ECLI:NL:RBUTR:2008:BD0107
Rechtbank Utrecht
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vordering tot zekerheidstelling proceskosten door Amerikaanse partij in civiele procedure
In deze civiele procedure, aangespannen door [eiser] tegen Biocop International B.V. en andere gedaagden, heeft de rechtbank Utrecht op 23 april 2008 uitspraak gedaan in een incident betreffende de vordering tot zekerheidstelling van proceskosten. De eiser, woonachtig in de Verenigde Staten van Amerika, werd door Biocop c.s. aangesproken om zekerheid te stellen voor de proceskosten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser, als inwoner van de Verenigde Staten, onder het Verdrag van vriendschap, handel en scheepvaart tussen Nederland en de VS, recht heeft op nationale behandeling. Dit betekent dat de eiser niet verplicht kan worden om zekerheid te stellen voor de proceskosten, zoals gevorderd door Biocop c.s. De rechtbank heeft de incidentele vordering van Biocop c.s. afgewezen, omdat de aangevoerde gronden niet voldoende waren om de vordering te onderbouwen. Biocop c.s. werd als in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten van het incident.
Daarnaast heeft de rechtbank een comparitie van partijen bevolen om inlichtingen te vragen en te onderzoeken of er mogelijkheden zijn voor een minnelijke regeling. De rechtbank heeft benadrukt dat partijen aanwezig moeten zijn en dat de vertegenwoordigers van de gedaagden goed geïnformeerd moeten zijn over de zaak. De rechtbank heeft ook aangegeven dat het niet verschijnen van een partij gevolgen kan hebben voor de procedure. De kosten van het incident zijn begroot op EUR 452,00, en de rechtbank heeft richtlijnen gegeven voor de verdere procedure, inclusief de mogelijkheid van mediation.