Sector handels- en familierecht
Vonnis van 16 januari 2008
in de zaak met zaaknummer/rolnummer 231592 / HA ZA 07-1052 van:
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE VIANEN,
zetelende te Vianen,
eiseres,
procureur mr. B.F. Keulen,
1. [gedaagde sub 1, zaak 1],
wonende te Everdingen, gemeente Vianen,
2. [gedaagde sub 2, zaak 1],
wonende te Hagestein, gemeente Vianen,
gedaagden,
procureur mr. P.J. Soede,
en in de zaak met zaaknummer/rolnummer 231596 / HA ZA 07-1054 van:
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE VIANEN,
zetelende te Vianen,
eiseres,
procureur mr. B.F. Keulen,
de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid
LANDELIJKE RIJVERENIGING “DE STUWRUITERS”,
statutair gevestigd te Hagestein, gemeente Vianen,
gedaagden,
procureur mr. P.J. Soede,
[gedaagde sub 2, zaak 2],
wonende te Hagestein, gemeente Vianen,
interveniënt,
procureur mr. B.E. van der Molen,
de coöperatie
COÖPERATIEVE RABOBANK VIJFHEERENLANDEN U.A.
rechtsopvolgster van de Coöperatieve Rabobank Vianen-Meerkerk U.A.,
gevestigd te Leerdam,
interveniënt,
procureur mr. S. Brenninkmeijer,
en in de zaak met zaaknummer/rolnummer 231607 / HA ZA 07-1057 van:
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE VIANEN,
zetelende te Vianen,
eiseres,
procureur mr. B.F. Keulen,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MARBUS BEHEER B.V.,
gevestigd te Vianen,
gedaagden,
procureur mr. P.J. Soede,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DE KAMPER ONTWIKKELING B.V.,
gevestigd te Montfoort,
interveniënt,
procureur mr. P.J. Soede,
en in de zaak met zaaknummer/rolnummer 231599 / HA ZA 07-1055 van:
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE VIANEN,
zetelende te Vianen,
eiseres,
procureur mr. B.F. Keulen,
de rechtspersoonlijkheid bezittende gemeente
DE HERVORMDE GEMEENTE TE HAGESTEIN,
voorheen DE HERVORMDE KERK VAN HAGESTEIN,
zetelende te Hagestein, gemeente Vianen,
gedaagden,
procureur mr. P.J. Soede,
en in de zaak met zaaknummer/rolnummer 231771 / HA ZA 07-1080 van:
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE VIANEN,
zetelende te Vianen,
eiseres,
procureur mr. B.F. Keulen,
de rechtspersoonlijkheid bezittende gemeente
DE HERVORMDE GEMEENTE TE HAGESTEIN,
voorheen DE HERVORMDE KERK VAN HAGESTEIN,
zetelende te Hagestein, gemeente Vianen,
meer in het bijzonder DE HERVORMDE KOSTERIJ TE HAGESTEIN,
zetelende te Hagestein, gemeente Vianen,
gedaagden,
procureur mr. P.J. Soede,
en in de zaak met zaaknummer/rolnummer 231604 / HA ZA 07-1056 van:
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE VIANEN,
zetelende te Vianen,
eiseres,
procureur mr. B.F. Keulen,
1. [gedaagde sub 1, zaak 6],
wonende te Hagestein, gemeente Vianen,
2. [gedaagde sub 2, zaak 6],
wonende te Hagestein, gemeente Vianen,
3. [gedaagde sub 3, zaak 6],
wonende te Lopikerkapel, gemeente Lopik,
4. [gedaagde sub 4, zaak 6],
wonende te Lopikerkapel, gemeente Lopik,
5. [gedaagde sub 5, zaak 6],
wonende te Hagestein, gemeente Vianen,
gedaagden,
procureur mr. P.J. Soede,
Partijen zullen hierna respectievelijk de Gemeente Vianen, [gedaagden zaak 1 c.s.], de Stuwruiters, [gedaagde sub 2, zaak 2], de Rabobank, Marbus Beheer, De Kamper Ontwikkeling, de Hervormde Kerk, de Hervormde Kosterij en [gedaagden zaak 6 c.s.] worden genoemd.
1. De procedure in alle zaken
1.1. Het verloop van de procedures blijkt uit:
in de zaak tegen Marbus Beheer:
- het tussenvonnis van 18 juli 2007 in het incident en in de hoofdzaak, waarin De Kamper is toegelaten als interveniënt in de hoofdzaak en waarbij in de hoofdzaak een comparitie van partijen is gelast;
in de zaak tegen de Stuwruiters:
- het tussenvonnis van 4 juli 2007 in de incidenten en in de hoofdzaak, waarbij [gedaagde sub 2, zaak 2] en De Rabobank zijn toegelaten als interveniënten en waarbij in de hoofdzaak een comparitie van partijen is gelast,
in de overige zaken:
- de tussenvonnissen van 4 juli 2007, waarbij een comparitie van partijen is gelast,
in alle zaken :
het proces-verbaal van comparitie van partijen van 25 september 2007, gelijktijdig gehouden in alle zaken, de in dat proces-verbaal genoemde, op voorhand toegezonden producties en de pleitnotities aan de hand waarvan partijen ter zitting hun standpunten hebben doen bepleiten,
1.2. Ten slotte is in alle zaken vonnis bepaald op heden.
2. De feiten in alle zaken
2.1. Bij Koninklijk Besluit van 22 december 2006, no. 06.004684, is goedgekeurd het besluit van de raad van de Gemeente Vianen van 16 februari 2006, no 14/1, tot onteigening als bedoeld in Titel IV van de Onteigeningswet (Ow) van de bij dat besluit aangewezen percelen en perceelsgedeelten. Dit Koninklijk Besluit (hierna: het KB) is gepubliceerd in de Staatscourant van 10 januari 2007, nr. 7, en – om hier niet ter zake doende redenen – gerectificeerd in de Staatscourant van 8 februari 2007, no. 28.
