ECLI:NL:RBUTR:2008:BC6701

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
14 maart 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
244797 KG ZA 08-197
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontruiming en contactverbod in verband met overlast door inwonende zoon

In deze zaak vorderde de Stichting Mitros, als verhuurder, ontruiming van de woning van gedaagde sub 1, die zijn oudste zoon, gedaagde sub 2, in zijn woning had wonen. De vordering was gebaseerd op ernstige overlast die door gedaagde sub 2 werd veroorzaakt in de buurt, waarbij hij deel uitmaakte van een groep hangjongeren. De rechtbank oordeelde dat de ontruiming van de woning van gedaagde sub 1 op dat moment een te vergaande maatregel was, gezien de maatregelen die gedaagde sub 1 had genomen en de belangen die op het spel stonden. Wel werd er een contact- en straatverbod opgelegd aan gedaagde sub 2, om verdere overlast te voorkomen. De rechtbank overwoog dat gedaagde sub 1 verantwoordelijk was voor het gedrag van zijn inwonende zoon, maar dat de omstandigheden zodanig waren dat ontruiming niet gerechtvaardigd was. De voorzieningenrechter wees de vordering tot ontruiming af, maar stelde wel dat Mitros in de toekomst opnieuw een vordering tot ontruiming kon indienen indien gedaagde sub 2 zich niet aan de opgelegde verboden zou houden. De uitspraak vond plaats op 14 maart 2008.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK UTRECHT
Sector handels- en familierecht
zaaknummer / rolnummer: 244797 / KG ZA 08-197
Vonnis in kort geding van 14 maart 2008
in de zaak van
de stichting
STICHTING MITROS,
gevestigd en kantoorhoudende te Utrecht,
eiseres,
procureur mr. B.E.J.M. Tomlow,
tegen
1. GEDAAGDE SUB 1,
wonende te Utrecht,
gedaagde,
procureur mr. A.J. Verhagen,
2. GEDAAGDE SUB 2,
wonende te Utrecht,
gedaagde,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna Mitros, gedaagde sub 1 en Gedaagde sub 2 (gedaagde sub 2) genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de mondelinge behandeling
- de verstekverlening tegen Gedaagde sub 2
- de pleitnota van Mitros
- de pleitnota van Gedaagde sub 1.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Mitros verhuurt aan Gedaagde sub 1 sinds 1 oktober 1993 de woning aan [adres] te Utrecht. De oudste zoon van Gedaagde sub 1, Gedaagde sub 2, staat blijkens de Gemeentelijke Basisadministratie (hierna: GBA) ook op dit adres ingeschreven. [nadere aanduiding locatie woning]
2.2. Bij aangetekende brief van 13 november 2007 heeft de advocaat van Mitros, mr. B.E.J.M. Tomlow (hierna: Tomlow), Gedaagde sub 1 onder meer het volgende meegedeeld.
“Sedert de lente van 2007 krijgen cliënten klachten binnen over overlast in de buurt van [adres]
Deze klachten zijn aanleiding geweest om een onderzoek te doen. Bij dit onderzoek is gebleken dat onder andere uw zoon Gedaagde sub 2, die bij u inwoont, een belangrijke rol speelt in een groep hangjongeren die actief is in [adres] en omgeving.
(…) Volgens de wet bent u aansprakelijk voor het gedrag van de bij u inwonenden en bezoek, niet alleen in de woning, maar ook in de woonomgeving. (…)
Deze brief moet dus beschouwd worden als een laatste waarschuwing, in die zin dat u uw inwonenden of bezoek, die deel uitmaken van de groep hangjongeren, duidelijk maakt, dat u groot risico loopt uw woning te verliezen als hij blijft deelnemen aan de groep hangjongeren die overlast veroorzaakt.
In geval nieuwe incidenten gemeld worden, zal zonder nadere sommatie terstond tegen u in kort geding ontruiming gevraagd worden. (…).”
2.3. Bij aangetekende brief van 5 februari 2008 heeft Tomlow Gedaagde sub 1 meegedeeld dat zijn zoon Gedaagde sub 2 ondanks de eerdere sommatie overlast is blijven veroorzaken en dat hij door het gedrag van Gedaagde sub 2 ernstig tekortgeschoten is in zijn verplichtingen als huurder. Mitros heeft hem verzocht binnen één week na heden de huurovereenkomst schriftelijk op te zeggen tegen 1 maart 2008. In het geval Mitros geen schriftelijke opzegging ontvangen heeft, zal in kort geding ontruiming gevorderd worden.
