RECHTBANK UTRECHT
Sector bestuursrecht
uitspraak van de enkelvoudige kamer d.d. 19 december 2006
[eiseres],
wonende te Utrecht,
eiseres,
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv),
verweerder.
Inleiding
1.1 Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 10 april 2006 (het bestreden besluit), waarbij verweerder het bezwaar van eiseres tegen het besluit van 11 oktober 2005 ongegrond heeft verklaard. Bij laatstgenoemd besluit heeft verweerder geweigerd aan eiseres per 24 februari 2005 een uitkering ingevolge de Werkloosheidswet (WW) toe te kennen.
1.2 Het geding is behandeld ter zitting van 2 november 2006, waar eiseres is vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. M.E. Stefels, advocaat te Utrecht. Namens verweerder is verschenen A.M.M. van Schalkwijk, werkzaam bij het Uwv.
Overwegingen
Feiten
2.1 Eiseres is sinds 1 december 2000 werkzaam bij [werkgever] Cv (hierna: de werkgever), laatstelijk in de functie van interieurverzorgster gedurende 15 uur per week. Op 9 december 2003 is eiseres voor dit werk uitgevallen als gevolg van diverse lichamelijke en psychische klachten. Vanaf 1 oktober 2004 heeft eiseres parttime vervangende werkzaamheden bij de werkgever verricht. Per einde wachttijd, 24 februari 2005, heeft verweerder eiseres voor minder dan 15% arbeidsongeschikt geacht in de zin van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering.
2.2 Op 15 september 2005 heeft eiseres bij verweerder een aanvraag tot het toekennen van een WW-uitkering ingediend.
2.3 Op het werkbriefje over de periode van 21 februari 2005 tot en met 6 maart 2005, door eiseres op 24 september 2005 ondertekend, heeft eiseres aangegeven in deze periode 18 uur per week te hebben gewerkt.
2.4 Bij besluit van 11 oktober 2005 heeft verweerder geweigerd aan eiseres per 24 februari 2005 een WW-uitkering toe te kennen op de grond dat eiseres per die datum niet voor tenminste vijf uur werkloos is geworden. Eiseres heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
2.5 Bij het bestreden besluit heeft verweerder de bezwaren van eiseres ongegrond verklaard.
Standpunten van partijen
2.6 Eiseres heeft in beroep - samengevat - aangevoerd dat zij enkel op arbeidstherapeutische basis heeft gewerkt in de betreffende periode en dat de door haar gewerkte uren geen loonwaarde vertegenwoordigen. Derhalve, zo stelt eiseres, heeft zij geen productieve werkzaamheden verricht die beschouwd kunnen worden als arbeidsuren in de zin van artikel 16 van de WW. Eiseres geeft aan dat zij haar uren heeft opgebouwd van vier uur per week in februari 2005 tot 15 uur per week in november 2005. Daarna heeft zij haar werkzaamheden weer volledig hervat. In dit verband heeft eiseres voorts verwezen naar de diverse brieven van (onder meer) de bedrijfsarts van Commit B.V., waaruit blijkt dat eiseres slechts een paar uur per week mocht werken in de betreffende periode. Eiseres stelt zich op het standpunt dat verweerder hieraan in het bestreden besluit ten onrechte zonder motivering voorbij is gegaan. Eiseres geeft voorts aan dat zij voldoet aan de overige voorwaarden om in aanmerking te komen voor een WW-uitkering, nu zij beschikbaar was voor arbeid. Verder stelt eiseres dat zij het werkbriefje van 24 september 2005 per abuis verkeerd heeft ingevuld, omdat zij niet goed begreep wat de bedoeling was. Tot slot heeft eiseres op grond van artikel 8:73 van de Awb verzocht om vergoeding van de door haar geleden schade.
Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat eiseres op het werkbriefje van 24 september 2005 heeft aangegeven dat zij vanaf 21 februari 2005 gedurende 18 uur per week werkzaam was. Verweerder is hiervan uitgegaan. Nu er op grond van de door eiseres opgegeven gewerkte uren geen sprake is van een urenverlies van tenminste vijf uur, komt eiseres per 21 februari 2005 niet voor een WW-uitkering in aanmerking. Uit de informatie van de bedrijfsarts waarnaar eiseres heeft verwezen, komt weliswaar naar voren hoeveel uur eiseres volgens de bedrijfsarts maximaal zou kunnen werken, maar er is geen sprake geweest van fysieke begeleiding door de bedrijfsarts. Gebleken is dat er slechts één keer in de twee maanden (telefonisch) contact is geweest tussen de bedrijfsarts en eiseres. De gezondheid van eiseres kent pieken en dalen en zij is al vanaf 1 oktober 2004 werkzaam in aangepast werk. Verweerder stelt dat het mogelijk is dat eiseres zonder medeweten van de bedrijfsarts meer uren heeft gewerkt dan zou zijn geadviseerd. De door eiseres overgelegde stukken van Commit B.V. maken dit volgens verweerder niet anders.
Beoordeling van het geschil
2.7 In dit geding dient de rechtbank de vraag te beantwoorden of verweerder op goede gronden heeft geweigerd aan eiseres een WW-uitkering toe te kennen per 24 februari 2005.
Ingevolge artikel 15 van de WW heeft de werknemer die werkloos is recht op een loongerelateerde uitkering met in achtneming van de artikelen 16 tot en met 21 van deze wet en de daarop berustende bepalingen.
Ingevolge artikel 16, eerste lid, van de WW is werkloos de werknemer die ten minste vijf of ten minste de helft van zijn arbeidsuren per kalenderweek heeft verloren, alsmede het recht op onverminderde doorbetaling van zijn loon over die uren en beschikbaar is om arbeid te aanvaarden.
2.8 De rechtbank overweegt dat verweerder, om te kunnen beoordelen of er recht bestaat op een WW-uitkering, dient vast te stellen of en in welke mate er sprake is van relevant (arbeids)urenverlies. Hiertoe dient (onder meer) een onderzoek plaats te vinden naar de aard van de verrichte werkzaamheden en dienen deze werkzaamheden voorts te worden gekwalificeerd.
De rechtbank stelt vast dat eiseres zich primair op het standpunt heeft gesteld dat zij enkel werkzaamheden op arbeidstherapeutische basis heeft verricht en dat deze werkzaamheden, die geen loonwaarde vertegenwoordigen, zijn aan te merken als niet productieve uren op grond waarvan deze gelijkgesteld moeten worden met niet gewerkte uren. De rechtbank constateert voorts dat verweerder in het bestreden besluit hieromtrent geen standpunt heeft ingenomen. Verweerder vermeldt in het bestreden besluit enkel dat hierover geen jurisprudentie voorhanden is. Ter zitting heeft de gemachtigde van eiseres eveneens aangegeven dat er geen jurisprudentie over dit onderwerp is te vinden. Gelet hierop had het naar het oordeel van de rechtbank op de weg van verweerder gelegen een standpunt in te nemen met betrekking tot de vraag of de door eiseres gewerkte uren zijn aan te merken als productieve arbeidsuren of niet. Nu verweerder dit heeft nagelaten is het bestreden besluit reeds hierom in strijd met de zorgvuldigheid genomen en komt dit besluit wegens strijd met de artikelen 3:2 en 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) voor vernietiging in aanmerking. Verweerder dient een nieuw besluit te nemen op het bezwaarschrift van eiseres, waarbij het volgende in acht moet worden genomen.
2.9 Het komt de rechtbank voor dat door verweerder moet worden beoordeeld of de werkzaamheden die door eiseres zijn verricht tot het normale takenpakket van eiseres behoorde en of er sprake is van arbeid die in het economisch verkeer wordt verricht en waarmee het verkrijgen van enig geldelijk voordeel wordt beoogd of volgens de in het maatschappelijk verkeer geldende normen redelijkerwijs kan worden verwacht. De rechtbank sluit hiermee aan bij het criterium dat de Centrale Raad van Beroep, blijkens vaste jurisprudentie, van toepassing acht bij werkzaamheden die in het kader van een stage worden verricht. Naar het oordeel van de rechtbank is voornoemd criterium ook in het onderhavige geval van toepassing.