2.2. In het KB is de onteigening goedgekeurd van de navolgende percelen en perceelsgedeelten:
kadastrale gemeente sectie, nummer en grootte perceel te onteigenen
grondplannummer
gemeente Vianen F 110, nr. 14 01 20 65 00 85 18
Van bovengenoemd perceel zijn in het KB [gedaagden zaak 1 c.s.] ieder voor de helft aangewezen als eigenaar.
gemeente Vianen F 108, nr. 11 01 54 60 0038 49
gemeente Vianen F 117, nr. 10 03 15 35 02 92 43
Van bovengenoemde percelen zijn in het KB de Stuwruiters aangewezen als eigenaar.
gemeente Vianen F 113, nr. 1 01 78 25 102 00 00
(NB Volgens grondplantekening en lijst bij raadsbesluit beloopt het te onteigenen gedeelte 14 a 98 ca)
gemeente Vianen F 115, nr. 2 01 26 15 01 26 15
Van bovengenoemde percelen is in het KB Marbus Beheer aangewezen als eigenaar.
gemeente Vianen F 114, nr. 5 00 76 00 00 02 05
gemeente Vianen F 118, nr. 6 01 27 50 00 58 30
gemeente Vianen F 135, nr. 7 02 45 45 02 45 45
gemeente Vianen F 155, nr. 9 00 38 60 00 38 60
Van bovengenoemde percelen is in het KB de Hervormde Kerk aangewezen als eigenaar.
gemeente Vianen F 154, nr. 8 00 58 20 00 58 20
Van bovengenoemd perceel is in het KB de Hervormde Kosterij aangewezen als eigenaar.
gemeente Vianen F 132, nr. 3 01 40 75 01 40 75
gemeente Vianen F 116, nr. 4 00 88 75 00 88 75
Van bovengenoemde percelen zijn in het KB [gedaagden zaak 6 c.s.] als eigenaar aangewezen.
2.3. Alle hierboven ter onteigening aangewezen gronden zijn begrepen in het bestemmingsplan “Bedrijventerrein Gaasperwaard” van de Gemeente Vianen (hierna: het bestemmingsplan). Dit bestemmingsplan is op 27 april 2000 vastgesteld door de raad van de Gemeente Vianen. Aan het bestemmingsplan is aanvankelijk door Gedeputeerde Staten van de Provincie Zuid Holland goedkeuring onthouden. Dit besluit is door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 17 april 2002 vernietigd. Vervolgens hebben Gedeputeerde Staten van de Provincie Utrecht (waartoe de Gemeente Vianen inmiddels was gaan behoren) het bestemmingsplan op 1 juni 2004 gedeeltelijk goedgekeurd. Op 16 februari 2005 is het bestemmingsplan onherroepelijk geworden. De onderdelen van het bestemmingsplan waaraan goedkeuring is onthouden hebben geen betrekking op de in de onderhavige onteigening betrokken gronden.
2.4. De te onteigenen gronden zijn in het bestemmingsplan aangewezen voor de bestemmingen “bedrijventerrein”, “verkeersdoeleinden” en “groen/water”.
2.5. Blijkens een daarvan opgemaakte akte (nummer 2007/146) heeft de Gemeente Vianen op 24 mei 2007 de bescheiden als bedoeld in artikel 89 Ow ter griffie van de rechtbank gedeponeerd.
2.6. Het perceel F 117, in eigendom van de Stuwruiters, is verpacht aan [gedaagde sub 2, zaak 2].
2.7. De percelen F117 en F 108 van de Stuwruiters zijn belast met een recht van eerste hypotheek ten gunste van de Rabobank, tot zekerheid van betaling van al hetgeen de Rabobank te vorderen heeft of mocht hebben uit hoofde van een aan de Stuwruiters verstrekt krediet in rekening-courant en diverse financieringsovereenkomsten. Uit dien hoofde heeft de Rabobank van de Stuwruiters nog te vorderen een restant hoofdsom van EUR 90.756,04, alsmede de lopende rente vanaf 1 juni 2007 à 5,5 % per jaar.
2.8. De percelen F 113 en F 115 van Marbus Beheer zijn belast met een recht van eerste hypotheek ten gunste van De Kamper, tot zekerheid voor betaling van al hetgeen De Kamper van Marbus Beheer te vorderen heeft of mocht hebben uit hoofde van een aan Marbus Beheer verstrekte geldlening ad EUR 572.265,--. De Kamper heeft van Marbus Beheer ter zake nog te vorderen de hoofdsom van EUR 572.265,-- te vermeerderen met rente en kosten.
3. Het geschil in alle zaken
3.1. De Gemeente Vianen vordert dat de rechtbank bij vonnis de vervroegde onteigening uitspreekt ten name van de Gemeente Vianen en ten laste van gedaagden van de percelen en perceelsgedeelten zoals hierboven onder 2.2. aangeduid, met bepaling van (een voorschot op) de onderscheidenlijke schadeloosstellingen en met benoeming van een rechter-commissaris en deskundigen zoals bepaald in de Onteigeningswet.
3.2. Gedaagden hebben op verscheidene gronden ieder gemotiveerd verweer gevoerd tegen de gevorderde onteigeningen. Op de stellingen van partijen zal hierna, waar nodig, nader worden ingegaan.
3.3. De Kamper heeft bij eis in interventie in de zaak tegen Marbus Beheer primair gevorderd dat de Gemeente Vianen niet-ontvankelijk zal worden verklaard, en subsidiair dat aan haar uit (het voorschot op) de door de rechtbank vast te stellen schadeloosstelling een bedrag van EUR 572.265,-- zal worden betaald, te vermeerderen met rente en (on)kosten.
3.4. De Rabobank heeft bij eis in interventie in de zaak tegen de Stuwruiters gevorderd dat uit (het voorschot op) de door de rechtbank vast te stellen schadeloosstelling aan haar als houdster van het recht van eerste hypotheek op de percelen F 108 en F 117, zal worden betaald een bedrag van EUR 90.756,04 te vermeerderen met een rentevergoeding van 5,5% per jaar vanaf 1 juni 20007 tot aan de dag der algehele voldoening, alsmede te vermeerderen met de kosten verbonden aan deze interventie, waaronder het griffierecht.
3.5. [gedaagde sub 2, zaak 2], pachter van de Stuwruiters van het perceel F 117, heeft in de zaak jegens de Stuwruiters, bij eis in interventie gevorderd – zo begrijpt de rechtbank – dat de Gemeente Vianen wordt veroordeeld om aan hem de aangeboden schadeloosstelling van EUR 58.040,00 te betalen, indien in de hoofdzaak de onteigening wordt uitgesproken.
4.1. Uitgangspunt bij de beoordeling van de standpunten van partijen in alle zaken is de door de wetgever aan de onteigeningsrechter opgedragen taak, die strikt is afgebakend ten opzichte van die van het bestuur. De onteigeningsrechter heeft slechts de vraag te beantwoorden of de onteigenende partij bij het nemen van het onteigeningsbesluit – dan wel de Kroon bij de goedkeuring daarvan, zoals in de onderhavige gevallen – in redelijkheid tot dat besluit heeft kunnen komen. De rechter dient derhalve de rechtmatigheid te toetsen van (het besluit tot goedkeuring van) het onteigeningsbesluit en wel naar de situatie ten tijde van het (goedkeurings)besluit, zulks op grondslag van de tegen de onteigening gerichte bezwaren welke reeds in de aan het onteigeningsgeding voorafgaande procedure bij het bestuur naar voren zijn gebracht. Voor een zelfstandige beoordeling door de onteigeningsrechter van de noodzaak tot onteigening naar het tijdstip van zijn uitspraak bestaat maar in beperkte mate ruimte (HR 9 februari 2000, NJ 2000/418). De door gedaagden tegen de onteigening gevoerde verweren zullen telkens met inachtneming van dit toetsingskader worden gewogen.
