ECLI:NL:RBUTR:2006:AW4860
Rechtbank Utrecht
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Voorwaardelijke machtiging in het kader van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen
Op 5 april 2006 heeft de Rechtbank Utrecht uitspraak gedaan in een zaak betreffende een voorwaardelijke machtiging op basis van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (Wet BOPZ). De rechtbank heeft de betrokkene, die als zwakbegaafd werd aangemerkt, gehoord samen met zijn raadsman, mr. J.C. Herweijer, en de behandelend psychiater, mw. G.W. Kruijt. De rechtbank kwam tot de conclusie dat het enkele feit dat de betrokkene zwakbegaafd is, niet voldoende is om te concluderen dat hij niet in staat is zijn wil te bepalen. De betrokkene had al geruime tijd onder voorwaarden buiten de instelling verbleven en was in staat gebleken om de voorwaarden na te leven.
De rechtbank overwoog dat de betrokkene, ondanks zijn lage IQ van 72, voldoende in staat was om de voorwaarden van zijn verblijf buiten de instelling te begrijpen en na te leven. De rechtbank achtte het van belang dat het behandelingsplan was opgesteld door de behandelaar en dat de betrokkene zich akkoord had verklaard met de behandeling en de voorwaarden. De rechtbank concludeerde dat er geen gronden waren om aan de wilsonbekwaamheid van de betrokkene te twijfelen, en dat de voorwaarden voor het verlenen van een voorwaardelijke machtiging waren vervuld.
De rechtbank verleende de voorwaardelijke machtiging voor de duur van zes maanden, ingaande op 5 april 2006 en eindigende op 5 oktober 2006, met de voorwaarde dat de betrokkene zich onder behandeling stelt van de behandelaar overeenkomstig het behandelingsplan. De rechtbank wees het meer of anders verzochte af en verklaarde de beschikking uitvoerbaar bij voorraad.