ECLI:NL:RBUTR:2008:BD9797
Rechtbank Utrecht
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheidsincident met betrekking tot arbitragebeding in niet-getekende overeenkomst
In deze zaak, die voor de Rechtbank Utrecht is behandeld, betreft het een bevoegdheidsincident dat voortvloeit uit een geschil tussen partijen die eerder een maatschap zijn aangegaan. De eiser, die in de hoofdzaak optreedt als eiser en in het incident als verweerder, heeft een procedure aangespannen. De gedaagden, die in de hoofdzaak gedaagden zijn en in het incident eisers, hebben de rechtbank verzocht zich onbevoegd te verklaren. Zij baseren hun verzoek op een arbitragebeding dat is opgenomen in de maatschapovereenkomst van 1 september 2005. De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen een maatschap hebben gevormd, die door de eiser begin 2007 is opgezegd. Vervolgens zijn er afspraken gemaakt over de beëindiging van de samenwerking, vastgelegd in een overeenkomst van 16 februari 2007. De rechtbank heeft geoordeeld dat de bepalingen van de maatschapovereenkomst, inclusief het arbitragebeding, door de eiser zijn aanvaard, ondanks het feit dat deze overeenkomst niet door hem is ondertekend. De rechtbank heeft zich op grond van artikel 1021 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering onbevoegd verklaard om van het geschil kennis te nemen, omdat het arbitragebeding geldig is. De eiser is veroordeeld in de proceskosten van het incident, die zijn begroot op EUR 384,00. Dit vonnis is uitgesproken op 13 augustus 2008 door mr. P.W.M. de Wolf.