4.2. De verweren van alle gedaagden – kort en zakelijk weergegeven doch hierna uitvoeriger te bespreken – komen in de kern genomen op het navolgende neer:
- De noodzaak tot onteigening wordt betwist, betogende dat de Gemeente Vianen onvoldoende serieuze pogingen tot minnelijke verwerving van de te onteigenen percelen heeft ondernomen, en dat ten onrechte voorbij is gegaan aan het beroep op (gezamenlijke) zelfrealisatie;
- De voorgenomen oprichting van het bedrijventerrein Gaasperwaard is niet zodanig urgent dat onteigening is gerechtvaardigd, terwijl voorts niet is aangetoond dat de door de Gemeente Vianen gewenste vorm van planuitvoering het publiek belang dient;
- [gedaagden zaak 6 c.s.] wijzen ter onderbouwing van de hiervoor weergegeven verweren ook op de bijzondere voorgeschiedenis van de wijze waarop zij hun percelen in het plangebied hebben verworven en de rol van de Gemeente Vianen daarbij;
- De onteigening strekt tot een ander doel dan waarvoor volgens het onteigeningsbesluit onteigend wordt, althans is onrechtmatig, omdat het de Gemeente Vianen niet meer vrij stond met partijen te onderhandelen over zelfrealisatie gelet op haar verbondenheid aan een projectontwikkelaar ten aanzien van de realisatie van het bedrijventerrein;
Marbus Beheer stelt voorts primair dat de Gemeente Vianen de gevorderde onteigening van de percelen van Marbus Beheer moet worden ontzegd gelet op de onjuiste aanduiding van de te onteigenen oppervlakte daarvan in het goedkeuringsbesluit.
4.3. De Gemeente Vianen heeft gemotiveerd betoogd dat de verweren van gedaagden dienen te falen. De rechtbank zal hieronder overgaan tot bespreking van die verweren, waar mogelijk in zaken gezamenlijk voor zover de individuele standpunten en relevante feiten en omstandigheden dit toelaten, zo nodig per individuele gedaagde partij afzonderlijk.
Ten aanzien van de ontvankelijkheid van de Gemeente Vianen in de zaak tegen Marbus Beheer
4.4. Marbus Beheer en De Kamper als interveniënt hebben zich primair op het standpunt gesteld dat de Gemeente Vianen niet kan worden ontvangen in haar vordering nu in het KB bij perceel F 113 een onjuiste te onteigenen oppervlakte is vermeld, namelijk 102 ha. in plaats van 00.14.98 ha. Zij betogen in dat verband dat in de stukken die aan Marbus Beheer kenbaar zijn gemaakt nimmer gewag is gemaakt van de thans door de Gemeente Vianen genoemde oppervlakte en dat de Gemeente Vianen kennelijk van een onjuiste maatvoering is uitgegaan. Zij betwisten dat sprake is van een misverstand of kennelijke verschrijving in de lijst van de te onteigenen onroerende zaken die aan de Kroon is toegezonden en achten de door de Gemeente Vianen gevolgde procedure in strijd met artikel 1 van het eerste Protocol van het EVRM.
4.5. Dit verweer faalt. De Gemeente Vianen heeft er terecht op gewezen dat de aanwijzing van hetgeen moet worden onteigend op de juiste wijze en overeenkomstig de wettelijke bepalingen is geschied bij het raadsbesluit en de daaraan gehechte lijst van te onteigenen onroerende zaken, de terinzagelegging van het ontwerp daarvan en de bij deze stukken tevens gevoegde grondplantekening. Vast staat voorts dat ook de Kroon beschikte over de grondplantekening waarin de juiste te onteigenen oppervlakte voor perceel F 113 was ingetekend. Mede gelet op hetgeen volgt uit het arrest van de Hoge Raad van 29 maart 1922, NJ 1922, 650 moet worden geoordeeld dat het feit dat aan Marbus Beheer en aan de Kroon een lijst met een onjuiste oppervlakte aanduiding is toegezonden en die vervolgens in het goedkeuringsbesluit van de Kroon is opgenomen, niet een zodanig gebrek is dat daaruit de niet-ontvankelijkheid van de Gemeente Vianen in deze procedure dient te volgen. Dit te minder nu niet is gesteld dat bij Marbus Beheer op enig moment gedurende de administratieve onteigeningsprocedure onduidelijkheid heeft bestaan over de te onteigenen oppervlakte van perceel F 113. Het tegendeel is door de Gemeente Vianen gemotiveerd – en met verwijzing naar correspondentie onderbouwd – gesteld en door Marbus Beheer en De Kamper niet weersproken. Anders dan Marbus Beheer en De Kamper stellen kan er zonder meer van worden uitgegaan dat het hier een kennelijke verschrijving betreft, alleen al vanwege het feit dat de totale oppervlakte van het perceel F 113 01.78.25 ha is, zodat onteigening van 102 ha feitelijk onmogelijk is, en moet het er voorts voor worden gehouden dat het voor Marbus Beheer en De Kamper van aanvang af duidelijk is geweest dát het hier om een dergelijke verschrijving ging. Schending van het in het eerste Protocol van het EVRM neergelegde recht op eigendom is derhalve niet aan de orde, noch in het administratieve traject van de voorgenomen onteigening noch in de onderhavige procedure.
Ten aanzien van de urgentie en het publiek belang
4.6. Gedaagden – behoudens kennelijk [gedaagden zaak 6 c.s.] – hebben aangevoerd dat de Kroon niet of onvoldoende is nagegaan of de voorgenomen uitvoering van het werk zodanig urgent is dat onteigening is gerechtvaardigd. Zij betwisten dat die urgentie bestaat, nu niet vast staat dat het plan binnen vijf jaren na het begin van de administratieve procedure zal worden gerealiseerd. Bovendien volgt volgens deze gedaagden uit de vernietiging van artikel 1 lid q van de planvoorschriften dat het doel van het bestemmingsplan onvoldoende duidelijk is gedefinieerd en dat geen behoefteraming mogelijk is, hetgeen ertoe leidt dat de voor onteigening noodzakelijke urgentie niet kan worden vastgesteld.
