RECHTBANK UTRECHT
sector bestuursrecht
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Utrecht op het verzoek om een voorlopige voorziening in het geding tussen:
[verzoeker], wonende te [woonplaats], verzoeker,
de burgemeester van de gemeente De Bilt, verweerder.
1.1 Het verzoek om een voorlopige voorziening heeft betrekking op het besluit van verweerder van 25 mei 2005 waarbij aan Dogtroep op grond van de APV van de gemeente De Bilt een vergunning en ontheffing is verleend voor een theatrale installatie op Fort Ruigenhoek te Groenekan voor 28 mei 2005, 3, 4,10, 11, 12, 17, 18 en 19 juni 2005 van 13.00 tot 17.00 uur.
1.2 Het verzoek is op 8 juni 2005 ter zitting behandeld, waar verzoeker in persoon is verschenen, bijgestaan door
mr. J-L.L.S.M. Verbunt, werkzaam bij SRK Rechtsbijstand. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. drs. F.F.F.M. Faes, werkzaam bij de gemeente De Bilt. Namens vergunninghouder Dogtroep zijn ter zitting verschenen
[belanghebbende]
2.1 Ingevolge artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2.2 Voor zover deze toetsing meebrengt dat een oordeel wordt gegeven over het geschil in de bodemprocedure, heeft dit oordeel een voorlopig karakter en bindt dit de rechtbank niet bij haar beslissing in die procedure.
2.3 Bij aanvraag van 19 april 2005 heeft vergunninghouder een verzoek ingediend voor het houden van een zogenoemde theatrale installatie op fort Ruigenhoek, dat eigendom is van Staatsbosbeheer. Het gaat betreft een installatie ten behoeve van de voorstelling “Tulpen uit Kabul”, waarbij asielzoekers een beperkt aantal mensen (maximaal 15) elk kwartier rondleiden langs een bepaalde route met installaties, die door vergunninghouder binnen in het fort zijn opgebouwd.
Verzoeker woont tegenover (de loopbrug van) fort Ruigenhoek.
2.4 Ingevolge artikel 2.2.2 van de APV van de gemeente De Bilt (hierna: de APV) is het verboden zonder vergunning van de burgemeester een evenement te organiseren.
In het tweede lid van dit artikel is onder meer het volgende bepaald:
De burgemeester kan bij de beoordeling van een aanvraag om een vergunning onder meer de volgende belangen in aanmerking nemen:
c. of de aard van het evenement zicht verdraagt met het karakter of de bestemming van de gevraagde locatie;
g. het gevaar voor verontreiniging, aantasting van het uiterlijk aanzien van de stad, beschadiging van de groenvoorziening of van voorzieningen voor het openbare nut;
h. of de organisator voldoende waarborgen biedt of kan bieden voor een goed verloop van het evenement, gelet op de eerder vermelde belangen.
2.5 Allereerst stelt de voorzieningenrechter vast dat verzoeker uitsluitend bezwaar heeft ingediend tegen het verstrekken van de evenementenvergunning en niet tegen de verleende ontheffing voor het veroorzaken van geluidhinder. Daarbij heeft verzoeker zijn bezwaren gericht op de hiervoor genoemde bepalingen van de APV.
Overigens is een deel van de voorstellingen reeds achter de rug, en gaat het thans nog om de twee eerstvolgende weekenden. De voorbereidende werkzaamheden waren op 3 juni j.l. afgerond en vergunninghouder komt thans alleen nog vlak voor de aanvang van de activiteiten naar het fort.
2.6 Ten aanzien van het betreffende toetsingskader merkt de voorzieningenrechter op dat artikel 2.2.2, tweede lid, van de APV verweerder een beleidsruimte laten om de genoemde belangen af te wegen zodat geen sprake is van dwingende weigeringsgronden.
2.7 Verzoeker heeft onder meer gesteld dat de activiteiten waarvoor vergunning is verleend in strijd zijn met de (natuur)bestemming van het fort dat als rijksmonument is aangewezen.
Verweerder heeft er op gewezen dat sprake is van een evenement met een zeer kleinschalig karakter, hetgeen nog benadrukt wordt door het feit dat kaartjes uitsluitend via voorverkoop worden verkocht en slechts voor een bepaald tijdsbestek van maximaal 15 minuten geldig zijn waardoor geen massale toeloop van bezoekers is te verwachten. Tevens vinden de activiteiten uitsluitend binnen in het fort plaats en worden de voorstellingen op een beperkt aantal dagen uitsluitend in de middaguren gegeven.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is gelet op het kleinschalige karakter en de beperktheid in tijdsduur geen sprake van een zodanige inbreuk op het karakter en de bestemming van het fort dat verweerder om die reden de gevraagde evenementenvergunning had moeten weigeren met het oog op artikel 2.2.2, tweede lid, onder c, van de APV.
