ECLI:NL:RBUTR:2007:BB8033

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
13 november 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/710864-07, 16/504551-06 (tul)
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor deelname aan een criminele organisatie en veroordeling voor meermalen gepleegde diefstal van motorscooters

In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 13 november 2007 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1991, die beschuldigd werd van deelname aan een criminele organisatie en meerdere diefstallen van motorscooters in Duitsland. De rechtbank heeft geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was voor de deelname aan een criminele organisatie, waardoor de verdachte voor dit feit werd vrijgesproken. De rechtbank concludeerde dat de Officier van Justitie en de raadsman gelijk hadden in hun oordeel dat het dossier niet voldoende aanknopingspunten bood voor deze beschuldiging.

De verdachte werd echter wel schuldig bevonden aan de diefstal van vier motorscooters, gepleegd in Wuppertal en Keulen, Duitsland, op verschillende data in april en mei 2007. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen deze diefstallen heeft gepleegd, waarbij hij gebruik maakte van geweld tegen de voertuigen. De verdachte heeft tijdens de zitting zijn betrokkenheid bij de diefstallen bekend.

De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd en de persoonlijke situatie van de verdachte. Ondanks de ernst van de feiten, waaronder het stelen van meerdere motorscooters en het creëren van gevaarlijke verkeerssituaties, heeft de rechtbank besloten om een jeugddetentie op te leggen van zeven maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk. De proeftijd is vastgesteld op twee jaar, met bijzondere voorwaarden voor hulp en steun. De rechtbank heeft ook de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie gelast, omdat de verdachte zich niet aan de voorwaarden had gehouden.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
Parketnummer 16/710864-07, 16/504551-06 (tul)
Datum uitspraak: 13 november 2007
Vonnis van de meervoudige kamer voor strafzaken op tegenspraak gewezen in de zaak tegen:
[Verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1991 te [geboorteplaats]
wonende te [woonadres],
thans gedetineerd in Forensisch Centrum Teylingereind te Sassenheim.
Raadsman: mr. D.C. Vlielander.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 30 oktober 2007.
De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd wat in de dagvaarding is omschreven. Een kopie van die dagvaarding is als bijlage I aan dit vonnis gehecht. De inhoud daarvan geldt als hier ingevoegd.
Vrijspraak
De rechtbank heeft op grond van wettige bewijsmiddelen niet de overtuiging verkregen dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan. Met de Officier van Justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat in het dossier onvoldoende aanknopingspunten te vinden zijn die de conclusie rechtvaardigen dat verdachte heeft deelgenomen aan een criminele organisatie.
De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten heeft begaan op de wijze als hieronder is vermeld.
2.
hij op 29 april 2007 te Wuppertal, in de Bonds Republiek Duitsland, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft
weggenomen een blauwe motorscooter, Piaggio Gilera, voorzien van kenteken
[X-XX01], toebehorende aan [aangever 1];
3.
hij op 29 april 2007 te Wuppertal-Barmen, in de Bonds Republiek Duitsland, tezamen
en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft
weggenomen een oranje motorscooter, Piaggio Typhoon, voorzien van kenteken
[X-XX02], toehorende aan [aangever 2];
4.
hij op 4 mei 2007 te Keulen, in de Bonds Republiek Duitsland, tezamen en in vereniging
met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een motorscooter voorzien van kenteken [XX-XX03], toebehorende aan [aangever 3];
5.
hij op 4 mei 2007 te Keulen, in de Bonds Republiek Duitsland, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een motorscooter Piaggio, voorzien van kenteken [X-X004], toebehorende aan een ander dan aan verdachte of zijn mededaders;
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1, 2, 3 en 4 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Deze zijn – zakelijk weergegeven - :
Ten aanzien van feiten 2 en 3:
De bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting. Verdachte heeft verklaard dat hij op 29 april 2007 met [medeverdachte A] en [medeverdachte B] naar Wuppertal in Duitsland is gegaan om motorscooters te stelen. Dat [medeverdachte A] daar een Gilera Runner heeft weggenomen door met de stoter/deukentrekker het contactslot te vernielen en dat hij verdachte met de stoter/deukentrekker het contactslot van een motorscooter type Typhoon heeft vernield en deze motorscooter vervolgens heeft weggenomen.