4.7. Dit verweer wordt gepasseerd. Voorop staat dat de onteigeningsrechter niet de taak heeft zelfstandig te toetsen of de onteigening voldoende urgent is. De Kroon heeft in het KB de aanwezigheid van de voor onteigening vereiste urgentie getoetst. Daartoe is in het KB overwogen dat het bestemmingsplan “Gaasperwaard” voorziet in een dringende behoefte aan bedrijfskavels, dat de Gemeente Vianen in 2000 en 2005 peilingen heeft gedaan naar de behoefte aan bedrijfskavels op de Gaasperwaard en dat daaruit een totale behoefte bleek van ongeveer 23 ha, die er naar verwachting toe zou leiden dat het totale areaal van de Gaasperwaard (19 ha) binnen vijf jaar zou zijn uitgegeven. Door gedaagden zijn geen concrete feiten of omstandigheden gesteld die de conclusie kunnen rechtvaardigen dat de Kroon in redelijkheid niet tot dit oordeel heeft kunnen komen. De vernietiging van artikel 1 lid q van de planvoorschriften, waarin het begrip “subregio” is gedefinieerd, geeft daartoe geen concreet handvat, omdat dit aan de door de Kroon vastgestelde behoefte aan bedrijfskavels niet afdoet. Dat de Kroon zou hebben miskend dat het werk niet binnen vijf jaren na de aanvang van de administratieve onteigeningsprocedure zal zijn gerealiseerd, berust op een onjuiste uitleg van de door de Kroon gehanteerde vijfjaarstermijn, zoals door de Gemeente Vianen ook onweersproken is betoogd, die een aanvang neemt vanaf de datum van het KB.
4.8. Door gedaagden – behoudens wederom kennelijk [gedaagden zaak 6 c.s.] – is voorts gesteld dat de Gemeente Vianen niet heeft aangegeven dat de gewenste vorm van planuitvoering het publieke belang dient, zodat – zo begrijpt de rechtbank – daaraan geen argument tegen de door gedaagden gewenste zelfrealisatie kan worden ontleend.
4.9. De Gemeente Vianen heeft ter betwisting daarvan er terecht op gewezen dat de afweging van het publieke belang tegenover de individuele belangen van de bij de onteigening betrokken grondeigenaren uitdrukkelijk is overgelaten aan het bestuur en dat voor de onteigeningsrechter ook daar geen zelfstandig toetsende taak is weggelegd. De Kroon heeft in het KB vastgesteld dat aan de door de Gemeente Vianen gewenste wijze van planuitvoering in het publieke belang dringend behoefte bestaat. De kennelijke onjuistheid van dit oordeel van de Kroon kan uit de stellingen van gedaagden niet worden afgeleid. Concrete aanknopingspunten zijn door gedaagden te dien aanzien niet aangereikt. Aan de gevorderde onteigening kan in het kader van het hierna te bespreken beroep op zelfrealisatie het ontbreken van een publiek belang bij de door de Gemeente Vianen gewenste wijze van planuitvoering derhalve niet in de weg staan.
Ten aanzien van het beroep op zelfrealisatie
4.10. Alle gedaagden hebben aangevoerd dat zij bereid en in staat zijn om de door de Gemeente Vianen gewenste bestemming zelf te verwezenlijken in de vorm van een samenwerkingsverband tussen alle in deze procedure gedaagde grondeigenaren en een drietal projectontwikkelaars en – zo nodig – de Gemeente Vianen. Zij verwijzen daartoe naar een in augustus 2006 ondertekende samenwerkingsovereenkomst tussen Marbus Beheer, [gedaagden zaak 6 c.s.] en de Stuwruiters met De Kamper en twee andere projectontwikkelaars, en waarbij partij [gedaagden zaak 1 c.s.] en de Hervormde Kerk en de Hervormde Kosterij zich nadien hebben aangesloten. Daaruit blijkt volgens gedaagden genoegzaam van hun bereidheid om de bestemming te realiseren in samenwerking met en overeenkomstig de wensen van de Gemeente Vianen en van het feit dat zij daartoe ook in staat zijn nu zij door de verbintenis met een aantal projectontwikkelaars ook de benodigde kennis, ervaring en kapitaal in huis hebben gehaald.
De Gemeente Vianen heeft volgens gedaagden geweigerd om over het verkavelingsplan in overleg te treden en is niet bereid gebleken om serieuze gesprekken met gedaagden aan te gaan over de invulling van hun wens tot zelfrealisatie. Aldus heeft de Gemeente Vianen in strijd gehandeld met artikel 17 Ow. Dit geldt volgens gedaagden te meer nu de Gemeente Vianen de ontwikkelingsmogelijkheden van de in dit geding betrokken grondeigenaren heeft gefrustreerd ten faveure van de door haar voorgestane realisering van het bestemmingsplan door een eigen projectontwikkelaar, aan wie zij zich kennelijk al heeft gecommitteerd en waardoor zij niet langer vrij is om met anderen dan deze projectontwikkelaar de bestemming te verwezenlijken. Ook hierom moet de onteigening onrechtmatig worden geacht, aldus gedaagden. De Kroon is gezien het voorgaande in het KB ten onrechte, en in afwijking van bestendige uitspraken in dit kader, tot de conclusie gekomen dat er geen concrete samenwerkingsplannen zijn die in combinatie met voldoende kennis, ervaring en kapitaal bij een der betrokken partijen zouden kunnen leiden tot het oordeel dat van een reële kans op zelfrealisatie sprake is.
4.11. Voor de Stuwruiters en [gedaagden zaak 6 c.s.] geldt dat zij naast het beroep op zelfrealisatie in het kader van voornoemd samenwerkingsverband in deze procedure voorts stellen dat de Kroon in het KB in redelijkheid niet voorbij heeft mogen gaan aan de argumenten die in hun onderscheidenlijke gevallen pleiten voor honorering van de wens om, al dan niet op individuele basis, (een deel van) het bestemmingsplan op hun eigen gronden te realiseren. De Stuwruiters wijst daartoe in het bijzonder op het feit dat zij ten minste vier volledige, aan de openbare weg gelegen bedrijfskavels, kan realiseren zonder dat zij daarvoor gronden van anderen nodig heeft. [gedaagden zaak 6 c.s.] doet een beroep op de stelling dat het begin jaren ’90 juist de Gemeente Vianen is geweest die er, vanwege de uitdijende bedrijfsactiviteiten van [gedaagden zaak 6 c.s.] aan de Lekdijk, op heeft aangedrongen dat [gedaagden zaak 6 c.s.] zich een grondpositie zou verwerven in de Gaasperwaard met het oog op het realiseren van een gedeeltelijke bedrijfsverplaatsing naar het te zijner tijd aldaar te ontwikkelen bedrijventerrein.