In het geval verweerder na het te verrichten onderzoek tot de conclusie komt dat de door eiseres verrichte werkzaamheden niet zijn aan te merken als productieve arbeid, is er - naar het de rechtbank voorkomt - in het onderhavige geval sprake van een volledig arbeidsurenverlies. Verweerder zal dan de vraag dienen te beantwoorden of er ook sprake is van inkomensverlies. Eiseres heeft in dit verband gesteld dat er geen loonbetalingsverplichting bestond voor de werkgever en dat zij geen salaris kreeg voor de gewerkte uren omdat de bedrijfsarts de werkzaamheden had aangemerkt als arbeid zonder loonwaarde. Op basis van de gedingstukken is de rechtbank evenwel niet duidelijk of eiseres recht had op loon en of dit recht al dan niet door eiseres is geëffectueerd.
In het geval verweerder tot de conclusie komt dat de door eiseres verrichte werkzaamheden wel zijn aan te merken als productieve arbeid, dient verweerder naar het oordeel van de rechtbank concreet te onderzoeken hoeveel uren eiseres heeft gewerkt in de betreffende periode. Verweerder baseert zijn conclusie in het bestreden besluit thans op het (in tweede instantie) door eiseres ingevulde werkbriefje van 24 september 2005. De rechtbank is echter van oordeel dat deze motivering niet afdoende is, nu eiseres gemotiveerd heeft gesteld dat zij het werkbriefje verkeerd heeft ingevuld omdat dat zij dacht dat zij de de werkuren die zij voorheen normaal werkte, moest opgeven. Eiseres heeft in dit verband verwezen naar de brieven van Commit B.V., waaruit blijkt dat eiseres in de periode in geding slechts twee maal twee uren per week mocht werken. De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de gedingstukken, sprake is van een redelijk vermoeden dat eiseres, zoals zij aangeeft, minder heeft gewerkt dan zij op het werkbriefje heeft vermeld. Verweerder zal hiernaar concreet onderzoek moeten doen bij de werkgever van eiseres.
2.10 Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank in dit stadium nog geen aanleiding om het verzoek van eiseres om verweerder met toepassing van artikel 8:73 van de Awb te veroordelen tot vergoeding van de geleden schade, bestaande uit de wettelijke rente, toe te wijzen. Verweerder dient bij het nemen van een nieuw besluit (tevens) aandacht te besteden aan de vraag of, en zo ja, in hoeverre er termen zijn om de wettelijke rente te vergoeden.
2.11 De rechtbank ziet wel aanleiding om verweerder te veroordelen in de kosten die eiseres in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht begroot op € 644,- als kosten van verleende rechtsbijstand (1 punt voor het beroepschrift, 1 punt voor de zitting, waarde per punt € 322,-). De rechtbank stelt vast dat de gemachtigde van eiseres heeft aangegeven dat een toevoeging is aangevraagd bij de Raad voor Rechtsbijstand. Nu de rechtbank echter tot op heden geen toevoeging heeft ontvangen, zal de rechtbank niet bepalen dat de hiervoor genoemde kosten aan de griffier van de rechtbank dienen te worden betaald.
De rechtbank beslist als volgt.
Beslissing
De rechtbank Utrecht,
3.1 verklaart het beroep gegrond,
3.2 vernietigt het bestreden besluit,
3.3 draagt verweerder op om binnen zes weken na verzending van deze uitspraak een nieuwe beslissing op het bezwaar van eiseres te nemen,
3.4 bepaalt dat het Uwv het door eiseres betaalde griffierecht ad € 38,- aan haar vergoedt,
3.5 veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres in dit geding ad € 644,- te betalen door het Uwv.
Aldus vastgesteld door mr. Y. Sneevliet en in het openbaar uitgesproken op 19 december 2006.
mr. K. de Waard mr. Y. Sneevliet
Tegen deze uitspraak staat, binnen zes weken na de dag van bekendmaking hiervan, voor belanghebbenden hoger beroep open bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.