De aangifte van [aangever 1] en de vertaling van die aangifte ten aanzien van feit 2.
[Aangever 1] verklaart dat zijn motorscooter, een Piaggio 125 cc, kenteken [X-XX01], kleur blauw, tussen 27 april 2007 en 1 mei 2007 is weggenomen van het stationsplein in Wuppertal.
De aangifte van [aangever 2] en de vertaling van die aangifte ten aanzien van feit 3.
[Aangever 2] verklaart dat zijn motorscooter, een Piaggio Typhoon, kenteken [X-XX02], kleur oranje op 29 april 2007 tussen 02.00 uur en 09.00 uur is weggenomen van de [Strasse] in Wuppertal - Barmen.
Ten aanzien van de feiten 4 en 5:
De bekennende verklaring van verdachte ter zitting. Verdachte heeft verklaard dat hij op 4 mei 2007 naar Keulen in Duitsland is geweest met [medeverdachte A], [medeverdachte C] en [medeverdachte D]. Dat hij daar op een industrieterrein bij de Fordstrasse uit een fietsenstalling samen met [medeverdachte A] met behulp van de stoter/deukentrekker twee motorscooters heeft weggenomen.
De aangifte van [aangever 3] en de vertaling van die aangifte .
[Aangever 3] verklaart dat zijn motorscooter, een Piaggio, kenteken [XX-XX03], kleur zilver, op 4 mei 2007 tussen 08.00 uur en 16.00 uur is weggenomen uit de fietsen- en scooterstalling aan de Edsel-Fordstrasse te Keulen.
De aangifte van [aangever 4] en de vertaling van die aangifte .
[Aangever 4] verklaart dat de motorscooter van zijn moeder, een Piaggio, kenteken [X-X004], kleur zwart op 4 mei 2007 tussen 07.15 uur en 15.30 uur is weggenomen uit de fietsen- en scooterstalling aan de Edsel-Fordstrasse te Keulen.
De strafbaarheid van de feiten
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 2, 3, 4 en 5 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 2, 3, 4 en 5 bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
Diefstal door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd.
De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Motivering van de op te leggen sancties
Bij het bepalen van de op te leggen straffen heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Op de dagvaarding is aan verdachte medegedeeld dat de ad informandum gevoegde strafbare feiten ter bepaling van de strafmaat ter kennis van de rechtbank worden gebracht en dat verdachte daarvoor niet afzonderlijk zal worden vervolgd indien de rechtbank met die feiten rekening houdt.
Nu verdachte de feiten heeft bekend zal de rechtbank rekening houden met 2 ad informandum gevoegde feiten, zoals hieronder is vermeld:
Parketnummer 16/710864-07:
- Diefstal in vereniging door middel van braak van twee motorscooters te Hünxe (gelet op de verklaring van verdachte ter zitting en het proces-verbaal van politie, begrijpt de rechtbank dat hier Düsseldorf wordt bedoeld), gepleegd op 22 maart 2007;
- Diefstal in vereniging door middel van braak van een motorscooter te Dinslaken op 19 maart 2007.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat verdachte voor feit 1 wordt vrijgesproken en ter zake van de onder 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten onder meer wordt veroordeeld tot -kort gezegd-:
- een jeugddetentie voor de duur van 8 maanden met aftrek van het voorarrest, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, met als bijzondere voorwaarde de Maatregel Hulp en Steun waarvan de eerste zes maanden ITB Plus.
Wat betreft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich samen met anderen in een zeer korte periode schuldig gemaakt aan diefstal van tenminste 7 motorscooters in Duitsland. Verdachte heeft zich hierbij laten leiden door zijn eigen gevoelens van stoerheid en plezier, maar daarbij op geen enkel moment stilgestaan bij de schade en de overlast die deze diefstallen bij de rechtmatige eigenaren van de motorscooters hebben veroorzaakt.