De Hervormde Kerk en de Hervormde Kosterij
4.12. De Gemeente Vianen heeft er terecht op gewezen dat de Hervormde Kerk en de Hervormde Kosterij in de administratieve procedure geen beroep hebben gedaan op zelfrealisatie. Indachtig hetgeen in rechtsoverweging 4.1. is overwogen, dat de toetsing van het KB plaatsvindt op de grondslag van de tegen de onteigening gerichte bezwaren welke reeds in de aan het onteigeningsgeding voorafgaande procedure bij het bestuur naar voren zijn gebracht, kan het hiervoor in rechtsoverweging 4.10. verwoorde beroep op zelfrealisatie deze partijen niet baten. Voor hen kan dit verweer dan ook verder buiten bespreking blijven omdat het hoe dan ook om deze reden faalt. Overigens zou voor hen inhoudelijk hetzelfde gelden als hetgeen hieronder voor wat betreft het beroep van Marbus Beheer, [gedaagden zaak 1 c.s.] en de Stuwruiters wordt overwogen.
Marbus Beheer, [gedaagden zaak 1 c.s.] en de Stuwruiters
4.13. De Gemeente Vianen heeft zich achter het oordeel van de Kroon geschaard.
Dat oordeel komt er ten aanzien van het beroep op zelfrealisatie van Marbus Beheer en [gedaagden zaak 1 c.s.] – samengevat – op neer dat uit het door de Kroon ingestelde onderzoek is gebleken dat gedaagden niet beschikken over concrete (samenwerkings)plannen die in combinatie met voldoende kennis, ervaring en kapitaal bij één of meer bij die plannen betrokken partijen, zouden kunnen leiden tot het oordeel dat van een reële optie op zelfrealisatie sprake is en dat ondanks intensieve gesprekken de bij de onteigening betrokken eigenaren ook onderling nog geen basis hebben kunnen vinden om de mogelijkheid van zelfrealisatie verder gestalte te geven. Ten aanzien van de Stuwruiters heeft de Kroon – opnieuw samengevat – overwogen dat de Gemeente Vianen zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de regiefunctie van de Gemeente Vianen is aangewezen en dat het honoreren van het zelfrealisatieverweer van de Stuwruiters daaraan wezenlijk afbreuk zou doen en niet in het algemeen belang is te achten. Het enkele gegeven dat de Stuwruiters tenminste drie volledige bedrijfskavels kan realiseren op haar eigen grond acht de Kroon onvoldoende om zelfrealisatie te laten prevaleren boven onteigening, ook omdat het bestemmingsplan integraal moet worden uitgevoerd en de daarvoor benodigde gronden niet in zijn geheel in bezit zijn van de Stuwruiters. Daarnaast is de Kroon niet gebleken van het bestaan van concrete plannen tot zelfrealisatie.
De Gemeente Vianen heeft betoogd, dat noch in de gesprekken met de gemeente, noch in de samenwerkingsovereenkomst is aangegeven op welke wijze gedaagden op hun gronden het bestemmingsplan zouden gaan realiseren. Zij hebben daarentegen steeds aangestuurd op een publiek-private samenwerkingsconstructie waarbij het hele plangebied zou worden betrokken, met de Gemeente Vianen als mede –risicodragende partij.
4.14. De rechtbank is van oordeel dat de Kroon het beroep op gezamenlijke zelfrealisatie van Marbus Beheer, [gedaagden zaak 1 c.s.] en de Stuwruiters in redelijkheid heeft kunnen afwijzen. Voor dat oordeel is doorslaggevend dat ook de rechtbank de samenwerkingsovereenkomst en hetgeen daarop ter toelichting naar voren is gebracht, onvoldoende concreet acht in de uitwerking. Weliswaar blijkt van een verregaande gezamenlijke intentie tot samenwerking en zijn projectontwikkelaars bereid gevonden in de ontwikkeling te participeren, maar de feitelijke wijze waarop de betrokken grondeigenaren menen (delen van) het bestemmingsplan te kunnen verwezenlijken is – in elk geval ten tijde van het KB – niet uit de verf gekomen en blijkt ook niet uit de samenwerkingsovereenkomst, waarover de Kroon al beschikte. Dat het voor de grondeigenaren niet mogelijk was om in een eerder stadium met uitgewerkte plannen te komen vanwege de opstelling van de Gemeente Vianen valt niet in te zien. Het verkavelingsplan van de Gemeente Vianen was immers al beschikbaar vóórdat het samenwerkingsverband gestalte kreeg, terwijl ook overigens geen onduidelijkheid kon bestaan over de door de Gemeente Vianen gewenste wijze van planuitvoering. Dat de medewerking van de Gemeente Vianen volgens de grondeigenaren noodzakelijk was om de wens tot realisatie nader vorm te kunnen geven kan in het kader van de gevorderde onteigening niet aan de Gemeente Vianen worden tegengeworpen. Het gegeven dat het zelf realiseren van (delen van) het bestemmingsplan zonder medewerking van de Gemeente Vianen onmogelijk is en waarbij in elk geval tot ruiling van gronden moet worden overgegaan, óók met de Gemeente Vianen en wellicht óók met gronden van buiten het samenwerkingsverband gebleven grondeigenaren, kon mede grond zijn om het beroep op zelfrealisatie niet te honoreren. Tot dergelijke medewerking was de Gemeente Vianen niet gehouden, te minder nu concrete voorstellen over de verdere uitwerking van het bestemmingsplan van de betrokken grondeigenaren en de beoogde rol van de Gemeente Vianen daarbij, ontbraken.
4.15. Ook het beroep van de Stuwruiters op (individuele) zelfrealisatie van vier zelfstandige, aan de openbare weg gelegen, bedrijfskavels op eigen grond, faalt. Aan de Stuwruiters kan worden toegegeven dat het argument van de Kroon, dat de regiefunctie van de Gemeente Vianen aan honorering van dat beroep in de weg staat, in dit specifieke geval zonder nadere motivering op zich zelf niet overtuigt, mede in het licht van het KB van 31 januari 2002 no. 02-000512 (gemeente Houten). Wat er van de steekhoudendheid van die argumentatie echter thans ook zij, de Kroon heeft toch in redelijkheid kunnen oordelen dat het beroep op zelfrealisatie niet kan slagen. Daartoe is doorslaggevend dat de Stuwruiters, zoals de Kroon ook heeft overwogen, geen concrete plannen voor deze zelfrealisatie kon tonen.
