft gehouden.
De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Motivering van de op te leggen sanctie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat verdachte van feit 4 wordt vrijgesproken en ter zake van de onder 1, 2, 3 en 5 ten laste gelegde feiten wordt veroordeeld tot -kort gezegd- jeugddetentie voor de duur van 120 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan 83 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en als bijzondere voorwaarde dat hij zich in het kader van de maatregel Hulp en Steun gedurende de proeftijd gedraagt naar de door of namens Bureau Jeugdzorg Utrecht, afdeling Jeugdreclassering, te geven aanwijzingen, waarvan de eerste zes maanden deelneming aan een ITBplus-traject, deelneming aan een MST-traject en als de Jeugdreclassering dat noodzakelijk acht, behandeling door Centrum Maliebaan.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat verdachte ter zake van de onder 6 en 7 ten laste gelegde feiten wordt veroordeeld tot -kort gezegd- twee maal een werkstraf van 20 uren, subsidiair 10 dagen jeugddetentie.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij CBS Outdoor B.V. heeft de officier van justitie gevorderd dat die vordering hoofdelijk wordt toegewezen, met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Wat betreft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich, samen met anderen, schuldig gemaakt aan -kort gezegd- openlijk geweld tegen een bushokje, tasjesroof, koperdiefstal en de diefstal van een auto.
De verdachte heeft door het plegen van de tasjesroof gevoelens van angst en onveiligheid veroorzaakt. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dergelijke misdrijven nog geruime tijd de gevolgen -zoals gevoelens van angst, onveiligheid en andere psychische problemen- daarvan kunnen ondervinden.
De bewezenverklaarde diefstallen en het openlijke geweld hebben schade, ongemak en ergernis bij derden teweeggebracht. Het bedrijf waarvan het koper is gestolen heeft door de diefstal voor ruim € 18.000,- schade geleden, de door de verdachte gestolen auto is, tot verdriet van de eigenaar en zijn familie, volledig uitgebrand teruggevonden en aan het bushokje is voor ruim € 1.500,- aan schade toegebracht.
Wat betreft de persoon van verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
• de inhoud van een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d.
6 mei 2008, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld;
• een Plan van Aanpak t.b.v. ITBplus d.d. 28 mei 2008, opgemaakt door A. Öksüz, jeugdreclasseringswerker;
• een rapport van de Raad voor de Kinderbescherming d.d. 6 mei 2008, opgemaakt door T. Siebers, raadsonderzoeker;
• een rapport van de Raad voor de Kinderbescherming d.d. 24 juli 2008, opgemaakt door T. Siebers, raadsonderzoeker, inhoudende het advies om een deels voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen, alsmede de maatregel Hulp & Steun met als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich houdt aan en gedraagt naar de aanwijzingen die hem worden opgelegd in het kader van het ITBplus-traject, ook als dit inhoudt deelname aan het MST-programma van De Waag.;
• de Evaluatie Plan van Aanpak d.d. 25 juli 2008, opgemaakt door A. Öksüz, jeugdreclasseringswerker, inhoudende het advies de verdachte een ITBplus-maatregel en de MST behandeling op te leggen;
• een omtrent verdachte opgemaakt psychologisch rapport d.d. 4 juli 2008 van drs. F.C.P. Zuidhof, justitieel forensisch GZ-psycholoog, inhoudende als conclusie dat verdachte ten tijde van het plegen van de ten laste gelegde feiten - indien bewezen - lijdende was aan ontwikkelingsstoornis en een gedragsstoornis beginnend in de adolescentie, zodat verdachte licht verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht. De deskundige adviseert een verplicht reclasseringscontact op te leggen en acht een intensieve begeleiding, zowel gericht op de verdachte (bv. ITB) als op de gezinssituatie (bv. in de vorm van FFT/MST) noodzakelijk. Parallel aan ITB kan worden gedacht een het opleggen van een sociale vaardigheidstraining en een behandeling bij Centrum Maliebaan met betrekking tot het cannabismisbruik en het zorgelijke alcoholgebruik van de verdachte, aldus de deskundige.
De rechtbank neemt de conclusie van deze deskundige over en maakt deze tot de hare.