Het gemak en de vanzelfsprekendheid waarmee verdachte, die nog zeer jong is, het grote aantal delicten in een korte periode heeft gepleegd verontrust de rechtbank in hoge mate.
Verdachte heeft, zoals hij ook zelf verklaart, motorscooters via de snelweg van Duitsland naar Nederland gereden. Verdachte was pas 15 jaar en beschikte over geen enkele bevoegdheid, rijvaardigheid of ervaring om deze motorscooters te besturen en heeft hiermee zeer grote en onverantwoorde risico’s voor zichzelf en andere weggebruikers genomen.
De grote aantallen diefstallen van motorscooters in Duitsland en de gevaarlijke verkeerssituaties die zowel op de Rijksweg A12 als in de stad Utrecht ontstonden door jongeren die met grote snelheden en soms zonder helm op motorscooters reden, hebben zowel in Duitsland als in Nederland voor veel maatschappelijke onrust en verontwaardiging gezorgd.
De rechtbank houdt verdachte hier mede verantwoordelijk voor.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- de inhoud van een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 24 mei 2007, waaruit blijkt dat de verdachte door de kinderrechter op 22 februari 2006 is veroordeeld onder andere voor soortgelijke feiten tot 4 weken jeugddetentie voorwaardelijk met aftrek met een proeftijd van twee jaar en een leerstraf van 40 uur;
- een voorlichtingsrapport betreffende de verdachte van het Bureau Jeugdzorg Utrecht d.d. 25 oktober 2007, opgemaakt door S. M’ghaouch, jeugdreclasseringswerker;
- een omtrent verdachte opgemaakt psychologisch rapport d.d. 9 oktober 2007 van drs. R.J.B. Metze, inhoudende als conclusie dat verdachte ten tijde van het plegen van de ten laste gelegde feiten - indien bewezen – leed aan een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens in de vorm van een gedragsstoornis beginnend in de adolescentie en een zeer zwakke cognitieve ontwikkeling. Verdachte functioneert op licht zwakzinnig niveau. Tevens is er sprake van een achterstand in de ego-ontwikkeling.
Verdachte heeft ten tijde van het plegen van de feiten ten dele gehandeld vanuit de beschreven problematiek.
Het gedrag van betrokkene wordt in belangrijke mate bepaald door de achterstand in de cognitieve ontwikkeling – zijn IQ is 68 - en de achterstand in ego-ontwikkeling. Weergegeven persoonkenmerken zijn onder meer: kwetsbaarheid, impulsiviteit, zwakke identiteitsontwikkeling, een grote bevattelijkheid voor groepsbeïnvloeding, afhankelijkheid van externe controle en actiegericht zijn zonder enige reflectie op motieven en gevoelens. Er is sprake van een structureel gebrek aan sociale copingsmechanismen en gebrek aan aanpassingsvermogen. Het heden is het enige wat voor hem telt, verleden of toekomst spelen geen rol, want wat die inhouden gebeurt niet nu.
Betrokkene kan als verminderd toerekeningsvatbaar worden beschouwd.
De rechtbank neemt de conclusie van deze deskundige over en maakt deze tot de hare.
De rechtbank acht, alles afwegende, een deels onvoorwaardelijke jeugddetentie van na te melden duur passend en geboden.
Gelet op het aantal en de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze gepleegd zijn zou een onvoorwaardelijke jeugddetentie van 14 maanden gerechtvaardigd zijn.
Echter rekening houdend met de persoon van verdachte, zijn persoonlijke omstandigheden en de houding ter zitting van de nog jonge verdachte is de rechtbank van oordeel dat kan worden volstaan met een straf die lager is dan door de officier van justitie is gevorderd.
De rechtbank acht onvoorwaardelijke jeugddetentie van langere duur dan de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht op zijn plaats. De rechtbank wil duidelijk maken dat, ook als verdachte niet (kort voor de zitting) de schorsingsvoorwaarden zou hebben overtreden, een onvoorwaardelijke jeugddetentie langer dan het voorarrest passend zou zijn.