4.16. De stelling van alle gedaagden dat de Gemeente Vianen de ontwikkelingsmogelijkheden van de in dit geding betrokken grondeigenaren heeft gefrustreerd ten faveure van een eigen projectontwikkelaar, aan wie zij zich contractueel al zou hebben verbonden, leidt niet tot een ander oordeel. Objectieve aanknopingspunten die de juistheid ervan aannemelijk zouden kunnen maken, zijn door gedaagden niet aangereikt. Gedaagden hebben enkel verwezen naar mededelingen van de betrokken projectontwikkelaar op haar website waaruit bleek dat zij door de Gemeente Vianen zou zijn verkozen voor de ontwikkeling van het bedrijventerrein Gaasperwaard. Deze mededelingen zijn echter van de website verwijderd toen de Gemeente Vianen daartegen bij de projectontwikkelaar heeft geprotesteerd. Enige contractuele gebondenheid van de Gemeente Vianen aan deze projectontwikkelaar kan uit deze gang van zaken niet worden afgeleid. Overige omstandigheden die in die richting zouden kunnen wijzen, zijn gesteld noch gebleken. Dit klemt te meer omdat aannemelijk is dat de Gemeente Vianen voor de gunning van dit project een aanbestedingsprocedure zal moeten doorlopen, waarvan niet is gebleken. Anders dan gedaagden stellen ligt het bij deze stand van zaken niet op de weg van de Gemeente Vianen om aan te tonen dat van een dergelijke gebondenheid geen sprake is.
4.17. Hetgeen in rechtsoverweging 4.14. is overwogen over de wens tot gezamenlijke zelfrealisatie van de betrokken grondeigenaren en het oordeel dat de samenwerking in dit verband onvoldoende concreet in de uitwerking is gebleven om het beroep op zelfrealisatie te honoreren, geldt ook voor [gedaagden zaak 6 c.s.] Ook [gedaagden zaak 6 c.s.] heeft daarnaast geen concreet plan voor individuele zelfrealisatie op tafel kunnen leggen, terwijl vast staat dat zonder medewerking van de Gemeente Vianen in de vorm van grondruil de realisatie op eigen grond van een onderdeel van het bestemmingsplan door [gedaagden zaak 6 c.s.] bovendien niet tot de mogelijkheden behoort. In beginsel lijkt honorering van het beroep op zelfrealisatie van [gedaagden zaak 6 c.s.] dus niet voor de hand te liggen.
4.18. De vraag rijst in dit verband of in de inhoud van de contacten tussen de Gemeente Vianen en [gedaagden zaak 6 c.s.] in de jaren negentig, voldoende grond kan worden gevonden voor het oordeel dat de door de Gemeente Vianen gevorderde onteigening jegens [gedaagden zaak 6 c.s.] noodzakelijk was. Bij de beantwoording van die vraag staat voorop dat de bevoegdheid van de Gemeente Vianen tot onteigening, waaronder begrepen het daarmee samenhangende traject van minnelijk overleg, dient te worden uitgeoefend binnen het daarvoor geldende kader van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.
Vast staat dat de Gemeente Vianen en [gedaagden zaak 6 c.s.] begin jaren negentig gesprekken hebben gevoerd over de uitdijende transportactiviteiten aan de Lekdijk die in strijd waren met het aldaar destijds vigerende bestemmingsplan en op basis daarvan aan [gedaagden zaak 6 c.s.] verstrekte vergunningen. Niet in geschil is voorts dat in gesprekken in de loop van de jaren negentig zowel de Gemeente Vianen als [gedaagden zaak 6 c.s.] herhaaldelijk het toekomstige bedrijventerrein in de Gaasperwaard als serieuze optie voor de herhuisvesting van de transportactiviteiten van [gedaagden zaak 6 c.s.] hebben genoemd. [gedaagden zaak 6 c.s.] heeft in dat kader twee percelen grond in de Gaasperwaard aangekocht. Dat [gedaagden zaak 6 c.s.] zich in de Gaasperwaard een grondpositie had verworven met het oog op het te ontwikkelen bedrijventerrein aldaar was de Gemeente Vianen al sinds die tijd bekend. Ook was de Gemeente Vianen er van op de hoogte dat het er [gedaagden zaak 6 c.s.] om te doen was te zijner tijd aldaar de eigen transportactiviteiten te huisvesten, in overeenstemming met jegens vertegenwoordigers van de Gemeente Vianen herhaaldelijk geuite, en door dezen steeds serieus genomen wensen. Vast staat dat het voorliggende bestemmingsplan “Gaasperwaard” dergelijke activiteiten toelaat, ook op de door [gedaagden zaak 6 c.s.] beoogde zichtlocatie aan de rijksweg A27.
Niet is gesteld of gebleken dat de gemeente Vianen er in het kader van die grondverwerving [gedaagden zaak 6 c.s.] er uitdrukkelijk op heeft gewezen dat hij te zijner tijd die grond alleen kon inbrengen en dan tegen betaling van de door de gemeente te hanteren gronduitgifteprijs een qua omvang en bestemming toereikende kavel zou kunnen verkrijgen.
Op grond van het voorgaande bevindt [gedaagden zaak 6 c.s.] zich in een andere uitgangspositie ten opzichte van de Gemeente Vianen en de door haar beoogde planontwikkeling dan de overige in dit geding betrokken grondeigenaren. Niettemin heeft de Gemeente Vianen volstaan met een enkel aanbod aan [gedaagden zaak 6 c.s.] in het kader van de minnelijke verwerving van zijn percelen, heeft zij het beroep op zelfrealisatie afgewezen bij brief van 12 januari 2006 en is zij vervolgens overgegaan tot het nemen van het onteigeningsbesluit. Echter in het licht van de bijzondere positie van [gedaagden zaak 6 c.s.] had het op de weg van de Gemeente Vianen gelegen meer inhoud te geven aan haar onderhandelingsplicht jegens [gedaagden zaak 6 c.s.] Het gegeven dat [gedaagden zaak 6 c.s.] voor een volledige verplaatsing van zijn transportbedrijfsactiviteiten beduidend meer oppervlakte nodig had dan de gezamenlijke oppervlakte van zijn percelen in de Gaasperwaard, volstaat op zich zelf niet ter afwijzing van het beroep op zelfrealisatie, nu [gedaagden zaak 6 c.s.] reeds bij brief van 11 juli 2005 had aangegeven de wens tot zelfrealisatie te beperken tot een oppervlakte die overeenstemt met de oppervlakte die hij in Gaasperwaard in eigendom heeft.
Dat voor de verwezenlijking van een deel van het bestemmingsplan op eigen gronden van [gedaagden zaak 6 c.s.] een ruiling met gronden van de Gemeente Vianen noodzakelijk is, behoefde in dit geval evenmin op voorhand aan zelfrealisatie in de weg te staan. [gedaagden zaak 6 c.s.] heeft daartoe het voor de hand liggende voorstel gedaan zijn perceel F 116, dat bestemd was voor verkeersdoeleinden en groenvoorziening met de gemeente te ruilen tegen grond van de gemeente die aansluit op zijn perceel F 132.