2.4. Gedaagde sub 1 heeft Mitros naar aanleiding van de brief van 5 februari 2008 meegedeeld dat hij de huurovereenkomst niet vrijwillig zal opzeggen.
3. Het geschil
3.1. Mitros vordert bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. Gedaagde sub 1 te veroordelen om binnen zeven dagen na betekening van het in dezen te wijzen vonnis het gehuurde aan [adres] te Utrecht te ontruimen en te verlaten met al degenen die zich daar van zijnentwege bevinden en al hetgeen zich daarin van zijnentwege bevindt, alsmede het gehuurde, onder afgifte van alle sleutels van het gehuurde, geheel ter vrije beschikking aan Mitros te stellen, waarbij Mitros gemachtigd wordt de ontruiming zonodig zelf te doen uitvoeren op kosten van Gedaagde sub 1 met behulp van de sterke arm van Politie en Justitie;
2. Gedaagde sub 2 te veroordelen om gedurende zes maanden na te laten:
a. contact op te nemen met de omwonenden in deze dagvaarding genoemd;
b. zich te bevinden in het gebied dat gevormd wordt door:
[aanduiding gebied]
3. te bepalen dat bij overtreding van deze verboden of één daarvan Gedaagde sub 2 een dwangsom ten behoeve van Mitros verbeurt ter hoogte van EUR 1.000,-- per overtreding;
4. Mitros te machtigen om bovenstaande veroordeling ten uitvoer te leggen met behulp van Justitie en Politie wanneer Gedaagde sub 2 hieraan niet voldoet;
5. althans een zodanige beslissing te nemen als de voorzieningenrechter in goede justitie meent te behoren;
6. met veroordeling van Gedaagde sub 1 en Gedaagde sub 2, ieder voor zich, in de kosten van deze procedure.
3.2. Gedaagde sub 1 voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Mitros legt aan haar vorderingen ten grondslag dat Gedaagde sub 2 deel uitmaakt van een groep hangjongeren, bestaande uit jongens variërend in leeftijd van 17 tot en met 23 jaar, die in [adres] of in de directe omgeving van deze buurt wonen of verblijven (hierna: de groep). De groep veroorzaakt daar zeer ernstige overlast. Met name sedert de lente van 2007 krijgen niet alleen Mitros, maar ook de Gemeente en de politie hierover klachten binnen. De groep lijkt de dienst uit te willen maken in de buurt. Er is sprake van bedreiging, intimidatie, geluidsoverlast, vernielingen, ernstige vervuiling en zelfs huisvredebreuk. De omwonenden ervaren daarbij sterke gevoelens van onveiligheid. Uit onderzoek is gebleken dat Gedaagde sub 2 een belangrijke rol speelt in de groep. Hij wordt door diverse omwonenden en politieagenten aangewezen als de leidinggevende. Mitros stelt dat het gedrag van Gedaagde sub 2 onrechtmatig is jegens omwonenden en dat hij hierdoor de belangen van Mitros in haar contractuele relatie met haar huurders raakt. Gedaagde sub 2 handelt daarom ook onrechtmatig jegens Mitros. Ten aanzien van Gedaagde sub 1 stelt Mitros dat, nu Gedaagde sub 2 bij Gedaagde sub 1 inwoont, Gedaagde sub 1 als huurder van Mitros verantwoordelijk is voor de woonomgeving en de gedragingen van Gedaagde sub 2. De overlast die Gedaagde sub 2 veroorzaakt is derhalve een ernstige tekortkoming van Gedaagde sub 1 in de nakoming van zijn verplichtingen uit hoofde van de huurovereenkomst jegens Mitros.
4.2. De voorzieningenrechter overweegt dat de spoedeisendheid van de zaak uit het gestelde en gevorderde voldoende aannemelijk is geworden.
Het gevorderde contact- en straatverbod jegens Gedaagde sub 2
4.3. Gedaagde sub 2 is in deze kort geding procedure niet verschenen. Bij de dagvaarding zijn de bij de wet voorgeschreven formaliteiten en termijnen in acht genomen, zodat ter zitting ten aanzien van Gedaagde sub 2 verstek is verleend.
4.4. Het door Mitros gevorderde contactverbod komt de voorzieningenrechter niet onrechtmatig of ongegrond voor. De voorzieningenrechter gaat ervan uit dat Mitros met “de omwonenden in deze dagvaarding genoemd” de bewoners bedoelt die wonen in het gebied dat wordt gevormd door [aanduiding gebied]. Het gevorderde contactverbod zal daarom ten aanzien van deze bewoners worden toegewezen
4.5. Met betrekking tot het door Mitros gevorderde straatverbod overweegt de voorzieningenrechter dat een straatverbod een inbreuk vormt op het aan een ieder toekomend recht om zich vrijelijk te verplaatsen. Voor het toewijzen van een zo ingrijpende maatregel moet sprake zijn van in hoge mate aannemelijke feiten en omstandigheden die zo’n inbreuk rechtvaardigen.
4.6. De voorzieningenrechter is van oordeel dat Mitros voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat Gedaagde sub 2 in het [aanduiding gebied] en in de omgeving daarvan ernstige overlast veroorzaakt als door Mitros onder punt 4.1. is beschreven.
De voorzieningenrechter acht in dit verband in het bijzonder van belang de verklaring d.d. 4 maart 2008 (productie 10) van [naam agent], district Utrecht centrum, die door hem ter zitting mondeling is bevestigd. Deze maakt melding van overlast van een groep jongeren onder aanvoering van Gedaagde sub 2. De overlast bestaat onder meer uit: hangen rond de woning van omwonenden, gebruiken van veel drank, luidruchtig van hun aanwezigheid blijk geven, plassen tegen de gevel of deur van het gehuurde, proberen verlichting uit te schakelen, bewoners beletten hun huis te bereiken, uitschelden en intimideren. De intimidatie is zodanig, dat bewoners geen aangifte van de overlast bij de politie of Mitros durven te doen, aldus [naam agent].
In oktober 2007 is gebleken van zodanige intimidatie van een gezin dat door Mitros een woning aangewezen had gekregen, dat dit gezin uiteindelijk na enige weken aan de woning gewerkt te hebben, besloot af te zien van bewoning. Mitros heeft een - anonieme - verklaring van de voormalige huurster d.d. 28 oktober 2007 (productie 5) overgelegd, waarin deze door haar ondervonden intimidatie beschrijft, alsmede een faxbericht van 3 maart 2008 (productie 6), waarin zij verklaart dat Gedaagde sub 2 altijd bij de intimidaties aanwezig was.
[naam agent] maakt in zijn verklaring voorts melding van een incident, waarbij een aantal jongens, waaronder Gedaagde sub 2, in de nacht van 25 op 26 januari 2008 de woning van [naam + adres] tegen haar wil zijn binnengedrongen en de woning pas hebben verlaten nadat de dienstdoende wijkagent om 5.00 uur ’s ochtends aanbelde. In de woning was het een grote bende, het rook naar wiet en alcohol, en voor de deur lagen platgetrapte blikjes bier die er een paar uur daarvoor nog niet gelegen hadden toen de wijkagent langsgereden was. Naar aanleiding van de sommatie die daaropvolgend is verstuurd, is in overleg met hulpverlening besloten om mevrouw [naam] niet in huis te laten blijven omdat voor haar veiligheid gevreesd werd. Hierbij speelde een rol dat mevrouw [Betrokkene] hevig ontdaan was en dat van een hulpverleenster is vernomen dat Gedaagde sub 2 op de dag van de sommatie luidkeels op straat riep dat hij een mes bij zich had en dat hij mevrouw Betrokkene zou neersteken.
4.7. De voorzieningenrechter is gelet op het voorgaande van oordeel dat het gedrag van Gedaagde sub 2 onrechtmatig is jegens zowel de omwonenden als jegens Mitros en rechtvaardigt dat hem een beperking van zijn bewegingsvrijheid wordt opgelegd. Gelet hierop zal de voorzieningenrechter ook het door Mitros gevorderde straatverbod toewijzen.
4.8. De gevorderde dwangsommen zullen worden beperkt tot een maximum van EUR 15.000,--.
De vordering tot ontruiming jegens Gedaagde sub 1
4.9. De advocaat van Gedaagde sub 1 heeft ter zitting de voorzieningenrechter verzocht de door Mitros overgelegde producties buiten beschouwing te laten, omdat hij deze pas de dag voor de zitting had ontvangen. De voorzieningenrechter heeft dit verzoek niet gehonoreerd. Zij heeft daarbij in aanmerking genomen dat de inhoud van de producties niet zodanig is dat de producties voor Gedaagde sub 1 als een verrassing komen. Daarnaast heeft zij de advocaat van Mitros verzocht de producties in zijn pleidooi toe te lichten, hetgeen ook is geschied.
4.10. In deze kort geding procedure dient te worden beoordeeld of Gedaagde sub 1 dermate ernstig te kort schiet in zijn verplichtingen als huurder, dat voorshands aannemelijk is dat de rechtbank in de hoofdzaak ontbinding van de huurovereenkomst gerechtvaardigd zal achten.