Voorts wordt geparkeerd op een verderop gelegen parkeerterrein en gaat het met name om een beperkte toename ten opzichte van ‘normale’ dagen van het aantal personen dat bij het fort (overdag) aan komt wandelen over de openbare weg. Ook een door verzoeker ter zitting genoemd “geel tentje”, een (tijdelijke) opstelling van ongeveer 1½ x 1½ meter ten behoeve van het controleren van de kaartjes, levert naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet een van betekenis zijnde inbreuk op. Voorts is uit de stukken en het gestelde ter zitting gebleken dat het gaat om voorstellingen waarbij de intieme en verstilde sfeer voorop moet staan, zodat ook daardoor eerder wordt aangesloten bij de rust van de natuur ter plaatse, dan dat het de bedoeling is hierop een inbreuk te maken.
Overigens is niet gebleken dat er een bezwaarschrift van verzoeker met betrekking tot de handhaving van het bestemmingsplan bij verweerder aanhangig is.
2.8 Voorts is de voorzieningenrechter niet gebleken van de door verzoeker gestelde concrete (dreigende) schade aan flora en fauna. Daarbij merkt de voorzieningenrechter op dat vergunninghouder ter voorkoming van mogelijke schade op dit punt afspraken heeft gemaakt met eigenaar Staatsbosbeheer, die zelf een aanmerkelijke deskundigheid met betrekking tot de flora en fauna heeft. De activiteiten vinden binnen in het fort plaats, en bezoekers komen uitsluitend op het verharde terrein voor het fort. Het betreden van het groen is uitdrukkelijk niet toegestaan. Verzoeker heeft zijn stelling ook niet nader onderbouwd. Zo is niet met objectieve gegevens geconcretiseerd welke beschermde diersoorten ter plaatse aanwezig zouden zijn.
2.9 Wat betreft de waarborgen vanuit de organisatie (van vergunninghouder) voor een goed verloop van het evenement is de voorzieningenrechter evenmin gebleken van beletselen voor het kunnen verlenen van de vergunning. Daarbij wijst de voorzieningenrechter op de door verweerder gehouden controle op 5 juni 2005, waarvan een verslag bij de stukken zit, waarbij het rustige verloop van het evenement is bevestigd. Overigens is door partijen, waaronder verzoeker zelf, de professionaliteit van vergunninghouder bij het organiseren van evenementen onderstreept.
2.10 Evenmin is gebleken dat het bestreden besluit voor verzoeker zodanig onevenredig belastend zou zijn, dat om die reden een voorlopige voorziening getroffen zou moeten worden. Zoals door verzoeker ter zitting is gesteld ondervindt hij geen overlast van de activiteiten als zodanig, maar wel door het feit dat meer mensen langs zijn huis lopen dan op andere dagen het geval is. Gelet op het beperkte aantal bezoekers kan niet worden geoordeeld dat dit onevenredig is. Voorts is er aan de zijde van de vergunninghouder een groot belang bij het doorgaan van de betreffende voorstellingen, waarvoor bijvoorbeeld al kaartjes zijn verkocht.
Ten overvloede merkt de voorzieningenrechter nog op dat, mede gelet op het gestelde ter zitting en de door verzoeker geschetste voorgeschiedenis met veel ingrijpender activiteiten het niet onbegrijpelijk is te achten dat verzoeker zichzelf wil beschermen tegen gebeurtenissen op het fort die hem overlast zouden kunnen berokkenen. De omstandigheid dat dit evenement voor verzoeker de spreekwoordelijke druppel is die de emmer heeft doen overlopen, laat echter onverlet dat verweerder dit evenement op zijn eigen merites diende te beoordelen. Dit doet er overigens niet aan af dat het de voorzieningenrechter gewenst voorkomt dat verweerder met omwonenden en de eigenaar in overleg treedt over een beleidslijn ten aanzien van mogelijke activiteiten in de toekomst.
2.11 Gelet op het voorgaande bestaat geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening. Voor een veroordeling van verweerder in de proceskosten van verzoeker zijn derhalve ook geen termen aanwezig.
2.12 Beslist wordt als volgt.
wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Aldus vastgesteld door mr. T. Dompeling, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken op 9 juni 2005.
De griffier: De voorzieningenrechter:
mr. E.M. Tol mr. T. Dompeling
Afschrift verzonden aan partijen op: