ECLI:NL:RBUTR:2005:AT9940

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
27 juli 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
188840/HA ZA 05-61
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevolgen dijkverschuiving in Wilnis en de aansprakelijkheid voor kosten van verlegging van gas- en elektriciteitsnetten

In deze zaak heeft de rechtbank Utrecht op 27 juli 2005 uitspraak gedaan in een geschil tussen Eneco Energie Infra Utrecht N.V. en de gemeente De Ronde Venen. De zaak betreft de gevolgen van een dijkdoorbraak in Wilnis, die leidde tot verzakkingen in de wijk. Eneco, als exploitant van het gas- en elektriciteitsnet, vorderde dat de gemeente de kosten van het verleggen van de netten zou vergoeden op basis van de exploitatieovereenkomst en de kabellegregeling. De gemeente voerde verweer en stelde dat de overeenkomsten niet van toepassing waren, omdat de situatie het gevolg was van een calamiteit en niet van een verzoek of toedoen van de gemeente. De rechtbank oordeelde dat de bepalingen in de overeenkomsten ongeclausuleerd zijn en dat de kosten voor het verleggen van de leidingen in beginsel voor rekening van de gemeente komen, ongeacht de oorzaak van de werkzaamheden. De rechtbank heeft behoefte aan deskundige voorlichting over de noodzaak van de verlegging van de netwerken en heeft de zaak aangehouden voor verdere behandeling. De beslissing om deskundigen te benoemen zal in een latere zitting worden genomen.

Uitspraak

VONNIS
van de rechtbank Utrecht, meervoudige kamer voor de behandeling van burgerlijke zaken, in de zaak van:
de naamloze vennootschap
ENECO ENERGIE INFRA UTRECHT N.V.,
gevestigd te Utrecht,
e i s e r e s,
procureur: mr. M.C. Franken-Schoemaker,
- t e g e n -
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE DE RONDE VENEN, zetelend te De Ronde Venen,
gevestigd te Mijdrecht,
g e d a a g d e,
procureur: mr. P.J. Soede.
Partijen worden verder respectievelijk Eneco en de gemeente genoemd.
1. Het verloop van de procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende processtukken:
- dagvaarding van 23 december 2004, met producties;
- conclusie van antwoord;
- ambtshalve gewezen tussenvonnis waarbij een comparitie van partijen is gelast;
- proces-verbaal van comparitie van partijen.
Partijen hebben vervolgens vonnis gevraagd.
De enkelvoudige kamer van de rechtbank heeft de zaak verwezen naar de meervoudige kamer.
2. De vaststaande feiten
2.1. Wilnis maakt deel uit van de gemeente De Ronde Venen. Eneco is eigenares en exploitant van het gas- en electriciteitsnet in Wilnis. Eneco was voorheen geheten N.V. Regionale Energie Maatschappij Utrecht (hierna: Remu). Zij is - ten gevolge van een afsplitsing in 2000 - rechtsopvolgster onder algemene titel van Gasbedrijf Centraal Nederland N.V. (hierna: GCN).
2.2. Op 20 december 1989 hebben GCN en de gemeente een exploitatieovereenkomst gesloten, welke na de rechtsovergang onder algemene titel tussen Eneco en de gemeente is voortgezet. In artikel 5 van deze overeenkomst is bepaald:
“Artikel 5
Indien transport-, hoofd- of dienstleidingen van het GCN in de gemeente op verzoek of door toedoen van de gemeente moeten worden verlegd, zijn alle daaraan verbonden kosten voor rekening van de gemeente.”
2.3. Op 25 mei 1994 zijn Remu en de gemeente een zogenoemde “kabellegregeling” overeengekomen. In artikel 6 van deze overeenkomst is bepaald:
“6.1
Indien ten gevolge van werkzaamheden, uitgevoerd door of vanwege de gemeente, werken van Remu moeten worden verplaatst, zullen de kosten aan een zodanige verplaatsing verbonden, met inachtneming van het bepaalde in de volgende leden, voor rekening van de gemeente komen.
6.2
In afwijking van het gestelde in het vorige lid komen de kosten verbonden aan het verplaatsen van werken van Remu ten gevolge van riolerings- en/of reconstructiewerkzaamheden, uit te voeren door of vanwege de gemeente in het openbaar belang, voor 50 % voor rekening van de gemeente en voor 50 % voor rekening van Remu.”
2.4. In augustus 2003 heeft in Wilnis een dijkdoorbraak plaatsgevonden. Deze dijkdoorbraak heeft niet alleen ten gevolge gehad dat aan de lage kant van de dijk waterschade is ontstaan, ook is aan de hoge kant van de dijk het grondwaterpeil dusdanig gezakt dat de veengrond is gaan inklinken, waardoor in de aldaar gelegen wijk van Wilnis (hierna: de getroffen wijk) verzakkingen hebben plaatsgevonden.
2.5. De getroffen wijk wordt door de gemeente opgehoogd met EPS, een soort piepschuim. Het is niet verantwoord gas- en electriciteitsleidingen onder de EPS-fundatie te laten liggen. Verplaatsing van de gas- en electriciteitsnetten van Eneco is noodzakelijk.
2.6. Partijen hebben geen overeenstemming kunnen bereiken over de kostentoedeling van de verlegging van de gas- en elektriciteitsnetten. Om de voortgang van de werkzaamheden niet onnodig te vertragen heeft Eneco toegezegd mee te werken aan het verleggen van de netten. Daarbij heeft Eneco zich voorbehouden de kwestie aan de rechter voor te leggen en zijn voorts tussen partijen afspraken gemaakt over het betalen van een rentevergoeding, indien de gemeente enig bedrag aan Eneco verschuldigd zal blijken te zijn.
3. De vordering en het verweer
3.1. Eneco vordert dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
1) voor recht zal verklaren dat de exploitatieovereenkomst en de kabellegregeling in het onderhavige geval van toepassing zijn en dat de gemeente uit dien hoofde gehouden is om:
- de kosten die Eneco moet maken voor het verleggen van het gasnet ingevolge het bepaalde in artikel 5 van de exploitatieovereenkomst volledig aan Eneco te vergoeden;
- de kosten die Eneco moet maken voor het verleggen van het electriciteitsnet ingevolge het bepaalde in artikel 6.2 van de kabellegregeling voor 50 % aan Eneco te vergoeden;
2) de gemeente zal veroordelen in de kosten van deze procedure, met bepaling dat, indien niet binnen veertien dagen na dagtekening van het in dezen te wijzen vonnis aan de proceskostenveroordeling voldaan is, daarover tevens wettelijke rente verschuldigd zal zijn.
3.2. De gemeente heeft gemotiveerd verweer gevoerd tegen de vordering. De stellingen van partijen komen hierna, voor zover van belang, bij de beoordeling van de vordering aan de orde.
4. De beoordeling
4.1.Eneco heeft haar vordering gebaseerd op de stelling dat artikel 5 van de exploitatieovereenkomst en artikel 6.2. van de kabellegregeling in het onderhavige geval onverkort van toepassing zijn. Door te weigeren de kosten van het verleggen van de leidingen (voor 100 % bij de gasleidingen respectievelijk 50 % bij de elektriciteitsleidingen) te dragen, schiet de gemeente volgens Eneco tekort in de nakoming van deze overeenkomsten, althans handelt zij onrechtmatig jegens Eneco. Eneco stelt hiertoe dat zij haar gas- en elektriciteitsnetten zal moeten verplaatsen “op verzoek en/of door toedoen van de gemeente”, als bedoeld in de exploitatieovereenkomst, respectievelijk “door of vanwege de gemeente”, als bedoeld in artikel 6.2. van de kabellegregeling. Dat de werkzaamheden, als de gemeente stelt, een gevolg zijn van een calamiteit doet volgens Eneco niet ter zake, omdat de exploitatieovereenkomst noch de kabellegregeling rekening houden met de oorzaak van de verlegging. Volgens Eneco zijn in die overeenkomsten alle mogelijke omstandigheden verdisconteerd en is iedere discussie over de vraag wie het maatschappelijk risico draagt, bewust uitgesloten. Eneco stelt dat de beoordeling of ophoging noodzakelijk was en of de keuze voor het materiaal EPS nodig was, aan de gemeente is, waarna de gemeente op grond van de exploitatieovereenkomst en de kabellegregeling (hierna tezamen ook: de overeenkomsten) de kosten moet vergoeden. Voorts stelt Eneco dat de verlegging niet het gevolg is van een calamiteit, maar van de wens van de gemeente het gebied op te hogen. Voor de leidingen van Eneco heeft, na reparatie van de directe problemen, de verzakking geen structureel probleem opgeleverd.
4.2. De gemeente heeft als primair verweer gevoerd dat de overeenkomsten in de onderhavige situatie niet van toepassing zijn. Zij wijst erop dat de overeenkomsten tot stand zijn gekomen in een tijd toen de gas- en elektriciteitsnetten nog werden beheerd door openbare nutsbedrijven, waarvan de gemeente mede-eigenaar was, zodat de kostentoedeling vestzak-broekzak was. Met de overeenkomsten werd voorzien in situaties waarin de openbare nutsbedrijven kabels en leidingen zouden moeten verleggen op verzoek of door toedoen van de gemeente, bijvoorbeeld wanneer laatstgenoemde beslist een bepaald gebied te herinrichten en de kabels en leidingen ten gevolge daarvan dienen te worden verlegd. De gemeente heeft de bepalingen bij het sluiten van de overeenkomsten aldus begrepen en mogen begrijpen. Het gaat niet aan dat de gemeente het risico zou moeten afdekken van een private onderneming met een winstoogmerk, die bovendien om niet haar kabels en leidingen in de grond van de gemeente heeft liggen. Met de eng-grammaticale uitleg die Eneco aan de bepalingen wil geven miskent zij volgens de gemeente dat niet in calamiteiten, zoals hier aan de orde, is voorzien. Het gaat hier niet om een keuze van de gemeente om de grond te verhogen, maar om een noodzakelijke operatie, teneinde een onhoudbaar gevaarlijke situatie op te heffen en de grond aan de hoge kant van de dijk weer op het niveau van voor de ramp terug te brengen. De ophoging en de verlegging vinden derhalve niet plaats ‘vanwege de gemeente’, maar zijn een noodzakelijk gevolg van de calamiteit.
Subsidiair heeft de gemeente aangevoerd dat de kostenregelingen in de overeenkomsten in het onderhavige geval niet mogen worden toegepast, op grond van onvoorziene omstandigheden, dan wel op grond van de derogerende werking van de redelijkheid en billijkheid. Meer subsidiair dient de vordering te worden afgewezen omdat de steun van de gemeente op grond van artikel 87 lid 1 EG-verdrag is verboden. Uiterst subsidiair stelt de gemeente dat de vordering van Eneco dient te worden beperkt tot de in redelijkheid gemaakte kosten.
4.3. De rechtbank stelt allereerst vast dat niet in discussie is dat de exploitatieovereenkomst en de kabellegregeling rechtsgeldige overeenkomsten zijn en dat deze thans tussen partijen gelden. Voorts overweegt de rechtbank dat partijen ter comparitie hebben laten weten dat zij met deze procedure vooral beogen antwoord te krijgen op de vraag of de werkzaamheden, gemoeid met het verleggen van de leidingen (hierna: de werkzaamheden) al dan niet onder de overeenkomsten vallen. De kern van het geschil wordt gevormd door de bedoeling van de overeenkomsten, met andere woorden door het primaire verweer van de gemeente.
4.4. Bij de beoordeling van het primaire verweer stelt de rechtbank voorop dat de tekst van de onder 2.2. en 2.3. geciteerde artikelen ongeclausuleerd zijn geformuleerd, terwijl in de overeenkomsten ook overigens geen uitzondering is gemaakt voor calamiteiten of andere bijzondere situaties. Het verleggen van de leidingen van Eneco vindt plaats als gevolg van de ophogingswerkzaamheden in de getroffen wijk, welke werkzaamheden door, dan wel in opdracht van de gemeente worden verricht. In beginsel moet het verleggen van de leidingen dan ook worden aangemerkt als werkzaamheden “door toedoen van de gemeente” respectievelijk “door of vanwege de gemeente” als bedoeld in de overeenkomsten, ook wanneer juist is de stelling van de gemeente dat geen sprake was van een vrije keus van de gemeente maar van een noodzaak als gevolg van een calamiteit. De oorzaak van het handelen van de gemeente valt buiten de reikwijdte van de bepalingen. Het betoog van de gemeente dat de regeling terzake de kostentoedeling voor het verleggen van het netwerk is opgesteld vanuit de gedachte dat het een vestzak-broekzak-kwestie was en dat zij niet het risico kan dragen voor een private onderneming, doet hier naar het oordeel van de rechtbank niet aan af. Immers, het had op de weg van de gemeente - en de overige voormalige eigenaren van de openbare nutsbedrijven - gelegen om, als professionele contractspartij, de lopende overeenkomsten te betrekken in de onderhandelingen omtrent de verkoop van die nutsbedrijven en deze, waar nodig, te doen aanpassen aan de gewijzigde verhoudingen. Dat zij dat kennelijk heeft nagelaten is een omstandigheden die voor rekening en risico van de gemeente behoort te blijven.
4.5. Het voorgaande geldt naar het oordeel van de rechtbank echter niet wanneer en in zoverre als Eneco door de verzakking in de getroffen wijk reeds zelfstandig genoodzaakt was om, in verband met de veiligheid, deugdelijkheid en constructie van de leidingen en kabels, maatregelen met betrekking tot die leidingen en kabels te nemen, anders dan de reparatie van de directe problemen na de verzakking. Die maatregelen moeten dan immers worden aangemerkt als werkzaamheden die het gevolg zijn van de verzakkingen als zodanig en niet van de ophoging van de grond door de gemeente, al dan niet met EPS.
De rechtbank heeft, alvorens nader te kunnen beslissen, op dat punt behoefte aan deskundige voorlichting.
4.6. Alvorens een of meerdere deskundigen te benoemen, zal de rechtbank partijen in de gelegenheid stellen zich bij akte uit te laten over het aantal te benoemen deskundigen en over zijn of hun deskundige hoedanigheid. Ook kunnen partijen personen voorstellen, doch uitsluitend indien over die personen overeenstemming bestaat. Voorts kunnen partijen zich uitlaten over de aan de deskundige(n) te stellen vragen. De rechtbank is voornemens de deskundige(n) in ieder geval de volgende vragen voor te leggen:
a) Was Eneco door de verzakking in de getroffen wijk genoodzaakt om, in verband met de veiligheid, deugdelijkheid en constructie van de leidingen en kabels, maatregelen met betrekking tot die leidingen en kabels te nemen, anders dan de reparatie van de directe problemen na de verzakking? Zo ja, welke?
b) Was, na de reparatie van de directe problemen na de verzakking, als gevolg van de verzakking verlegging van de netwerken noodzakelijk?
c) Is voor de beantwoording van de vorige vraag de keuze voor ophoging van de getroffen wijk met het materiaal EPS van belang?
d) Zijn er overigens nog punten die u van belang acht?
4.7. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan, waaronder de beoordeling van de subsidiair en meer subsidiair gevoerde verweren.
5. Beslissing
De rechtbank:
5.1. verwijst de zaak naar de rolzitting van 10 augustus 2005 voor het nemen van een akte door ieder van partijen als bedoeld in rechtsoverweging 4.6.;
5.2. houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mrs. H.J. Schepen, W.C. Haasnoot en A.R. Creutzberg en is in het openbaar uitgesproken op woensdag 27 juli 2005.
w.g. griffier w.g. rechter