4.11. Gedaagde sub 1 heeft - ongemotiveerd - betwist dat er sprake zou zijn van overlast in het [gebied] of in de omgeving daarvan, of dat er overlast zou zijn veroorzaakt door zijn zoon Gedaagde sub 2. Gelet op hetgeen hierboven onder punt 4.6. is overwogen, acht de voorzieningenrechter de overlast zoals door Mitros gesteld echter voldoende aannemelijk. Zij acht de verklaring van [naam agent] van 4 maart 2008 en de verklaringen van de voormalige huurster van 28 oktober 2007 en 3 maart 2008 voldoende overtuigend om als bewijs voor de door Mitros gestelde overlast te kunnen dienen. [naam agent] heeft, zoals aangegeven, ter zitting desgevraagd bevestigd dat de toelichting die de advocaat van Mitros op de door hem opgestelde verklaring heeft gegeven, met deze verklaring overeenkomt.
4.12. Gedaagde sub 1 heeft voorts aangevoerd dat hij reeds enige tijd met zijn zoon Gedaagde sub 2 is gebrouilleerd en dat het conflict tussen hen beiden begin december 2007 dusdanig hoog is opgelopen dat hij Gedaagde sub 2 het huis heeft uitgezet en hem zijn sleutel heeft afgenomen. Nadien heeft hij zijn zoon weinig of niet meer gezien. Gedaagde sub 2 at overigens al een half jaar niet meer mee met het gezin van Gedaagde sub 1, hij sliep hooguit af en toe in de woning. Gedaagde sub 1 heeft voorts gesteld dat hij sindsdien heeft geprobeerd om Gedaagde sub 2 in de GBA op zijn woonadres uit te laten schrijven, maar dat de gemeente hem weg heeft gestuurd met de mededeling dat hij dit zelf met zijn zoon dient te regelen. Gedaagde sub 2 heeft zich echter niet zelf uitgeschreven. Uiteindelijk heeft Gedaagde sub 1 de gemeente vorige week zover gekregen dat zij zelfstandig onderzoek zal gaan verrichten naar de huidige verblijfplaats van Gedaagde sub 2, met als gevolg dat hij uiterlijk over enkele maanden zal worden uitgeschreven uit de GBA op het woonadres van Gedaagde sub 1.
4.13. De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 16 oktober 1992, NJ 1993,167, overwogen dat een huurder van woonruimte niet op een wijze die volgens artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek (BW) onrechtmatig is overlast mag bezorgen aan omwonenden. Indien hiervan sprake is, schiet hij tevens jegens de verhuurder te kort in de nakoming van de in artikel 7:213 BW neergelegde verplichting om zich ten aanzien van het gebruik van de gehuurde zaak als een goed huurder te gedragen.
In zijn arrest van 22 juni 2007, WR 2007, 82, heeft de Hoge Raad geoordeeld dat artikel 7:219 BW aansprakelijkheid vestigt van de huurder jegens de verhuurder voor schade, toegebracht aan het gehuurde door derden die met goedvinden van de huurder het gehuurde gebruiken, dan wel zich met diens goedvinden op het gehuurde bevinden. Deze bepaling brengt echter niet mee dat een verzoek tot beëindiging van een opgezegde huurovereenkomst als bedoeld in art. 7A:1623c lid 2 BW (oud), reeds toewijsbaar is op de enkele grond dat personen die met goedvinden van de huurder het gehuurde gebruiken of zich daarop bevinden, gedragingen hebben verricht die weliswaar niet tot schade aan het gehuurde hebben geleid, maar die, als zij zouden zijn verricht door de huurder, in strijd zouden zijn met diens verplichting zich als een goed huurder te gedragen en bovendien voldoende ernstig zijn om beëindiging van de opgezegde huurovereenkomst te rechtvaardigen. Beslissend is of geoordeeld moet worden dat de huurder zich, in het licht van die gedragingen, zelf niet als een goed huurder heeft gedragen. Bij de beantwoording van de vraag of hiervan sprake is, dient de rechter rekening te houden met alle omstandigheden van het geval, waaronder de vraag of er een voldoende verband bestaat tussen die gedragingen en het gebruik van het gehuurde. Daarvan is in elk geval sprake indien de huurder van (het voornemen tot) die gedragingen op de hoogte was, of daarmee ernstig rekening had te houden, maar heeft nagelaten de in verband daarmee redelijkerwijs van hem te verlangen maatregelen te treffen.