Net als de officier van justitie en de raadsvrouwe, acht de rechtbank alles afwegende, ter zake van de onder 1, 2, 3 en 5 ten laste gelegde feiten, de oplegging van een deels voorwaardelijke jeugddetentie van na te melden duur passend en geboden. Daarbij zal, gelet op voormelde rapportages omtrent de persoon van de verdachte, verplicht contact met de jeugdreclassering worden opgelegd.
De vordering van de benadeelde partij CBS Outdoor B.V.
De benadeelde partij heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering.
De vordering strekt tot vergoeding van geleden schade ten gevolge van het onder 5 ten laste gelegde feit, te weten een bedrag van € 1.525,- wegens materiële schade.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de vordering van de benadeelde partij van zo eenvoudige aard is dat deze zich leent voor behandeling in deze strafzaak.
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij rechtstreeks schade is toegebracht door het ten aanzien van verdachte onder 5 bewezenverklaarde feit.
De materiële schade wordt begroot op € 1.525,-. De vordering wordt dan ook toegewezen, met verwijzing van verdachte in de tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten, die worden vastgesteld op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
De verdachte is op de voet van artikelen 6:6 e.v. BW niet tot vergoeding gehouden indien en voor zover het toegewezen bedrag reeds door (een) mededader(s) is voldaan.
Na te noemen maatregel wordt opgelegd omdat verdachte naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
De toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 36f, 77a, 77g, 77i, 77l, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 141, 310, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank beslist als volgt:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 4 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1, 2, 3, 5, 6 en 7 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor vermeld, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart dat het onder 1, 2, 3 en 5 bewezenverklaarde strafbaar is en dat dit de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart het onder 6 en 7 bewezenverklaarde niet strafbaar.
Ontslaat de verdachte voor het onder 6 en 7 bewezenverklaarde van alle rechtsvervolging.
Veroordeelt de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van 120 dagen.
Bepaalt dat van deze jeugddetentie een gedeelte, groot 83 dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders mocht worden gelast.
Stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren.
Bepaalt dat de tenuitvoerlegging kan worden gelast indien:
- de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
- de veroordeelde na te melden bijzondere voorwaarde niet naleeft:
dat de veroordeelde in het kader van de maatregel Hulp en Steun zich gedurende de proeftijd gedraagt naar de door of namens Bureau Jeugdzorg Utrecht, afdeling Jeugdreclassering, te geven aanwijzingen, zolang die instelling dat nodig acht, ook als die aanwijzingen inhouden deelname aan een ITBplus-traject gedurende de eerste zes maanden van de proeftijd, deelname aan een MST-traject en/of deelname aan een behandeling door Centrum Maliebaan,
met opdracht aan voornoemde instelling de veroordeelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht.
Wijst de vordering van de benadeelde partij CBS Outdoor B.V., gevestigd te Amsterdam, toe tot een bedrag van € 1.525,- (zegge éénduizend vijfhonderd vijfentwintig euro).
Veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen kwijting aan deze benadeelde partij te betalen, met dien verstande dat verdachte van deze verplichting zal zijn bevrijd indien en voor zover dit bedrag door (een) mededader(s) is betaald.
Verwijst de veroordeelde in de kosten door de benadeelde partij tot op heden gemaakt, vastgesteld op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
Legt aan de veroordeelde de verplichting op om aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij voornoemd te betalen € 1.525,- (zegge éénduizend vijfhonderd vijfentwintig euro) bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door jeugddetentie voor de duur van 30 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende jeugddetentie de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Indien en voor zover door de veroordeelde en/of (een) mededader(s) dit bedrag aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij is betaald, vervalt daarmee de verplichting van de veroordeelde om voormeld bedrag aan de benadeelde partij te betalen. Andersom vervalt de verplichting tot betaling aan de Staat indien en voor zover door de veroordeelde en/of (een) mededader(s) voormeld bedrag aan de benadeelde partij is betaald.
Heft het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte op.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.A.C. Koster, kinderrechter en mrs. E.F. Bueno en L.E. Verschoor, bijgestaan door mr. A. Emmens als griffier
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 12 augustus 2008.
Mr. L.E. Verschoor is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.