De Gemeente Vianen heeft niet aangegeven welke concrete – uit het verkavelingsplan voortspruitende – bezwaren tegen een dergelijke grondruil bestaan.
De stelling van de Gemeente Vianen – onder verwijzing naar vaste jurisprudentie van de Kroon – dat er geen verplichting van de Gemeente bestaat tot grondruil om zelfrealisatie mogelijk te maken, betekent niet dat – zoals in casu – de Gemeente Vianen kan weigeren serieus een dergelijke ruil in overweging te nemen en daartoe eventueel bereid te zijn, al dan niet onder het stellen van bijvoorbeeld financiele voorwaarden. Zover is het echter in deze in het geheel niet gekomen.
Vanwege deze opstelling van de Gemeente Vianen valt het [gedaagden zaak 6 c.s.] dan ook niet tegen te werpen dat hij mede zijn toevlucht heeft gezocht in een samenwerkingsverband met andere grondeigenaren en tot op heden geen voldoende concreet uitgewerkt plan voor de gewenste individuele zelfrealisatie heeft ontwikkeld.
4.19. Hoewel [gedaagden zaak 6 c.s.] in zijn bezwaar tegen het onteigeningsbesluit zijn bijzondere positie uitgebreid bij de Kroon aan de orde heeft gesteld, heeft de Kroon naar het oordeel van de rechtbank ten onrechte aan deze bijzondere positie geen betekenis toegekend, althans van het tegendeel in de motivering van het goedkeuringsbesluit niet doen blijken.
De Kroon neemt bovendien kennelijk tot uitgangspunt dat [gedaagden zaak 6 c.s.] een ruimtebeslag beoogt van tussen de vier en zes hectare grond en uitsluitend de intentie heeft om de bestemming samen met Marbus Beheer te realiseren.
De primaire (en meer beperkte) optie van [gedaagden zaak 6 c.s.] om op basis van haar eigendom van ca 2.3 ha tot zelfrealisatie over te gaan wordt niet vermeld en/of besproken.
Voor de afwijzing van het beroep op zelfrealisatie verwijst de Kroon in de eerste plaats naar hetgeen is overwogen over het zelfrealisatieplan in het kader van de samenwerkingsovereenkomst met Marbus Beheer e.a.. Voorts vermeldt de Kroon dat de ligging van de percelen van [gedaagden zaak 6 c.s.] zodanig is dat deze niet “volstaat om het transportbedrijf te ontwikkelen en zonder afbreuk te doen aan de door de gemeente voorgestane inrichting van de infrastructuur”.
In de overweging van de Kroon ontbreekt echter de motivering op grond waarvan de gemeente Vianen – gelet op de bijzondere positie van [gedaagden zaak 6 c.s.] – iedere bereidheid tot grondruil mocht afwijzen.
De vermelding door de Kroon, dat [gedaagden zaak 6 c.s.] nog geen concreet plan voor zelfrealisatie heeft ontwikkeld is juist, doch mocht – gelet op de opstelling van de Gemeente Vianen ten aanzien van een mogelijke grondruil – geen factor van doorslaggevende betekenis vormen bij het verlenen van goedkeuring aan het onteigeningsbesluit.
De rechtbank is dan ook van oordeel, dat de Kroon in redelijkheid de goedkeuring aan het onteigeningsbesluit met betrekking tot de percelen van [gedaagden zaak 6 c.s.] had behoren te onthouden, aangezien van de noodzaak tot onteigening onvoldoende was gebleken.
Dit betekent dat de vordering tot onteigening van de Gemeente Vianen tegen [gedaagden zaak 6 c.s.] zal worden afgewezen met veroordeling van de Gemeente Vianen in de proceskosten van [gedaagden zaak 6 c.s.]
Conclusie ten aanzien van de gevorderde onteigeningen
4.20. De conclusie van al het voorgaande moet zijn dat de gevorderde onteigeningen zullen worden toegestaan, behoudens die jegens [gedaagden zaak 6 c.s.].
Omdat geen der gedaagden met de aangeboden schadeloosstellingen heeft ingestemd, zal de rechtbank in alle zaken – behoudens die jegens [gedaagden zaak 6 c.s.] – overgaan tot het benoemen van een rechter-commissaris en een drietal deskundigen. De rechtbank zal voorts bepalen dat de opneming van de ligging en gesteldheid van de onderscheidenlijke perceelsgedeelten door de deskundigen zal plaatsvinden op een nader te bepalen tijdstip.
De rechtbank zal de aan Marbus Beheer, [gedaagden zaak 1 c.s.], de Hervormde Kerk, de Hervormde Kosterij en de Stuwruiters toekomende voorschotten telkens bepalen op 90% van het door de gemeente aan ieder van hen gedane aanbod. Dit komt overeen met een bedrag van:
- EUR 168.656,40 in de zaak jegens [gedaagden zaak 1 c.s.];
- EUR 627.285,60 in de zaak jegens de Stuwruiters;
- EUR 279.437,40 in de zaak jegens Marbus Beheer;
- EUR 639.909,00 in de zaak jegens de Hervormde Kerk;
- EUR 115.236,00 in de zaak jegens de Hervormde Kosterij.
Nu gedaagden geen afstand hebben gedaan van het recht op zekerheidsstelling als bedoeld in artikel 54i Ow, zal de rechtbank bepalen dat de Gemeente Vianen ten behoeve van genoemde gedaagden zekerheid dient te stellen voor telkens het bedrag van het aanbod verminderd met het voorschot door deze bedragen te deponeren op de derdengeldrekeningen van door de gedaagden aan te wijzen notarissen (en indien gedaagden geen notaris aanwijzen: van een notaris naar keuze van de Gemeente Vianen).
Ten aanzien van de vorderingen van interveniënten
In de zaak tegen de Stuwruiters: [gedaagde sub 2, zaak 2]
4.21. Uit de vordering van [gedaagde sub 2, zaak 2] blijkt dat hij het door de Gemeente Vianen aangeboden bedrag aan schadeloosstelling van EUR 58.040,00 accepteert. Een inhoudelijk debat tussen partijen heeft dienaangaande in het kader van deze procedure dus niet plaatsgevonden. De rechtbank zal de vordering van [gedaagde sub 2, zaak 2] dan ook toewijzen.