4.14. De voorzieningenrechter acht voldoende aannemelijk dat Gedaagde sub 1 van de door Gedaagde sub 2 gepleegde overlast op de hoogte was. Zij acht het onwaarschijnlijk dat Gedaagde sub 1 deze overlast is ontgaan. Daarnaast heeft de advocaat van Mitros in de aangetekende brief van 13 november 2007 melding gemaakt van de door Gedaagde sub 2 veroorzaakte overlast en gesteld dat Gedaagde sub 1 op gedrag van inwonenden en bezoek kan worden aangesproken. Gedaagde sub 1 heeft betwist dat hij deze brief heeft ontvangen. Gelet op het feit dat de brief zowel per gewone post als aangetekend is verstuurd, gaat de voorzieningenrechter er echter vanuit dat Gedaagde sub 1 wel degelijk van de brief heeft kennisgenomen.
4.15. Ten aanzien van de vraag of Gedaagde sub 1 heeft nagelaten redelijkerwijs van hem te verlangen maatregelen te treffen, overweegt de voorzieningenrechter dat door Gedaagde sub 1 is gesteld dat hij Gedaagde sub 2 begin december 2007 de toegang tot de woning heeft ontzegd, hem de sleutel heeft afgenomen en sindsdien heeft getracht hem op het woonadres uit te schrijven in de GBA, maar dat dit tot nu toe wegens het ontbreken van medewerking van Gedaagde sub 2 nog niet is gelukt. Mitros heeft de inspanningen van Gedaagde sub 1 om Gedaagde sub 2 in de GBA uitgeschreven te krijgen betwist en heeft gesteld dat, gelet op de inschrijving in het GBA, ervan moet worden uitgegaan dat Gedaagde sub 2 in de woning van Gedaagde sub 1 woont en verblijft.
4.16. De voorzieningenrechter overweegt dat in deze procedure niet duidelijk is geworden of Gedaagde sub 2 nog in de woning van Gedaagde sub 1 woont en verblijft. De voorzieningenrechter ziet in de stellingen van Gedaagde sub 1, in combinatie met het grote belang van Gedaagde sub 1 en zijn drie andere kinderen om hun woonruimte niet te verliezen, echter wel aanleiding om te oordelen dat ontruiming van de woning op dit moment een te vérstrekkende maatregel is. De voorzieningenrechter neemt daarbij in aanmerking dat aan Gedaagde sub 2 een straat- en contactverbod zal worden opgelegd, dat op zichzelf als een voldoende middel kan worden beschouwd om overlast door Gedaagde sub 2 in het [gebied] te voorkomen. Hiermee wordt aan de belangen van Mitros en de omwonenden om van overlast door Gedaagde sub 2 gevrijwaard te blijven, tegemoet gekomen. Indien in de toekomst mocht blijken dat Gedaagde sub 2 zich niet aan deze verboden houdt, overlast in het [gebied] blijft veroorzaken en toch nog de woning van Gedaagde sub 1 bezoekt, dan zal Mitros in kort geding opnieuw een vordering tot ontruiming kunnen instellen. Gelet op het voorgaande wijst de voorzieningenrechter de vordering tot ontruiming op dit moment af.
4.17. Gedaagde sub 2 zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van Mitros worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Mitros worden begroot op:
- dagvaarding EUR 99,44
- vast recht 254,--
- salaris procureur 816,--
Totaal EUR 1.169,44
4.18. Mitros zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van Gedaagde sub 1 worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Gedaagde sub 1 worden begroot op:
- betaald vast recht EUR 63,50
- in debet gesteld vast recht 190,50
- salaris procureur 816,--
Totaal EUR 1.070,--
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. veroordeelt Gedaagde sub 2 om gedurende zes maanden na te laten:
a. contact op te nemen met de bewoners van het gebied dat gevormd wordt door [aanduiding gebied] ;
5.2. bepaalt dat bij overtreding van deze verboden of één daarvan Gedaagde sub 2 een dwangsom ten behoeve van Mitros verbeurt ter hoogte van EUR 1.000,-- per overtreding, met een maximum van EUR 15.000,--;
5.3. machtigt Mitros om de onder punt 5.1. genoemde veroordeling ten uitvoer te leggen met behulp van Justitie en Politie wanneer Gedaagde sub 2 hieraan niet voldoet;
5.4. veroordeelt Gedaagde sub 2 in de proceskosten van Mitros, tot op heden begroot op EUR 1.169,44;
5.5. veroordeelt Mitros in de proceskosten van Gedaagde sub 1, tot op heden begroot op EUR 1.070,--, te voldoen aan de griffier;
5.6. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.7. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.W.M. de Wolf en in het openbaar uitgesproken op 14 maart 2008.?
w.g. griffier w.g. rechter