De rechtbank is van oordeel dat de maatregel ITB Plus, zoals gevorderd door de officier van justitie en geadviseerd door de jeugdreclassering, niet op zijn plaats is. De rechtbank overweegt hierbij dat het gerechtshof in de onderhavige zaak de voorlopige hechtenis van verdachte heeft geschorst met ingang van 30 juli 2007 en daarbij aan verdachte onder andere de Maatregel Hulp en Steun heeft opgelegd met ITB Plus. Verdachte heeft sindsdien meerdere keren bewezen dat hij, mede gelet op zijn thuissituatie en zijn persoon, niet bereid of niet in staat is zich te houden aan de geldende voorwaarden en gemaakte afspraken in het kader van een ITB Plus.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting naar aanleiding van de mededeling van mw. M’ghaouch dat verdachte op 25 oktober 2007 wederom de voorwaarden heeft overtreden de opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis verzocht. De rechtbank heeft vervolgens de opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis bevolen (hiervan is een aparte beschikking opgemaakt).
De rechtbank is van oordeel dat begeleiding zoals deze gegeven kan worden in het kader van een behandeling bij het Orthopedagogisch Centrum OPL meer is toegesneden op de persoon van verdachte, omdat de behandeling van het OPL gericht is op minderjarigen met een licht verstandelijke handicap.
De vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke veroordeling
Bij onherroepelijk geworden vonnis van de kinderrechter in deze rechtbank van 22 februari 2006 is de verdachte veroordeeld tot onder meer jeugddetentie voor de tijd van 4 weken, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en de voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Blijkens een kennisgeving als bedoeld in artikel 366a, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering is de proeftijd ingegaan op 9 maart 2006.
De officier van justitie vordert thans dat de tenuitvoerlegging van genoemde voorwaardelijke gevangenisstraf wordt gelast.
Nu de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd opnieuw aan strafbare feiten heeft schuldig gemaakt, te weten de hiervoor onder 2, 3, 4 en 5 bewezen verklaarde feiten, heeft de veroordeelde voornoemde voorwaarde overtreden.
De rechtbank zal de tenuitvoerlegging van genoemde voorwaardelijke jeugddetentie van 4 weken gelasten.
De rechtbank heeft acht geslagen op artikel 77dd van het Wetboek van Strafrecht.
De toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen 77a, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77dd, 77gg, 310, 311 van het Wetboek van Strafrecht.
DE BESLISSING
De rechtbank beslist als volgt:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor vermeld, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder 2, 3, 4 en 5 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart dat het onder 2, 3, 4 en 5 bewezenverklaarde strafbaar is en dat dit de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot JEUGDDETENTIE voor de duur van 7 (zeven) maanden.
Bepaalt dat van deze jeugddetentie een gedeelte, groot 3 (drie) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders mocht worden gelast.
Stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren.
Bepaalt dat de tenuitvoerlegging kan worden gelast indien:
- de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
- de veroordeelde na te melden bijzondere voorwaarde niet naleeft:
- dat de veroordeelde in het kader van de maatregel Hulp en Steun zich gedurende de proeftijd gedraagt naar de door of namens de William Schrikker Groep te geven aanwijzingen, zolang die instelling dat nodig acht, ook als dit inhoudt dat verdachte zal deelnemen aan een behandeling bij het Orthopedagogisch Centrum OPL of een soortgelijke instelling;
- met opdracht aan de William Schrikker Groep voornoemd de veroordeelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht.
Ten aanzien van parketnummer 16/504551-06:
Gelast de tenuitvoerlegging van de jeugddetentie, groot 4 weken, voor zover deze voorwaardelijk is opgelegd bij voornoemd vonnis d.d. 22 februari 2006.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht.
Heft het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte op met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde vrijheidsstraf.
Dit vonnis is gewezen door mrs. J.M. Bruins, M.J. Veldhuijzen en D.A.C. Koster, bijgestaan door G. van Engelenburg als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 13 november 2007.