In de zaak tegen de Stuwruiters: de Rabobank
4.22. De Rabobank heeft gevorderd dat aan haar als houdster van het recht van eerste hypotheek op de te onteigenen percelen, (uit het voorschot) op de voor de Stuwruiters vast te stellen schadeloosstelling een bedrag zal worden betaald van EUR 90.756,04, te vermeerderen met rente à 5,5 % per jaar vanaf 1 juni 2007, alsmede de proceskosten. Tegen deze vordering is van de zijde van de Gemeente Vianen en van de zijde van de Stuwruiters geen verweer gevoerd, ook niet nadat zij daartoe ter zitting in de gelegenheid waren gesteld. Daarom zal deze vordering als onweersproken worden toegewezen.
In de zaak tegen Marbus Beheer: De Kamper
4.23. De Kamper heeft gevorderd dat aan haar als houdster van het recht van eerste hypotheek op de te onteigenen percelen (uit het voorschot) op de voor Marbus Beheer vast te stellen schadeloosstelling een bedrag zal worden betaald van EUR 572.265,--, te vermeerderen met een rentevergoeding en een onkostenvergoeding. Tegen deze vordering is door de Gemeente Vianen geen verweer gevoerd, anders dan hetgeen zij in het kader van de betwiste onteigening ook jegens Marbus Beheer aan standpunten naar voren heeft gebracht. Marbus Beheer heeft de vordering van De Kamper niet betwist. De vordering zal daarom worden toegewezen, met dien verstande dat uiteraard niet meer aan De Kamper zal moeten worden betaald, dan de omvang van de vast te stellen schadeloosstelling toelaat. Gelet op de hoogte van het hypotheekbedrag zal het aan Marbus Beheer toekomende voorschot geheel door de gemeente Vianen aan De Kamper dienen te worden betaald. De beslissing over de door De Kamper gevorderde rente en kosten zal worden aangehouden totdat een beslissing omtrent de definitieve schadeloosstelling zal worden genomen.
5. De beslissing in alle zaken
De rechtbank:
5.1. spreekt bij vervroeging uit de onteigening ten algemenen nutte, ten name van de Gemeente Vianen, vrij van alle bestaande lasten en rechten, van de volgende perceelsgedeelten:
kadastrale gemeente sectie, nummer en grootte perceel te onteigenen grondplannummer
gemeente Vianen F 110, nr. 14 01 20 65 00 85 18
gemeente Vianen F 108, nr. 11 01 54 60 00 38 49
gemeente Vianen F 117, nr. 10 03 15 35 02 92 43
gemeente Vianen F 113, nr. 1 01 78 25 00 14 98
gemeente Vianen F 115, nr. 2 01 26 15 01 26 15
gemeente Vianen F 114, nr. 5 00 76 00 00 02 05
gemeente Vianen F 118, nr. 6 01 27 50 00 58 30
gemeente Vianen F 135, nr. 7 02 45 45 02 45 45
gemeente Vianen F 155, nr. 9 00 38 60 00 38 60
gemeente Vianen F 154, nr. 8 00 58 20 00 58 20
5.2. bepaalt het door de Gemeente Vianen te betalen voorschot op de schadeloosstelling
- aan [gedaagden zaak 1 c.s.] op een bedrag van EUR 168.656,40;
- aan de Hervormde Kerk op een bedrag van EUR 639.909,--;
- aan de Hervormde Kosterij op een bedrag van EUR 115.236,--.
5.3. bepaalt het aan de Stuwruiters toekoemende voorschot op EUR 627.285,60, waarvan door de Gemeente Vianen aan de Rabobank dient te worden betaald een bedrag van EUR 90.756,04, vermeerderd met een rente van 5,5% per jaar vanaf 1 juni 2007 tot de dag van betaling, alsmede een bedrag van EUR 703,- aan proceskosten (EUR 452,- salaris procureur en EUR 251,- griffierecht);
5.4. bepaalt het aan Marbus Beheer toekomende voorschot op EUR 279.437,40, welk bedrag door de Gemeente Vianen dient te worden betaald aan De Kamper;
5.5. bepaalt dat de Gemeente Vianen zekerheid dient te stellen:
- ten behoeve van [gedaagden zaak 1 c.s.] voor een bedrag van EUR 18.739,60;
- ten behoeve van de Stuwruiters voor een bedrag van EUR 69.698,40;
- ten behoeve van Marbus Beheer/De Kamper voor een bedrag van EUR 31.048,60;
- ten behoeve van de Hervormde Kerk voor een bedrag van EUR 71.101,00;
- ten behoeve van de Hervormde Kosterij voor een bedrag van EUR 12.804,00;
door deze bedragen telkens te deponeren op de derdengeldrekening van een door de betreffende gedaagde aan te wijzen notaris (indien de betreffende gedaagde geen notaris aanwijst: van een notaris naar keuze van de Gemeente Vianen);
5.6. benoemt in alle zaken, waarin de onteigening wordt uitgesproken, tot deskundigen teneinde de schadeloosstellingen te begroten:
- mr. J. Berkvens (Jonker Advocaten, De Lairessestraat 73, 1071 NV Amsterdam), voorzitter;
- dhr. C.G. Plomp (Plomp Makelaars & Taxateurs o.g., Remiseweg 2, 3438 LB
Nieuwegein);
- dhr. P.H. Reinders Folmer (Postbus 210, 2100 AE Heemstede);
5.7. benoemt mr. J.M. Willems tot rechter-commissaris om, vergezeld door de griffier, bij de opneming van de perceelsgedeelten door de deskundigen aanwezig te zijn;
5.8. bepaalt dat de opneming door de deskundigen van de ligging en gesteldheid van de perceelsgedeelten waarop de onteigening betrekking heeft, zal plaatsvinden op een nader te bepalen datum, die de griffier aan partijen en aan de deskundigen dient mede te delen;
5.9. bepaalt dat de griffier de tijd en de plaats van die opneming dient aan te kondigen in het AD Regio Utrecht, in welk nieuwsblad ook een uittreksel van dit vonnis geplaatst dient te worden;
5.10 bepaalt dat de griffier een afschrift van dit vonnis dient toe te zenden aan de deskundigen;
5.11. wijst de vordering tot onteigening tegen [gedaagden zaak 6 c.s.] af en veroordeelt de Gemeente Vianen in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagden zaak 6 c.s.] begroot op EUR 1.356,- voor salaris procureur en op EUR 251,- voor griffierecht;
5.12. bepaalt de door de Gemeente Vianen aan [gedaagde sub 2, zaak 2] wegens definitieve schadeloosstelling te betalen bedrag op EUR 58.040,=;
5.13. houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. Schepen, mr. P.W.M. de Wolf en mr. J.M. Willems en in het openbaar uitgesproken op 16 januari 2008.
w.g. giffier w.g. rechter